|
en
Naja Sputatrix’, zei Siddel, ‘Die kunnen lelijk spugen’.
James lachte, maar besefte zich weer dat de tent achter hen in
brand stond. Hij trok aan de arm van Siddel Fadil en sleurde hem
mee. ‘Volgens mij kunnen we hier beter snel weg gaan, voordat we
onze vingers branden.’
Samen renden ze weg, maar ze hadden nog geen tien meter gerend,
of achter hen klonk een gigantische knal. De markt lichtte
helemaal op. De hitte die zich verspreidde was ondraaglijk.
‘LIGGEN!’, schreeuwde James en hij duwde hen beiden tegen de
grond aan. James en Siddel keken om en zagen hoe een gigantische
vuurzee de kraam van Timal Bimbal helemaal had opgeslokt.
‘Dit gebeurde nooit met die andere gast’, zei James Bond tegen
Siddel.
ames
Bond schraapte een keer voor hij het hoofdkantoor van de Dienst
betrad. Het hoofdkantoor was gevestigd tegenover het paleis van
de Pasja. Deze stelde het zeer op prijs de Dienst zo dicht
mogelijk in zijn buurt te hebben voor het waarborgen van zijn
veiligheid en het bewaken van zijn vele kostbare schatten. De
Dienst werd voor haar… heu… diensten rijkelijk beloond door de
Pasja.
Voor het kantoor van Miraculus, de baas van James, lag het
kleine kantoortje van Mejuffrouw Peudargenti. Deze bevallige
jongedame was de assistente van zijn baas. James vond het altijd
leuk haar wat te plagen. Zijn uitstraling en zijn vlotte babbel
zorgden er doorgaans voor dat hij vroeg of laat wel elke vrouw
kon krijgen die hij wilde en dat was bij Mejuffrouw Peudargenti
niet anders. Zij leek echter net zoveel te genieten van het
slang- en muisspel.
James opende de deur naar haar kantoor, deed zijn tulband af en
gooide die in een keer op de kapstok, die aan de andere kant van
het vertrek stond. Mejuffrouw Peudargenti keek niet op toen ze
vanaf haar werkplek vroeg:
‘Je bent laat, James. Waar heb je al die tijd toch uitgehangen?’.
‘O, ik kwam een marktverkoper tegen die nogal explosieve
kortingen gaf’, antwoordde hij.
‘James toch,’ zei Peudargenti, ‘Wanneer ga je toch eens stoppen
met die kinderachtige spelletjes en je tijd steken in iets veel
waardevollers?’
‘Zoals een relatie met een lieve, eenzame dame?’, vroeg James,
‘Als jij nog iemand kent, ik sta open voor suggesties’.
‘Ach jij, pestkop’, lachte ze, ‘Ga maar gauw naar binnen,
Miraculus verwacht je al’.
James lachte en liep verder. Achter een tapijt dat aan de muur
hing bevond zich een deur die leidde naar de werkkamer van
Miraculus. James opende de deur en liep naar binnen.
De werkkamer van
Miraculus was allereigenaardigst. Midden in het vertrek stond
een groot bureau waar de oude tovenaar aan zat. Daarachter stond
een enorme kast met allerlei verschillende potjes en flesjes in
alle soorten en maten. Daarin stonden drankjes in tientallen
kleuren, zoals je dat alleen bij tovenaars ziet. Ook lagen in
deze kast stapels, stapels en nog eens stapels perkamentrollen
van de meest uiteenlopende formaten. Aan de rechterkant was een
groot raam dat uitkeek op het grote paleis van de Pasja, dat lag
aan de andere kant van een groot plein dat tussen de beide
gebouwen lag. Door het raam kwamen een paar flauwe straaltjes
zonlicht, die het vertrek nauwelijks belichtten. Het was nu het
heetst van de dag en de zon stond pal boven het gebouw.
Miraculus keek evenmin op toen James zijn werkkamer betrad, maar
bleef gefixeerd op de rol perkament die hij druk aan het
bestuderen was.
