Espionage
Het Fata Medina Complot

 

 
Pagina 3 van 19

ga direct naar:
 

1     2     3    4     5

6     7    8    9    10

11  12   13  14  15

16  17   18  19

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

en Naja Sputatrix’, zei Siddel, ‘Die kunnen lelijk spugen’.
James lachte, maar besefte zich weer dat de tent achter hen in brand stond. Hij trok aan de arm van Siddel Fadil en sleurde hem mee. ‘Volgens mij kunnen we hier beter snel weg gaan, voordat we onze vingers branden.’
Samen renden ze weg, maar ze hadden nog geen tien meter gerend, of achter hen klonk een gigantische knal. De markt lichtte helemaal op. De hitte die zich verspreidde was ondraaglijk.
‘LIGGEN!’, schreeuwde James en hij duwde hen beiden tegen de grond aan. James en Siddel keken om en zagen hoe een gigantische vuurzee de kraam van Timal Bimbal helemaal had opgeslokt.
‘Dit gebeurde nooit met die andere gast’, zei James Bond tegen Siddel.
 


 

Het Fata Medina-complot -|- Graphic: Friso Geerlings © Het WWCW 2003

ames Bond schraapte een keer voor hij het hoofdkantoor van de Dienst betrad. Het hoofdkantoor was gevestigd tegenover het paleis van de Pasja. Deze stelde het zeer op prijs de Dienst zo dicht mogelijk in zijn buurt te hebben voor het waarborgen van zijn veiligheid en het bewaken van zijn vele kostbare schatten. De Dienst werd voor haar… heu… diensten rijkelijk beloond door de Pasja.

Voor het kantoor van Miraculus, de baas van James, lag het kleine kantoortje van Mejuffrouw Peudargenti. Deze bevallige jongedame was de assistente van zijn baas. James vond het altijd leuk haar wat te plagen. Zijn uitstraling en zijn vlotte babbel zorgden er doorgaans voor dat hij vroeg of laat wel elke vrouw kon krijgen die hij wilde en dat was bij Mejuffrouw Peudargenti niet anders. Zij leek echter net zoveel te genieten van het slang- en muisspel.
James opende de deur naar haar kantoor, deed zijn tulband af en gooide die in een keer op de kapstok, die aan de andere kant van het vertrek stond. Mejuffrouw Peudargenti keek niet op toen ze vanaf haar werkplek vroeg:
‘Je bent laat, James. Waar heb je al die tijd toch uitgehangen?’.
‘O, ik kwam een marktverkoper tegen die nogal explosieve kortingen gaf’, antwoordde hij.
‘James toch,’ zei Peudargenti, ‘Wanneer ga je toch eens stoppen met die kinderachtige spelletjes en je tijd steken in iets veel waardevollers?’
‘Zoals een relatie met een lieve, eenzame dame?’, vroeg James, ‘Als jij nog iemand kent, ik sta open voor suggesties’.
‘Ach jij, pestkop’, lachte ze, ‘Ga maar gauw naar binnen, Miraculus verwacht je al’.
James lachte en liep verder. Achter een tapijt dat aan de muur hing bevond zich een deur die leidde naar de werkkamer van Miraculus. James opende de deur en liep naar binnen.

