|
ij
bent toch zo’n sterke vrouw?’, zei James, ‘Kon je de situatie
soms niet alleen aan?’.
‘Jawel hoor, maar wat meer helpende handen waren wel welkom’,
zei Soli Taire. ‘In ieder geval, ik ging drinken in deze plas,
toen er ineens een draaikolk in ontstond, die gevolgd werd door
een hoop luchtbellen. Omdat jullie toen nog niet wakker waren
ben ik het water ingedoken om de boel te verkennen.’
‘Er gebeuren vreemde dingen hier’, zei James, ‘Dat konvooi dat
we volgden is ook al zomaar in de lucht opgelost.’
‘We waren wel op het juiste spoor’, zei Soli Taire, ‘Wat er
precies gebeurd is weet ik echter niet. Het konvooi is in ieder
geval niet in de lucht opgelost. Fata Morgana’s van die Orde
komen niet voor.’
‘Dus jij denkt dat ze toch op een of andere manier door die
rotswand naar binnen zijn gegaan ofzo?’, vroeg Siddel.
‘Een ingang zou ik zeker gezien of gevoeld hebben’, zei James.
‘En ik heb echt goed gevoeld’.
‘Ik ook’, zei Soli Taire. ‘Het is allemaal erg vreemd.’
‘Misschien is de ingang ook niet zichtbaar’, zei Siddel. ‘De
kloof zag er niet erg natuurlijk uit. Wie weet hoe ze de
rotswanden van de Femlingbergen nog verder bewerkt hebben.’
‘We zullen eens gaan kijken’, zei James. ‘Als we boven de kloof
op de uitkijk gaan liggen, dan zal de oplossing zich
waarschijnlijk zelf wel aandienen.’
Zo gezegd, zo gedaan. James en Siddel fristen zich nog wat op in
het heldere bronwater van de oaseplas en gedrieën gingen ze
terug naar de kloof waar zij de avond daarvoor waren gebleven.
De kamelen lieten ze in de oase achter. James nam het
Verdwijnend Tapijt™ wel met zich mee. Je kon nooit weten, het
kon altijd van pas komen. De drie beklommen de bergen en vonden
boven aan de kloof een mooi plekje. Omdat het nog ochtend was
scheen de zon nog niet fel, maar hier zouden ze ’s middags goed
uit de zon zitten en tegelijkertijd in staat zijn om ongezien de
doodlopende kloof te bespieden. James keek toen ze gingen zitten
even op zijn zonnewijzer en zag dat het half negen was. Hij keek
naar Soli Taire en schaamde zich ervoor dat hij zich zo in haar
vergist had. De hele opzet van de dommige en welwillende
haremdame was enkel komedie geweest om hem om de Babylonische
tuinen te leiden. In werkelijkheid had deze dame deksels goed
geweten waarmee zij bezig was geweest om waarschijnlijk op die
manier zoveel mogelijk van hem te weten te komen. Maar ondanks
dat alles vond James haar nog steeds erg aantrekkelijk. Dat ze
hem haar ware gezicht had getoond en dat ze had laten zien pit
te hebben had haar eigenlijk alleen maar aantrekkelijker gemaakt.
Omdat het risico nog altijd aanwezig was dat iemand hen hier zou
zien hadden ze afgesproken zo weinig mogelijk te zeggen en
gewoon af te wachten wat er gebeuren ging. Zonder gesprekken
duurde de tijd in de schaduwen van de Femlingbergen lang.
Daarnaast leek elk spoor van activiteit uit te blijven. James
begon steeds meer de hoop op te geven dat er hier ooit nog iets
zou gebeuren. De vijand had hen lelijk te pakken. Waarschijnlijk
zaten ze hier hun tijd te verdoen, terwijl elders in alle rust
goede zaken gedaan werden. Dat hele konvooi was misschien wel
een grote afleidingsmanoeuvre geweest om de drie zover mogelijk
weg te krijgen van de plaats waar de echte actie plaatsvond.