‘Ga zitten, 007, ga zitten’, zei hij.
‘Is er een goede reden waarom ik persé zo snel moest komen?’,
vroeg James.
‘Ik ben vrees van wel’, antwoordde Miraculus, ‘Zie je, we hebben
een nogal flink probleem, ben ik bang’.
‘En wat mag dat probleem dan wel zijn?’, vroeg James.
Miraculus overhandigde James het stuk perkament.
‘Vanochtend vond de Pasja dit briefje, 007’. James keek ernaar.
Op het perkament stond een vreemd logo.
‘De Pasja zal toch zeker wel vaker ongewone post krijgen?’,
vroeg James.
‘Dat krijgt hij zeker’, zei Miraculus. Hij haalde een dolk uit
een van zijn la’s en legde die op zijn bureaublad. ‘Maar meestal
wordt ongewone post niet bevestigd aan een dolk en in het hout
boven zijn bed gestoken. Is er toevallig nog iets dat je
speciaal opvalt aan het briefje?’
‘De
cirkel is niet helemaal mooi rond’, zei James
‘Ach, laat die kinderachtige grappen toch een keer zitten, 007’,
zei Miraculus nors. ‘De beginletters, let eens op de
beginletters’. En als je nóg een hint nodig hebt, het zijn geen
Arabische tekens.
’Westerse tekens.’, zei James, ‘Even kijken. R-O-T. Rot?’.
‘Ach kom, 007, hou een ander voor de gek, je weet best wat dit
betekent’.
‘Eigenlijk niet’, zei James, ‘Spelling is nooit mijn sterkste
kant geweest.
‘Kom op, 007’, zei Miraculus, nu zichtbaar geagiteerd, ‘Je denkt
toch zeker niet dat ik je speciaal hierheen laat komen om drie
letters uit een vreemd symbool te halen? We hebben het hier over
de afkorting O-R-T. Deze afkorting staat voor een organisatie
waarvan we het bestaan al enige tijd vermoedden. We hebben het
hier over de Orde van de Rode Tulband. Een prokapitalistische
organisatie die volgens onze bronnen al enige tijd in het geheim
opereert. Van wat we horen willen ze in het openbaar gaan om
terreur en verdeeldheid te gaan zaaien. Als jij je oren eens wat
beter open had laten staan en je aandacht wat meer naar werk in
plaats van vrouwen had laten gaan, dan had je er ongetwijfeld
zelf al een hoop van gehoord.’
‘De Orde van de Rode Tulband’, mompelde James. ‘Nee, ik kan niet
zeggen dat ik daar al zoveel van gehoord heb’. Als een
donderslag schoot de tulband die hij op de markt had gezien zijn
hoofd binnen. ‘Maar dat wil niet zeggen dat ik er niets van
gezien heb.’
‘Kun je alsjeblieft
wat duidelijker zijn, 007?’, vroeg Miraculus.
Nou, vanmorgen op de markt, toen ik Timal Bimbal dood aantrof,
kon ik voor de ontploffing nog even snel de tent onderzoeken.
Op de bovenkant van de tent heb ik toen een geschilderde Rode
Tulband gezien. Siddel Fadil heeft hem ook gezien’.
‘Dat is bijzonder interessant, 007. Maar ik was toch al van plan
je op deze zaak te zetten. Je wordt morgenvroeg verwacht in het
paleis van de Pasja. En ik verwacht dat je dit tot op de bodem
uitzoekt.’
‘Ik zal mijn best doen, Miraculus’, antwoordde James. Bij het
bij zijn voornaam noemen zag James de tovenaar een keer diep
zuchten. James stond op liep weer terug naar de deur. Miraculus
ging weer verder met de studie van zijn perkament. Net voordat
hij de deur wilde openen zei Miraculus nog op afwezige toon:
‘Oja, en 007, ook Quauar verwacht je nog. Hij had geloof ik weer
wat noviteiten.’
|