De werkkamer van Miraculus was allereigenaardigst. Midden in het vertrek stond een groot bureau waar de oude tovenaar aan zat. Daarachter stond een enorme kast met allerlei verschillende potjes en flesjes in alle soorten en maten. Daarin stonden drankjes in tientallen kleuren, zoals je dat alleen bij tovenaars ziet. Ook lagen in deze kast stapels, stapels en nog eens stapels perkamentrollen van de meest uiteenlopende formaten. Aan de rechterkant was een groot raam dat uitkeek op het grote paleis van de Pasja, dat lag aan de andere kant van een groot plein dat tussen de beide gebouwen lag. Door het raam kwamen een paar flauwe straaltjes zonlicht, die het vertrek nauwelijks belichtten. Het was nu het heetst van de dag en de zon stond pal boven het gebouw.
Miraculus keek evenmin op toen James zijn werkkamer betrad, maar bleef gefixeerd op de rol perkament die hij druk aan het bestuderen was.
‘Ga zitten, 007, ga zitten’, zei hij.
‘Is er een goede reden waarom ik persé zo snel moest komen?’, vroeg James.
‘Ik ben vrees van wel’, antwoordde Miraculus, ‘Zie je, we hebben een nogal flink probleem, ben ik bang’.
‘En wat mag dat probleem dan wel zijn?’, vroeg James.
Miraculus overhandigde James het stuk perkament.
‘Vanochtend vond de Pasja dit briefje, 007’. James keek ernaar. Op het perkament stond een vreemd logo.
‘De Pasja zal toch zeker wel vaker ongewone post krijgen?’, vroeg James.
‘Dat krijgt hij zeker’, zei Miraculus. Hij haalde een dolk uit een van zijn la’s en legde die op zijn bureaublad. ‘Maar meestal wordt ongewone post niet bevestigd aan een dolk en in het hout boven zijn bed gestoken. Is er toevallig nog iets dat je speciaal opvalt aan het briefje?’
ORT‘De cirkel is niet helemaal mooi rond’, zei James
‘Ach, laat die kinderachtige grappen toch een keer zitten, 007’, zei Miraculus nors. ‘De beginletters, let eens op de beginletters’. En als je nóg een hint nodig hebt, het zijn geen Arabische tekens.
’Westerse tekens.’, zei James, ‘Even kijken. R-O-T. Rot?’.
‘Ach kom, 007, hou een ander voor de gek, je weet best wat dit betekent’.
‘Eigenlijk niet’, zei James, ‘Spelling is nooit mijn sterkste kant geweest.
‘Kom op, 007’, zei Miraculus, nu zichtbaar geagiteerd, ‘Je denkt toch zeker niet dat ik je speciaal hierheen laat komen om drie letters uit een vreemd symbool te halen? We hebben het hier over de afkorting O-R-T. Deze afkorting staat voor een organisatie waarvan we het bestaan al enige tijd vermoedden. We hebben het hier over de Orde van de Rode Tulband. Een prokapitalistische organisatie die volgens onze bronnen al enige tijd in het geheim opereert. Van wat we horen willen ze in het openbaar gaan om terreur en verdeeldheid te gaan zaaien. Als jij je oren eens wat beter open had laten staan en je aandacht wat meer naar werk in plaats van vrouwen had laten gaan, dan had je er ongetwijfeld zelf al een hoop van gehoord.’
‘De Orde van de Rode Tulband’, mompelde James. ‘Nee, ik kan niet zeggen dat ik daar al zoveel van gehoord heb’. Als een donderslag schoot de tulband die hij op de markt had gezien zijn hoofd binnen. ‘Maar dat wil niet zeggen dat ik er niets van gezien heb.’

‘Kun je alsjeblieft wat duidelijker zijn, 007?’, vroeg Miraculus.
Nou, vanmorgen op de markt, toen ik Timal Bimbal dood aantrof, kon ik voor de ontploffing nog even snel de tent onderzoeken. Op de bovenkant van de tent heb ik toen een geschilderde Rode Tulband gezien. Siddel Fadil heeft hem ook gezien’.
‘Dat is bijzonder interessant, 007. Maar ik was toch al van plan je op deze zaak te zetten. Je wordt morgenvroeg verwacht in het paleis van de Pasja. En ik verwacht dat je dit tot op de bodem uitzoekt.’
‘Ik zal mijn best doen, Miraculus’, antwoordde James. Bij het bij zijn voornaam noemen zag James de tovenaar een keer diep zuchten. James stond op liep weer terug naar de deur. Miraculus ging weer verder met de studie van zijn perkament. Net voordat hij de deur wilde openen zei Miraculus nog op afwezige toon:
‘Oja, en 007, ook Quauar verwacht je nog. Hij had geloof ik weer wat noviteiten.’

Terug naar de vorige pagina    Verder naar de volgende pagina

 

 

tekst: Jorn van de Wetering © het WWCW 2003