|
ames
rolde het tapijt uit en sprong erop. Hij trok het aan de twee
hoeken voor hem naar achteren en onmiddellijk steeg het enkele
meters de lucht in. Beneden hem zag hij de drie mannen hem
nakijken. James zag dat een van hen de marktkoopman vastpakte.
‘Stelletje imitatiegangsters’, zei hij tegen zichzelf. Hij greep
de twee hoeken stevig vast en zette zich schrap voor een
duikvlucht. Terwijl hij razendsnel over de markt vloog zag hij
in de hoek een steegje.
‘Wellicht niet onverstandig als ik daarheen steeg’, zei hij
tegen zichzelf.
Toen hij omkeek zag hij dat de drie mannen elk een tapijt hadden
bemachtigd en in zijn richting vlogen. James trok de hoeken van
het tapijt nog maar wat harder aan en vloog razendsnel in de
richting van het nauwe steegje.
De drie kwamen echter snel dichterbij. Met nog een ruk aan de
rechterhoek vloog James de straat in. Van alle straten in Fata
Medina had hij juist weer de smalste uitgekozen. De gebouwen
hingen er praktisch tegen elkaar aan en er was een ware
hindernisbaan van waslijnen en rieten overkappingen die zijn weg
barricadeerden. Terwijl hij zijn best deed om niets te raken zag
hij achter zich dat de mannen weliswaar met moeite alles
ontweken, maar nog steeds sneller dan hij waren.
Toen James een zijweg zag vloog hij die onmiddellijk in. Hij
draaide zijn tapijt, stopte het tegen de linkermuur en nam zijn
zonnewijzer met uitschietende pijl uit zijn binnenzak. Hij
schoot het pijltje in de muur aan de overkant van de weg en
spande de Sheherezijdedraad. De zonnewijzer bond hij vast aan
een houten balk op de muur naast hem. Zo kon de draad als
‘struikeldraad’ fungeren. James trok de twee hoeken van het
tapijt weer bij elkaar en vervolgde zijn vlucht. Achter zich zag
hij de drie de hoek om komen. Twee van hen vlogen veel te laag.
De derde echter vloog recht tegen de draad aan, die enigszins
meeboog, zich leek te beseffen dat dit veel te strak was en de
man met tapijt en al terug naar achteren katapulteerde.
James zag dat de twee anderen iets tegen elkaar zeiden. Een van
hen maakte een duikvlucht naar beneden. Zijn tapijt was
duidelijk een stuk sneller dan dat van James zelf. De andere, de
man met de baard, bleef een stuk achter James vliegen. James zag
dat de ene razendsnel onder hem door ging en een eindje voor hem
weer omhoog kwam. De vele versperringen in het steegje
belemmerden zijn zicht. Even later dook de man een eindje voor
hem ineens weer op. Achter James zat nog steeds de man met de
baard. Toen hij omkeek lachte de man hard. James nam het doosje
met slaappoeder uit zijn zak en opende het. Hij moest zijn hand
ervoor houden om te voorkomen dat het in zijn eigen richting
waaide. De man voor hem was gestopt en leek al klaar om hem te
ontvangen. James rukte hard met zijn linkerhand aan het tapijt.
Het tapijt vloog steil omhoog. Terwijl hij rakelings over de man
scheerde, die verwoede pogingen deed om zijn tapijt vast te
pakken, blies hij zo hard hij kon in zijn doosje met slaappoeder.
Vrijwel onmiddellijk viel de man buiten bewustzijn in de diepten
van de straat beneden hem.
De man met de baard
zat nu nog als enige achter James aan. James nam de paarse
tulband van zijn hoofd. ‘Ik zal voorzichtig zijn, Quauar’, zei
hij.
Hij ontrolde de tulband en legde hem klaar op het tapijt. Weer
ging hij een hoek om. De straat werd nog wat nauwer, maar James
zag aan het einde ervan het plein met de markt weer naderen. Hij
trok de hoeken van zijn tapijt nog wat strakker aan. Het tapijt
begon te trillen. James scheerde rakelings langs een aantal
waslijnen af en bereikte het einde van het steegje. De man met
de baard was wat verder achter hem geraakt. Het was hier niet zo
druk en James zag een open plek waar hij kon landen. Hij duwde
het tapijt met al zijn kracht naar beneden en landde in de
schoot van moeder aarde. Hij sprong er vanaf en pakte zijn
tulband. De man met de baard naderde in de verte en maakte zich
eveneens klaar om te landen. James slingerde de tulband boven
zijn hoofd en toen de man met de baard vlakbij was liet hij hem
los. De tulband vloog naar de man die nog probeerde zijn tapijt
om probeerde te draaien. Maar de tulband was sneller dan zijn
tapijt en wikkelde zich om hem heen. De man kon zijn tapijt niet
meer in bedwang houden en viel er vanaf. Met een harde smak viel
hij vlak voor James op de grond. Het tapijt vloog door en
verdween in de verte.
