Ton van de Ven en de Wonderbaarlijke Geschiedenis van de Efteling - 6

 

 

- pagina 6 van 18 -
Ga direct naar:
      1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11       
12  13  14  15  16  17  18

 

 


fteling is maar een kleine kabouter, dus zijn verwoede pogingen hielpen niet zo erg. De conducteur bedoelde het vast goed, maar hij was de jongste niet meer en ik merkte dat ook hij moeite moest doen. De reus leek al hSprekende Boom -|- Tekening: Ton van de Ven - De Eftelingelemaal geen zin te hebben om mee te werken, dus een leuk werk was het zeker niet om hem naar buiten te krijgen. Ik moest dus veel kracht zetten en al snel had ik het zweet op mijn voorhoofd staan. Na flink wat wrikken kregen we hem dan toch los. Al die tijd werden de conducteur en ik door veel wachtende reizigers nogal ongelovig aangekeken. Een norse vader kwam met zijn twee dochtertjes voorbij en terwijl de twee meisjes opgewonden begonnen te schreeuwen werd de vader boos en zei hij dat ze niet naar ons mochten kijken.

Ik pakte een zakdoek en veegde mijn voorhoofd af. De andere sprookjesfiguren hadden het perron inmiddels al verlaten. Ik en Efteling bedankten de conducteur en liepen weg, op de voet gevolgd door de Reus en nagekeken door een hele drom mensen die waarschijnlijk de kabouter en de reus niet zagen. Tegenover de laatste voelde ik me overigens maar klein, alhoewel ik van mezelf geen kleine jongen ben. We voegden ons bij de rest en ik besloot de kabouter maar eens uit te gaan horen. Voor veel mensen moet het er belachelijk uitgezien hebben, zo’n man van middelbare leeftijd die wat in de lucht aan het praten was, terwijl hij gespannen een sigaret oprookte. Ik voelde mij op zijn zachtst gezegd dan ook enigszins opgelaten.
‘Wat is dit allemaal?’, vroeg ik Efteling, ‘Wie zijn dat allemaal?’. Vervolgens stelde de kabouter me voor aan Repelsteeltje, Raponsje, de Stiefmoeder van Sneeuwwitje, De Reus en Klein Duimpje, een Chinese keizer en nog een aantal sprookjesfiguren. Lieden wie ik wel ooit had gehoord, maar waarvan het altijd weer een verrassing is tot de veronderstelling te komen dat ze ook echt bestaan.
‘Ze kunnen wel bij jou blijven, tot het beter is, he Ton?’, vroeg de kabouter me.
‘Wat denk je zelf?’, vroeg ik hem. Nu is mijn huis dus redelijk groot en een aantal van hen zou ik er wel in gaan krijgen, maar dit waren er wel erg veel. Dat zou ongetwijfeld problemen gaan geven. ‘Ik kan toch ook niet toveren?’.
‘We proberen wel wat’, zei de kabouter. ‘Morgen gaan we meteen naar de directie van de Efteling en dan zeggen we ze dat deze mensen er allemaal bij moeten. Wat zal het gezellig worden!’
Verbitterd slikte ik een keer, knikte vriendelijk, lurkte nog een keer aan mijn sigaret en besloot de kabouter maar niets te zeggen van onze nieuwe directeur. ‘En hoe was je van plan iedereen bij ons te krijgen?’ vroeg ik de kabouter.
‘Er kunnen er wel een paar in jouw auto, of niet?’, vroeg de kabouter me, ‘de rest kan wel lopen’.

En zo gezegd, zo gedaan. Met Raponsje, Repelsteeltje en de Stiefmoeder van Sneeuwwitje op de achterbank, de spiegel in de kofferbak, de kabouter naast me in een stoel en Tafeltje-dek-je op het dak gebonden gingen we naar mijn huis. Onderweg kon ik me alleen maar bedenken wat ik me nu weer op mijn hals had gehaald, terwijl de Stiefmoeder een lauwe discussie aan het voeren was met Raponsje over de laag stof die op mijn ruiten zat en welk reinigingsmiddel ze me aanraadde te gebruiken.

Zompenwoud -|- Tekening: Ton van de Ven - De Efteling

 
  

 

 

Tekst: Jorn van de Wetering. Tekeningen: Ton van de Ven. Foto's en Scans: Friso Geerlings en Bram Elstak