k
had nog een kort gesprek met Efteling, maar veel zinnigs hadden we
elkaar niet te vertellen. We waren moe en het was een drukke dag
geweest. U kunt vast wel begrijpen dat ik niet zoveel zin meer had
om mij nog erg druk te maken. Langzaam maar zeker begon de rest ook
hun slaapplaatsen op te zoeken en dat was precies wat ik ook van
plan was te gaan doen.
Maar van slapen kwam die nacht niet veel. Ik lag nog maar net op
mijn bed of ik hoorde al gestommel op de zolder. Raponsje was er
bezig met het kammen van haar haar, dat ze constant met harde bonzen
op de vloer liet vallen. Terwijl ze dat deed was de stiefmoeder
ruzie aan het maken omdat ze de heks ervan verdacht een van haar
nachtcrèmes te hebben gestolen. Toen het daar na bijna anderhalf uur
eindelijk rustig was en ik de hoop had dat het nu tot slapen zou
kunnen komen, hoorde ik ineens een gedreun. Het klonk alsof men in
de wijde omtrek bezig was alle bomen om te zagen en omdat ik de
Chinese hofhouding nog niet helemaal vertrouwde besloot ik even een
kijkje te gaan nemen. Maar erg ver hoefde ik niet te gaan, want toen
ik op de hal was hoorde ik al wat het was en waar het vandaan kwam.
Het was het snurken van de reus van Klein Duimpje die in de
woonkamer lag. Hij sliep daar omdat ik bang was dat hij met zijn
lompe gewicht de houten trap zou doen bezwijken.
Eenmaal terug in bed kwam ik niet meer in slaap. Of het nu door de
zorgen kwam of door het kabaal, ik weet het niet meer, maar toen ik
’s
ochtends aan het ontbijt zat zag ik dat in ieder geval meer van
mijn gasten slecht hadden geslapen. Het merendeel van de deelnemers
van het ontbijt zag er vermoeid uit. De reus kreeg veel
boze blikken toegeworpen, waaruit ik kon opmaken dat zijn kabaal op
meer plaatsen in het huis en ver daarbuiten duidelijk te horen moest
zijn geweest. Zelf leek hij het niet zo in de gaten te hebben. De
stiefmoeder van Sneeuwwitje was niet aanwezig, ze was kennelijk nog
bezig haar wallen weg te werken.
Na een ontbijt dat ons allemaal goed gesmaakt had was het tijd om
naar Kaatsheuvel te reizen. Efteling ging met me mee. Hij wilde
dolgraag weer eens naar huis en nog belangrijker, hij wilde de
vergadering van de directie die dag bijwonen. Als creatief directeur
ben ik verantwoordelijk voor de afdeling decoratie en vormgeving. In
het verleden hebben wij vele grote projecten af mogen leveren. Van
veel mensen krijg ik de complimenten voor dat werk. Een gelukkig in
omvang afnemende groep denkt nog altijd dat het allemaal van Anton
Pieck is. Maar zonder het team dat ik achter me heb staan had ik het
nooit kunnen doen.
Enigszins gehaast liepen de kleine kabouter en ik naar de
directiekamer. Ik merkte aan hem dat hij gespannen was. Hij liep
weer de hele tijd aan zijn baard te frunniken en zo af en toe
mompelde hij zenuwachtig wat onverstaanbaars. In de directiekamer
trof ik de bijna voltallige directie al aan. Er werd vrolijk
gezwaaid naar Efteling en een collega van me, het hoofd van de
technische dienst stond onmiddellijk op toen we binnenkwamen om de
kabouter een hand te geven. Alleen de Directeur was nog niet
aanwezig. Er werd een stoel voor Efteling gepakt waarop we een paar
boeken legden, zodat hij op een fatsoenlijke manier deel zou kunnen
nemen aan de vergadering. Ik nam plaats en schonk koffie in, zowel
voor mij als voor de kabouter. De directiekamer beschikt sinds enige
jaren ook over een klein kabouterservies. Er waren immers wel vaker
kabouters die deel wilden nemen aan een vergadering.
|