e
directeur hoorde de kabouter echter niet en ging verder:
‘Mijn excuses aan iedereen aan wie ik heb zo heb getwijfeld.
Ik ben blij u te melden dat ik mijn twijfels opzij heb
kunnen zetten. Welkom, nieuwe bewoners en ik hoop dat jullie
veel plezier zullen hebben in jullie nieuwe huizen. Graag
zetten wij het werk voort dat de heer Pieck opgestart
heeft.’ Er werd luid geklapt door de aanwezigen.
‘Samen met mij’, voegde Efteling er stilletjes aan toe.
De directeur richtte zich tot mij:‘Mijnheer Van de Ven,
heeft u hier misschien nog iets aan toe te voegen?’.
Maar ik schudde mijn hoofd. Ik treed niet zo graag in de
publiciteit, dat werk laat ik liever aan anderen over. Maar
Efteling duwde me naar voren.
Hiermee dwong de kabouter me om wat te zeggen: ‘Ik… euh… ik
heet de nieuwe bewoners van het sprookjesbos allemaal van
harte welkom. Ik hoop dat u allemaal nog veel plezier zult
beleven hier en dat u nog lang zult blijven. De rest van de
aanwezigen wens ik veel plezier bij de kennismaking.’
Opnieuw werd er geklapt en ook werd er flink gejuicht. Ik
ging weer wat naar achteren staan. De ceremonie was voorbij
en de nieuwste sprookjesbosbewoners konden naar hun huisjes.
Er werd al flink onderling kennis gemaakt. Mijn taak was
wederom met succes volbracht.
Efteling kwam nog even naar me toe. ‘Ton, ik wil je even
bedanken.’
‘Voor wat?’, vroeg ik de kabouter, ‘Het was aangenaam werk
en ik heb het graag gedaan’.
‘Gewoon, voor alles. Het is fijn te weten dat er toch iemand
is die ons helpt met het verwezenlijken van onze dromen’.
‘Ach’, zei ik, ‘Dromen kunnen bedrog zijn, maar ik denk dat
eenieder toch wel in staat is om de dromen die hij heeft
zelf te sturen…’
‘Dat is zeker’, zei Efteling tegen me. ‘Dat is zeker.’
|
Dit verhaal is gebaseerd op
gebeurtenissen en karakters uit het in 1982 door Martine
Bijl geschreven boek ‘Anton Pieck en de wonderbaarlijke
geschiedenis van de Efteling’.
|