James keek weer op zijn zonnewijzer. Kwart over negen. Het werd
steeds warmer en hij voelde daardoor steeds beter hoe moe hij
was. Hij keek naar Siddel en zag dat die al ingedut was. Ook
Soli Taire leek er veel moeite mee te hebben. James deed zijn
best om wakker te blijven. Hij moest wakker blijven. Hij moest…
James voelde de zon op zijn gezicht branden. Hij ging verzitten
en keek naar Siddel en Soli Taire. Beiden lagen ze te slapen.
James keek in de kloof. Niemand. Uit routine keek hij op zijn
zonnewijzer. Een schok ging door zijn lichaam. Het was half elf.
Hij was in slaap gevallen! Hoewel hij niemand zag, hoorde hij
wel een zacht geklak dat langzaam dichterbij kwam. James schudde
Siddel en Soli Taire zachtjes wakker en bracht zijn vinger naar
zijn mond, ten teken dat zij stil moesten zijn.
Er kwam een kameel de hoek om met daarop een man met een rode
tulband. De tulband was ook om zijn gezicht gewikkeld. De man
reed naar het eind van de kloof en kwam recht voor de rotswand
tot stilstand. James kroop een stukje naar voren om te luisteren.
Luid riep de man:
‘SESAM, OPEN U!’
James, Siddel en
Soli Taire voelden dat de berg begon te trillen. Terwijl ze zich
goed vasthielden zagen ze hoe het doodlopende eind van de kloof
zich in tweeën leek te splitsen. Er ontstond een opening in de
rotswand, die toegang verschafte naar een achtergelegen grot. De
man op zijn kameel reed door die opening naar binnen en James
hoorde galmend vanuit de grot
‘SESAM, SLUIT U
NU!’
Met een hard
gedonder en gekraak, alsof de berg er geen zin meer in had,
sloot de rotswand zich weer. Toen de twee helften weer bij
elkaar waren gekomen, was van het hele tafereel dat zich hier
zojuist had afgespeeld niets meer te zien.
‘Alle hassewassen nog aan toe!’, fluisterde Soli Taire, ‘Weten
jullie wat dit betekent?’.
‘Dat de spreuk niet werkt met Maanzaad?’, fluisterde Siddel.
‘Erg grappig’, zei Soli Taire, ‘De Orde van de Rode Tulband
houdt zich schuil ín de bergen zelf’.
‘En nu?’, vroeg Siddel zacht.
‘Het lijkt me het beste dat jullie terug gaan naar Fata Medina’,
zei James. ‘Waarschuw Miraculus en zorg dat je zoveel mogelijk
wachters met je meekrijgt. Ik ga dan op verkenning uit.’
‘Ho ho eens even?’, zei Soli Taire, ‘Jullie? Ik ga met jóu mee,
James Bond. Ik werk niet voor jou, dus ik laat me door jou niet
commanderen.’
‘Ssst, ben toch alsjeblieft wat stil’, zei James, ‘Dadelijk
verpest je het nog’.
‘Precies de reden waarom het me verstandiger lijkt dat ik met
jou meega’, zei Soli Taire boos. ‘Voordat jij alles verpest. Ik
heb gisteravond wel weer gezien hoe voorzichtig je bent.’
James zuchtte. ‘Siddel, kun jij terug gaan? We kunnen de hulp
van de Pasja wel gebruiken, ben ik bang.’
Siddel knikte: ‘Komt in Orde’.
Onder zijn arm droeg hij het onzichtbare Verdwijnend Tapijt™.
Het viel James op hoe licht het tapijt eigenlijk wel niet was.
Quauar was een waar genie als het aankwam op het maken van
handigheden, die hem toch altijd weer altijd goed van pas kwamen.
Terwijl ze naar de verborgen ingang liepen keek James goed om
zich heen. Vanuit de donkere spelonken van de Femlingbergen
boven hen kon immers van alles toekijken.
‘We moeten goed oppassen’, benadrukte hij tegen Soli Taire, ‘Dat
we niet ontdekt worden. Als we dicht bij elkaar in de buurt
blijven zal ons waarschijnlijk minder snel iets gebeuren.’
Soli Taire knikte. ‘Dat klopt, James, maar wat wil je gaan doen
als ze ons toch ontdekken?’
‘Weet ik veel’, zei James, ‘Ik verzin dit ook maar terwijl ik
verder ga.’
|