Espionage
Het Fata Medina Complot

 

 
Pagina 5 van 19

ga direct naar:
 

1     2     3    4     5

6     7    8    9    10

11  12   13  14  15

16  17   18  19

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

et paleis van de Pasja was niet alleen het grootste gebouw van Fata Medina, het was ook het allergrootste bouwwerk in de wijde omtrek. De koepelvormige torens strekten zich ver uit aan beide kanten van de ingang en de ingang zelf werd gemarkeerd door een grote toren. Het was allang niet meer de eerste keer dat James hier kwam, maar toch verwonderde hij zich telkens weer over de weelde en de grootsheid die in dit paleis waren verwerkt. Hij begroette de wachters bij de ingang en vervolgde zijn weg door de grote hal die daarachter lag. Deze hal strekte zich uit tot ver naar achteren en had aan weerskanten een zuilengalerij. In deze galerij stonden nog veel meer wachters dan bij de ingang. Zij zagen erop toe dat niemand zomaar de vertrekken die grensden aan de entreehal kon betreden. De Pasja was immers nogal gesteld op privacy. James liep de hal door, op weg naar de deur die gelegen was aan het uiteinde ervan. Hij was echter nog niet halverwege, of hij werd met een harde ‘HALT’ tot staan gebruld.
James draaide zich om en zag dat de raadsheer van de Pasja hem vanuit de zuilengalerij aan zijn rechterkant tegemoet kwam. Kamal Khan was een lange, kalende man die altijd bijzonder ernstig keek. Waar precies zijn plaats in deze hele hiërarchie was had James nooit kunnen ontdekken. Er waren al veel momenten geweest dat hij getwijfeld had aan zijn belangen. En James was niet de enige. Er waren door de Dienst al een aantal geheime onderzoeken verricht naar Kamal Khan, maar nooit had men wat tegen hem kunnen vinden.

‘Ik ben hierheen gestuurd door Miraculus’, zei James.
‘Daar ben ik al van op de hoogte gesteld, mijnheer Bond’, zei Kamal Khan, ‘U zult hier wachten totdat mevrouw Soli Taire u op komt halen, een haremdame die de Pasja goed kent. Zij zal u vervolgens naar de Pasja leiden. Daar krijgt u de gelegenheid tot het stellen van enkele vragen. Zoals u weet lijdt de Pasja aan oververmoeidheid. U zal stoppen wanneer hij het u vraagt. Heeft u dat goed begrepen?’.
‘Kristalhelder’, zei James. ‘En mag ik u dan ook een vraag stellen?’
‘Ga uw gang’, zei Kamal Khan,.
‘Hoe kan het dat iemand er in slaagt met een mes door te dringen tot in de slaapkamer van de Pasja, terwijl hier zo ontzettend veel bewaking is?’.
‘U vraagt… veel tegelijk, mijnheer Bond,’ zei Kamal Khan weifelend, ‘Het antwoord moet ik u echter schuldig blijven.’ Hij keek achter James. ‘Daar is mevrouw Soli Taire.’
De haremdame kwam in de verte aanlopen. Ze had een doorzichtig doekje voor haar mond en ze had haar lange zwarte haren in een staart naar achteren gestoken. Haar harempakje was gemaakt van een glimmende stof en bedekte haar bovenlijf en haar benen. Haar buik was ontbloot. Onder aan haar rok hingen kleine belletjes, die zachtjes klingelden.
‘Gered door de bel’, zei James Bond onverstaanbaar tegen Kamal Khan.
Terwijl ze aan kwam lopen stak ze haar hand uit naar James. ‘U bent het die voor de Pasja kwam? Mijnheer…’
James nam beleefd haar hand en keek recht in haar ogen. ‘Bond. James Bond.’
‘Ik ben Soli Taire’, zei de dame.
‘Daar komen we vast later nog op’, zei James.
‘Ik laat u weer alleen’, zei Kamal Khan. ‘Er is nog veel te doen’.
James keek hem na totdat hij de hal verliet en wendde zich toen weer tot Soli Taire.
‘Dus jij gaat mij hier alles laten zien?’, vroeg hij de haremdame beleefd, terwijl hij haar bij haar arm nam.
‘Maar natuurlijk, mijnheer Bond’, lachte ze, ‘Ik heb duidelijke instructies gekregen niets achter te houden’.
James bekeek haar een keer, en zei met een lach: ‘Als dat je instructies zijn, dan zullen we ze maar uitvoeren.’
‘Volgt u mij maar’, zei Soli Taire lachend.

De harem was gevuld met mensen. Het publiek kwam uit alle delen van de wereld. James keek goed rond of hij er iets verdachts zag, maar hij kon niets ongewoons zien. De Pasja had altijd een gevarieerd en kleurrijk gezelschap over de vloer, maar geen van allen bleven ze erg lang. In ieder geval nooit lang genoeg om een organisatie als de Orde van de Rode Tulband van de grond te krijgen. Alles wees er immers op dat die goed georganiseerd was.
De Pasja zat in een grote troon aan het uiteinde van de ruimte. Hij lag languit op zijn kussens en werd koel gehouden door twee kleine, zwarte bedienden, die met een lange stok met veren waaierden. Toen James dichterbij kwam gaapte de Pasja een keer.
‘Uw eminentie?’, vroeg Soli Taire terwijl ze met een naar de grond gekeerd gezicht naar de Pasja liep, ‘Dit is mijnheer Bond. Hij verricht een onderzoek naar wat er vannacht gebeurd is.’
‘Boehoe’, gaapte de Pasja, ‘Houdt u het kort, mijnheer Bond.’
‘Ik heb begrepen, mijnheer de Pasja, dat het mes ’s ochtends boven uw bed is aangetroffen. Het heeft er alle schijn van dat dit werk door iemand van binnenuit is gedaan.’ Kamal Khan betrad de harem via een zij-ingang en keek James indringend aan. ‘Iemand die u in het bijzonder even wilt noemen?’
‘Er is niemand die ik kan bedenken…’, zuchtte de Pasja, ‘Mag ik even gapen…?’.
‘Ja, gaapt u maar’, zei James.
Van achter de troon kwamen twee bedienden die de Pasja optilden en uitrekten. Hij schreeuwde hard toen de bedienden aan zijn lichaam trokken. James keek Soli Taire aan met een vragende blik.
‘WHOEAAAA, zo, dat lucht op’, zei de Pasja
‘Maar u zou dus niemand kunnen noemen?’, ging James Bond verder.
‘Neen, maar mijn raadsheer Kamal Khan kan u vast wel verder helpen. Nu kunt u vertrekken. Al die vragen maken mij moe.’
‘Alstublieft, mijnheer de Pasja, ik ben nog lang niet klaar, zou ik…’
‘U heeft zijne eminentie prima gehoord’, zei Kamal Khan. ‘Wilt u nu vertrekken? Het hoofd van de beveiliging, mijnheer Scara Mango zal u verder helpen.’
‘Vooruit dan maar’, zei James Bond behoedzaam.
Soli Taire begeleidde hem de harem uit.
‘Zou je me toevallig ook de slaapkamer van de Pasja kunnen laten zien?’, vroeg James haar, terwijl ze een lange gang in de westvleugel betraden.
‘Mijnheer Bond toch, wat bént u van plan?’, vroeg Soli Taire. Haar wangen liepen rood aan.
‘Voordat je me dat vroeg nog niets’, zei James. ‘Maar we kunnen altijd kijken wat we kunnen doen, niet?’.

Terug naar de vorige pagina    Verder naar de volgende pagina

 

 

tekst: Jorn van de Wetering © het WWCW 2003