In 1986 rondt de Efteling een reeks van
grote investeringen — allen onderdeel van
een meerjarenplan — af die begon in 1978
met de bouw van het
Spookslot, en zijn
bekroning vond in de opening van de ‘parel’
aan de nieuw geregen attractieketting: Fata
Morgana. Met de investeringen is in totaal
het voor die tijd bijna astronomische
bedrag van 80 miljoen gulden (36.3 miljoen
euro) gemoeid. In minder dan acht jaar tijd
verandert de Efteling van een park met een
speeltuin,
Sprookjesbos en zwembad in een
internationaal bekend attractiepark met
Europa’s grootste Spookslot, ’s werelds
grootste schipschommel, Europa’s grootste
en enige
river rapid en multi-loop coaster
én een wonderlijke reis door de
wereld vol
prrret en rode feestneuzen.
Met deze stroom aan investeringen weten
directieleden als Ten Bruggencate en
stichtingsvoorzitter Gé Rieter de
oerwaarden van de Efteling veilig te
stellen voor de toekomst. Men weet ook de
jeugd vanaf een jaar of tien — een
doelgroep die de Efteling dreigde te
verliezen — weer aan zich te binden, en
verhoogt de bezoekersaantallen drastisch.
Dat hiervoor een kleine stap opzij gemaakt
moet worden, even weg van het reeds
vijfentwintig jaar belopen sprookjespad,
blijkt later een met liefde vergeven breuk
met de gedachte van Pieck. Intern leverde
het echter de nodige spanningen op
gedurende de periode. De Efteling staat er
volgens de directie in die tijd beter voor
dan ooit, en kijkt fier de toekomst in.
Ruud de Clercq, sinds 1986 directeur,
schrijft in het Efteling-nieuwsblad van
augustus van dat jaar:
|
“Eigenlijk moet je voor de Efteling de
clichés loslaten. Maar ze zijn gewoon
waar. Het is schoon en mooi, attractief
en het grootste park. Dat is een
kostbaar iets dat bewaard en uitgebouwd
moet worden. Dat levert een knap ritme
van investeren en incasseren op. Een
fijn mechaniek, waar je radertjes aan
moet breien. Dat is de ene kant. De
andere kant is dat de Efteling enorme
potenties heeft. Een soort van slapende
prinses, die wakker gekust moet worden.
De Efteling heeft de potenties om de
Europese Disney te worden. De Efteling
kan uitgroeien tot een
recreatie-industrie, waarin de
kwaliteit van het park gehandhaafd
blijft en zonder deze basis te
verlaten. Eerst was het park introvert,
en in de toekomst zal het meer
extrovert worden en over de grenzen van
gemeenten en provincie heen gaan.”
|
|
Fata Morgana is niet zomaar gekozen als
finishing touch, het geconfijte kersje op
de investeringstaart. Niet alleen is het de
duurste attractie van de serie, maar het is
ook de attractie die het meeste vergt van
het complete team en alle binnen de
Efteling aanwezige disciplines. Het is bij
uitstek de jubileumattractie om het
vijfendertigjarig bestaan mee te vieren op
een manier die na Python en Piraña weer
dicht staat bij de oorsprong van het park;
een oorsprong vol sprookjes, mysterie,
nostalgie, detail en verwondering bij jong
en oud. Fata Morgana vormt een soort brug
tussen het verre verleden van Pieck, het
heden (in de jaren tachtig) van de wat
wildere attracties en een toekomst waarin
verhaallijn en Efteling-image (volgens
planning in elk geval) weer de centrale
positie innemen. Fata Morgana is een
project dat jaren en jaren in ontwikkeling
is. In “Kroniek van een Sprookje” lezen we:
|
“Aanvankelijk wordt in 1981 gesproken
over vijf grote projecten die de
‘nieuwe Efteling’ inhoud en vorm moeten
geven. Dat zijn de rapid-ride, de
1001-nachtshow, de verandering van het
treintraject, Gullivers Reizen en het
Carcassonne-project. De laatste twee
komen nooit verder dan de ideeënbus. In
de tweede helft van 1981 krijgen de
rapid-ride en de 1001-nachtshow wel
steeds meer voet aan de grond. De
voorkeur gaat ernaar uit eerst een
rapid-ride te bouwen.” |
|
De ‘1001-nachtshow’, zoals de werktitel van
de oosterse darkride luidt, is een project
waarvoor binnen de Efteling dan al
verschillende ontwikkelingen gaande zijn.
