Espionage
Het Fata Medina Complot

 

 
Pagina 18 van 19

ga direct naar:
 

1     2     3    4     5

6     7    8    9    10

11  12   13  14  15

16  17   18  19

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

roestend en wel kwam James naar boven. Hij keek om zich heen, de hal in, maar hij zag dat er geen daglicht meer de hal binnen kwam. Het enige licht kwam van wat stukken zonnevergroter die her en der verspreid door de ruimte lagen te branden. Toen hij omhoog keek zag hij dat de rotswand voor een groot gedeelte naar beneden was gekomen. Het paleis van Blo Felad was aan gruzelementen geslagen. De zonnevergroter had veel schade aangericht. De meeste bomen en planten die er hadden gestaan waren weg aan het branden en de ingang waar ze door naar binnen waren gekomen was ook helemaal ingestort, iets wat James enigszins wanhopig maakte. Overal lagen rotsblokken en de natuurlijke gewelven hadden veel moeite om de zaak overeind te houden. Sterker nog, het leek erop dat het Femlinggebergte de last niet meer lang zou kunnen dragen. De rotswanden kraakten en steunden en her en der lieten stukken los.

Vlak voor hem kwam nu een brandend stuk stof naar beneden dwarrelen. Toen het voor hem in het water landde zag James dat het logo van het Verdwijnend Tapijt™ nog net zichtbaar was.
‘Quauar gaat dit niet leuk vinden’, zei hij tegen zichzelf.
Enkele meters van hem vandaan kwam Soli Taire naar boven water.
‘Het ziet er niet best uit’, zei James. ‘Het gaat hier elk moment instorten.’
Maar Soli Taire zei niets en keek met een beangstigde blik in zijn richting.
‘Ja… Ja… James…, achter je!’, stotterde ze, bijna onverstaanbaar.
James draaide zich om en zag dat een krokodil zich langzaam in zijn richting bewoog. Het beest had zijn bek nog gesloten, maar het leek erop dat hij die ieder moment kon gaan openen. Onmiddellijk haalde James zijn vlammenwerpermedaillon tevoorschijn en richtte het op de krokodil. Maar net op het moment dat hij de knop in wilde drukken, zag hij het.
‘Deze krokodil is niet echt; deze is van hout!’.
En plotseling doemde er een vage gedachte in zijn hoofd op. ‘Van hout…’, mompelde hij.
‘Wat is er met hout?’, vroeg Soli Taire.

James griste in zijn zak en haalde de fluitjes van Quauar tevoorschijn.
‘Onze redding!’, zei hij tegen Soli Taire, ‘Deze houten fluitjes heeft Quauar me gegeven!’
‘Wat is daar dan mee?’, vroeg de haremdame met een frons op haar gezicht.
‘Hiermee kun je onder water ademen. Als we de stroom van de ondergrondse rivier volgen en goed opletten, dan kunnen we misschien de stroming volgen tot…’
‘…tot aan de Oase’, maakte Soli Taire zijn zin af.. ‘Daar heb ik die bron gevonden. Waarschijnlijk is het een aftakking van deze rivier!’
‘Hopelijk wel’, zei James, Maar we moeten wel goed oppassen dat de stroming ons niet meesleurt’. Met een hard gekraak kwam nu weer een deel van de rotswand naar beneden.
‘En we moeten snel zijn’, voegde hij daar aan toe. Hij en Soli Taire zetten het fluitje aan hun mond en gingen onder water.



Onder water was het donker en er niet veel te zien. Maar het was er vooral heel erg koud. Je voelde er echt, dat de rivier zich tientallen meters onder de grond bevond. Het beetje licht kwam van het vuur uit de ruimte, maar toen ze de tunnel inzwommen vanwaar de rivier zijn weg onder de grond in de richting van Fata Medina hervatte, werd dat licht snel duisternis en was er helemaal niets meer te zien. James en Soli Taire moesten hun weg op de tast vinden. Toen James de rotswand voelde, voelde hij ook eens te meer hoe de berg aan het kreunen en steunen was. Het was maar goed dat ze daar weg waren, dacht hij bij zichzelf, ze waren immers overal veiliger dan daar.

