it is een
tegenslag voor KIN’, zei de kabouter
teleurgesteld. ‘Als ze niet
terecht kunnen
in de Efteling, dan zullen ze weer verder moeten met hun
zoektocht naar een thuis. Dat kan en mogen we niet laten
gebeuren.’ Terwijl hij dat zei zag ik een rebelse
schittering in zijn ogen.
KIN was de stichting Kabouters In Nood die de kabouter al
jaren geleden had opgericht, lang voordat ik hem had leren
kennen. De stichting was er om hulpverlening te bieden in
het algemeen, maar aan kabouters in het bijzonder. Omdat het
gros van de kabouters die Efteling kende een aantal jaren
geleden permanent onderdak had gevonden in de Efteling was
de stichting wat minder actief geworden, maar Efteling was
doorgegaan met het zoeken naar hulpbehoevenden. Hij had
zelfs een eigen clublied. Hiervan zal ik enkele coupletten
geven, opdat u een kleine indruk krijgt. |
Kabouters in nood! Kabouters in nood!
Voegt u nu bij ons, dan worden we weer groot!
We zullen de wereld eens wat leren,
Voor je het weet is het uit met de lol,
Want voor ons is de maat nu vol,
We laten ons niet dus intimideren!
Nog altijd worden wij onderdrukt,
Onze huisjes uit de grond gerukt.
Ik wil een plaats waar ik lekker woon,
Waar een kabouter vrij kan leven,
En veel om de natuur kan geven.
Met veel groen en huizen, o zo schoon.
Het leven kan zo mooi toch zijn,
Voor alle lieden, groot en klein.
Kabouters in nood! Kabouters in nood!
Voegt u nu bij ons, dan worden we weer groot!
We zullen het tij eens gaan keren!
Samen zijn we immers sterk,
En verrichten we het beste werk,
We laten ons dus niet intimideren!
Na jaren van onzekerheid,
Werden wij dan toch verblijd,
Voor immer een huis, in een mooi groen woud,
Eindelijk wonen tussen de bomen.
Wie wil die mag nog bij ons komen,
Je bent altijd welkom, jong of oud.
Het is dus echt nog niet te laat,
Voor wie naar de Efteling gaat!
Kabouters in Nood! Kabouters in Nood!
Voegt u nu bij ons, dan worden we weer groot!
Het wordt tijd ons te gaan verweren,
Onze eendracht maakt veel macht,
En daarin schuilt ook onze kracht,
We laten ons niet dus intimideren!
|
|
|
Afijn, u krijgt het idee wel van dit
strijderslied. Mijn collegae en ik hadden het lied al meerdere malen
van de kabouter moeten aanhoren. Eenmaal hadden ze het tijdens een
personeelsfeest voorgedragen met muzikale ondersteuning, een
speciaal arrangement
dat gecomponeerd was door onze huiscomponist. Efteling zong het
altijd met veel trots, een trots die ik bij kabouters wel vaker zag.
Maar hij leek altijd bijzonder trots te zijn op KIN, waarover hij
sprak alsof het zijn eigen kind was.
‘Hoe gaat het met de stichting?’, vroeg ik de kabouter.
‘Het gaat’, antwoordde deze. ‘Ik ben mijn taken langzaam maar zeker
over aan het dragen. Ik begin te oud te worden voor deze dingen. Al
die reisjes naar het buitenland hebben mijn lichamelijke gesteldheid
niet echt goed gedaan. Ik wil me langzaam wat terug gaan trekken uit
de stichting en mijn taken wat over gaan dragen.’
Het viel me nu pas op dat de kabouter er al oud uit was gaan zien.
Zijn rimpels waren dieper geworden en zijn haar leek witter te zijn
dan voorheen.
Ik kon me maar al te goed indenken wat de kabouter voelde. Ik voelde
in zekere zin een geestelijke verwantschap. En dan loop ik pas tegen
de zestig, terwijl hij al tegen de vierhonderdtachtig loopt. Mijn
dagen bij de Efteling lopen ten einde. Ik heb er altijd met veel
plezier gewerkt, maar ik begin nu toch te voelen dat het tijd is
geworden om plaats te maken voor de volgende generatie ontwerpers.
Ik zou me dolgraag eens gaan storten op die dingen die ik zo leuk
vind. Veel mensen kijken vreemd op als ze me dit horen zeggen, maar
ik heb het gevoel dat door mijn werk hier mijn eigen artistieke
kanten onderdrukt worden. Ik verlang naar emotionele vrijheid.
Zolang ik hier werk moet ik die aan banden leggen. Een nieuwe
uitdaging is best welkom. Desondanks denk ik dat het best veel
moeite gaat kosten om afscheid te nemen van de Efteling.
|