Het idee voor een attractie met als
onderwerp ‘1001-nacht’ zwerft, mede door de
grote hoeveelheid illustraties die Anton
Pieck maakte van de gelijknamige
sprookjesbundel, al jaren door de kantoren
van het park. Het technische duo Van Heumen
en Smulders werkt achter de schermen vanaf
1980 aan de ontwikkeling van een
‘Efteling-versie’ van de life-size audio-animatonics
van Disney, terwijl Ton van de Ven en Jan
Verhoeven naar aanleiding van hun bezoek
aan Amerika nadenken over een attractie als
Pirates of the Caribbean. Het is
uiteindelijk vooral de enorme wilskracht
vanuit de technische dienst die het project
‘1001-nacht’ tot meer maakt dan één van de
vele mogelijke ideeën.
De hoofdtekst gaat verder op
de volgende pagina
|
Vertelden wij van het WWCW je al…
...dat de Verboden Stad nogal
vogelonvriendelijk is? De met bladgoud
bedekte halve manen die de koepels
sieren zijn namelijk allemaal bedekt
met kleine scherpe stekeltjes. Let maar
eens goed op: vooral bij de halve maan
op
de Oase is het goed te zien.
|
|
|
|
Wie de plattegrond van de Efteling op de
randen van attracties in stukjes knipt
(liefhebbers hebben er over het algemeen
toch meer dan genoeg) en de stukjes
vervolgens thematisch bij elkaar schuift
heeft uiteindelijk een aantal homogene
hoopjes en een flinke lading restsnippers
die nergens bij geschoven kunnen worden
over. Er is een flinke berg knipselsnippers
met als algemeen thema ‘sprookjes’, en wie
de snippers een beetje goed uitzoekt heeft
ook een aardig heuveltje ‘zeevaart’ op z’n
bureau liggen. Verrassend is wellicht de
omvang van het hoopje ‘oosters’. De
Efteling staat namelijk vol met oosterse
bouwsels en verwijzingen.
|
o De oude Fakir met
zijn zwarte baard kreeg de tulpen
evenmin onder bedwang... |
Sinds de opening van het Sprookjesbos in
1952 is Azië al vertegenwoordigd in het
park. Dat was immers het jaar waarin de
Chinese Nachtegaal het takje in het bos
betrok. In 1958 kreeg deze versterking van
een andere Aziaat, zij het wel uit een heel
andere cultuur. In dat jaar werd er
namelijk een heus Perzisch paleis
opgetrokken in het bos. Sinds dat zelfde
jaar vliegt een
Fakir stoïcijns heen en
weer tussen de twee torens. Pieck had
echter — wellicht door zijn illustratiewerk
voor de ‘Sprookjes van 1001-nacht’ —
duidelijk nog geen genoeg van de Oriënt.
Het jaar 1966 stond dan ook weer geheel in
het teken van oosterse mystiek, dit keer in
de vorm van wat we wel als de voorloper van
de Eftelingse darkrides kunnen zien: de
Indische Waterlelies. Dat de gebruikte
motieven niet allemaal even
cultuur-historisch verantwoord waren deerde
geen bezoeker; oosterse sferen waren in, en
Pieck zag dat het goed was. Het mag dan ook
een wonder heten dat andere oosterse
projecten uit die tijd, zoals ‘Shangri-La’
en het
Chinese Spookhuis geen doorgang
vonden.