De rotsenwand was koud en glad. James kreeg er maar met moeite grip op. Hij pakte de hand van Soli Taire. Als ze geen grip konden krijgen op de wanden, dan konden ze dat in ieder geval nog krijgen bij elkaar. De rivier had hier waarschijnlijk al duizenden jaren gestroomd en leek niet van plan te zijn om zijn weg te gaan verleggen. James opende af en toe zijn ogen in de hoop wat licht van buiten te kunnen zien. Maar hij zag niets. Bovendien voelde hij dat hij begon te verzwakken door het koude water. Hun omgeving was pikzwart en de uitgang naar de oase leek niet ergens om de hoek te liggen.

Tot Soli Taire in zijn hand kneep. Eerst snapte James niet waarom, maar toen hij om zich een keek, zag hij het. Schuin naar boven, aan hun rechterkant, was een klein lichtvlekje te zien. Heel vaag en troebel, maar het was er zeker. James voelde aan de wand en bemerkte dat het water hier een zachte stroming naar rechts had. Terwijl hij probeerde wat meer grip te krijgen op de wand trok hij Soli Taire met zich mee. Hoewel dit niet gemakkelijk was voelde hij ineens een uitstekend stukje rots waar hij zich aan optrok. De doorgang was niet erg breed en ze zouden er niet langs elkaar door kunnen. Terwijl James verder zocht naar houvast en zo zijn weg naar boven vond, ging Soli Taire achter hem aan zijn enkels hangen.



Hoewel het nog steeds moeilijk was om grip te vinden kwamen ze toch langzaam steeds een stukje hoger. Het lichtpuntje werd steeds groter en James begon zich al wat opgelucht te voelen. Ze gingen het halen. Maar Soli Taire leek wat minder optimistisch te zijn. James voelde hoe haar grip op zijn enkels begon te verslappen. Hij keek om, maar zag nauwelijks iets achter zich. Terwijl hij met zijn rechterhand probeerde zijn grip te houden, nam hij met zijn linkerhand de hand van Soli Taire vast. Moeizaam klauterde hij zo verder. Het daglicht was nu nog maar een paar meters van hen verwijderd, maar zijn grip op Soli Taire begon verder te verslechteren. Haar hand begon zijn kracht te verliezen.
‘Kom op!’, dacht James, ‘Geef het nu niet op!’. Hij sleurde de haremdame verder met zich mee. Het water begon minder koud aan te voelen en de uitgang was binnen handbereik. Nog maar een enkele meter en dan…

James zette zich af tegen de rotsen bij de opening en trok Soli Taire met zich mee. Ze vertoonde nu geen enkel tegen van leven meer toen James met haar boven water kwam.
‘Kom nu’, zei James, ‘Laat me nu niet in de steek!’
Hij droeg Soli Taire naar de kant en legde haar daar op het droge. Haar ogen waren gesloten en ze haalde geen adem meer. Haar onderwaterfluitje was verdwenen.
James blies door haar mond lucht naar binnen en pakte haar op. Met zijn handen wreef hij over haar rug, maar nog steeds gebeurde er niets.
‘Verdorie, Soli Taire, je gaat het halen!’, zei hij, terwijl hij zich steeds bezorgder begon te voelen. ‘Je zou toch niet willen dat ik met alle eer ga strijken!’
Opnieuw blies hij lucht door haar mond naar binnen. Hij wreef over haar rug en over haar armen, in de hoop dat ze het warmer zou krijgen. Maar Soli Taire gaf nog steeds geen enkel teken van leven.

James begon langzamer over haar rug te wrijven. Hij had het idee dat het geen zin meer had. Hij nam Soli Taire in zijn armen en drukte haar zo hard hij tegen zich aan. Hoe kon ze het nu zomaar opgeven. Ze voelde nat en koud aan. James drukte haar nog dichter tegen zich aan. Plotseling voelde hij een kleine beweging. Soli Taire kuchte een keer zachtjes. James drukte haar nog wat harder tegen zich aan en Soli Taire begon harder te hoesten. Proestend en wel kwam het water dat in haar longen terecht was gekomen naar buiten. Bibberend van de kou vroeg ze:
‘James, wat is er gebeurd?’.
‘Dat doet er niet toe’, zei hij, ‘We hebben nu alle tijd van de wereld’.

Terug naar de vorige pagina    Verder naar de volgende pagina

 

 

tekst: Jorn van de Wetering © het WWCW 2003