Terwijl de menigte zich om hen verzamelde liep James naar hem
toe en pakte hem beet.
‘Vertel, wie heeft jou gestuurd!’.
‘Nooit… ik neem het liever AUW… mee in mijn graf!’, kreunde de
man.
‘Ben je van de Orde van de Rode Tulband?’, vroeg James.
‘Ik ken geen Orde… van een Rode… Tulband’, zei de man. ‘Maar de
Orde… zal je wel te pakken… krijgen voor… aaaaargh…’.
‘Altijd hetzelfde met die handlangers. Als het interessant wordt
bezwijken ze’, zei James tegen de omstanders. Een aantal van hen
knikte instemmend.
Hij ontrolde de tulband, maar die was tijdens het vallen van de
man in twee stukken gescheurd. ‘Sorry, Quauar’, zei James tegen
zichzelf.
Met het tapijt opgerold onder zijn arm kwam James terug bij de
kraam van Kerim Bey.
‘En?’, vroeg de marktkoopman, ‘Was alles naar wens?’.
‘Het tapijt is prima,’ zei James, ‘Alleen bevalt de kleur me
helaas niet zo’.
‘Een andere kleur dan?’, opperde de marktkoopman.
‘Nee bedankt,’ antwoordde James met een flauwe glimlach, ‘Ik ga
in het vervolg denk ik maar weer te voet’.
‘Ben je dan echt
helemaal níets te weten gekomen bij de Pasja, 007?’, vroeg
Miraculus.
James nam een zitkussen en schoof aan bij het bureau van de
tovenaar. ‘Het is allemaal nogal verwarrend, mijnheer’.
‘Wat bedoel je daarmee?’, vroeg Miraculus, ‘Hoe kan iets nu
verwarrend zijn voor iemand met jouw intellect? Iemand die
altijd alles beter weet dan zelfs ik?’.
‘Mijn vermoeden is dat het iemand van binnenuit is geweest,’ging
James verder. ‘In het paleis ben ik echter niet bijzonder veel
wijzer geworden. Iedereen was behulpzaam, maar niemand kon me
verder helpen.’
‘Nog speciale dingen die je opvielen?’, vroeg Miraculus.
‘Nou, ze had wel een mooi lijntje en ze zag er goed uit’, zei
James, ‘Maar volgens mij was niet al te schrander.’
‘Ach, 007’, zei Miraculus geërgerd, ‘hou die seksistische praat
toch alsjeblieft eens een keer voor je. De zaak, ik had het over
de zaak.’
‘Ik weet dat het wat voorbarig klinkt’, ging James verder, ‘Maar
ik heb Kamal Khan hoog op mijn verdachtenlijstje staan. Hij leek
er niet echt op gebrand te zijn mij te helpen en ik had het idee
dat hij dingen voor me achterhield.’
‘Ben je soms helemaal gek geworden?’, vroeg Miraculus ontzet,
‘Kamal Khan heeft een smetteloze reputatie. De Pasja vertrouwt
hem meer dan hij zichzelf vertrouwt. Je zal met iets
beters moeten komen, 007.’
‘U vroeg mij om een mening’, zei James, ‘En ik gaf er een. Heeft
u nog nieuws?’
‘Zeer zeker’, zei Miraculus, ‘Vanochtend werd op de markt het
lichaam van tandentrekker Gholad Fingrem gevonden. Vermoedelijk
is hij gisteravond gedood.’
‘En wat heeft dat met mij te maken?’, vroeg James.
‘Als jij me nou eens niet zou onderbreken’, zuchtte Miraculus,
‘Dan zou ik mijn verhaal voor een keer eens kunnen afmaken.
Gholad Fingrem is gestorven aan een schorpioenensteek in zijn
nek.’
|