Ton van de Ven, die ook al betrokken was
bij de bouw van de Indische Waterlelies,
besloot tijdens het ontwerp van zijn eerste
krachtproef, het Spookslot, om ook hier
een aantal Oriëntaalse elementen toe te
voegen. En dus kwam er een oosterse Geest
met een even oosters meisje in de glazen
bol, werden de monolitische deuren naar de
hoofdshow bedekt met tekens die zo
weggelopen lijken te zijn uit een boek over
oosterse mystiek, en werd er een sitar
gebruikt in het prachtige geluidsfragment
dat het oplichten van de Oosterse Geest
aankondigt.
Ton had hier echter duidelijk niet genoeg
aan. De mystiek en de sprookjestraditie van
de landen in het oosten bleef prikkelend
aanwezig op de achtergrond, en al snel
togen hij en zijn team aan het werk om als
een ware apotheose van oriëntalisme de
oosterse wereld voor eens en altijd
compleet binnen de grenzen van het
park
te brengen. In 1986 was het zover; de
attractie waarover deze rubriek handelt
werd geopend. Even leek het of hiermee het
oosten, dat zowel Pieck als Ton
intrigeerde, een afgerond geheel was binnen
de Efteling. Maar wij weten inmiddels wel
beter; al een jaar later stelde het park
immers wederom een attractie van formaat
uit die contreien voor: de
Pagode zweeft
sinds dat jaar boven het park.
Een jaar of tien bleef het vervolgens stil
in de hoek van sluiers, geesten-uit-flessen
en vliegende tapijten; Ton concentreerde
zich op een aantal attracties die meer op
een westerse legende- en sprookjesleest
geschoeid waren. Maar in 1998 was het
wederom zover: dit keer werd niet de hele
wereld van 1001-nacht weergegeven in de
vorm van een attractie, maar koos de
creatief directeur één verhaal van
Sheherazade om als thematische basis te
dienen voor wat “De vlucht van je leven”
zou worden. Vogel Rok deed de
gedetailleerde oosterse kunst weliswaar
minder eer aan dan Fata Morgana, maar
oosters is deze attractie toch zeker wel te
noemen. Zekerheid omtrent Tons waardering
voor het eindresultaat hebben we niet, maar
wellicht is het een teken aan de wand dat
binnen een jaar alweer een Aziatische
toevoeging het attractieaanbod kwam
versterken, dit keer wél voorzien van de
voor Vogel Rok al aangekondigde
geureffecten. De Chinese Nachtegaal 2.0
betrok immers in 1999 het zojuist
gereedgekomen (zorgvuldig geparfumeerde)
Chinese paleis in het Sprookjesbos, samen
met een chronisch zieke keizer en diens
loyale dienaren.
Overigens waren het niet alleen Anton en
Ton die de Efteling voorzagen van de nodige
Oriëntaalse accenten. Zelfs Joop Geessink
bleek te begrijpen dat de Efteling het
slechts kort zonder oriëntaalse impulsen
kon stellen, en voegde dan ook een flink
Aziatisch deel aan zijn Carnaval Festival
toe. Een heuse Chinese draak,
fotograferende Japanners en een
Wajang-achtig schimmenspel vervolmaken zijn
wereld vol prrret.
Of ook de nieuwe generatie
Efteling-ontwerpers het immer oostwaards
wijzende ontwerpstokje zal overnemen is nu
nog de vraag; Ton liet de oplettende
liefhebber in elk geval een hint na over
wat wellicht nog komen gaat: in de ‘Kroniek
van een Sprookje’ prijkt immers een
mysterieuze schets van een Chinees geveltje
met de tekst ‘Wang Po’. Of Michel den Dulk
ooit ook deze creatie van zijn illustere
voorganger zal afronden is de vraag.
Maarja, zoals ze in China al millenia
zeggen: de tijd zal het leren... Aan
oosterse zaken heeft de Efteling immers
nooit, maar dan ook nooit genoeg.
|
|
|
o Volop ruimte, groen en
rust rond de Vonderplas in de vroege jaren
tachtig... |
|
|