Was het u reeds
bekend dat...
...de Efteling het jubileum van de
Indische Waterlelies de laatste tijd graag onder de aandacht
brengt? Zo was er uitvoerig aandacht voor zowel het zesde
als het zevende lustrum van het sprookje.
...wie de oude toren van de
Indische Waterlelies mist niet hoeft te treuren? De
sierlijke witte toren is namelijk nog te vinden op het
entreebord van het bos naast de Heksenpoort.
...wie goed kijkt kan zien dat de vogels
echt hun uiterste best doen op de Afrikaan Beat? Ze hebben
namelijk van inspanning en concentratie een poot op hun
borst geklemd. Eén van de zingende vogels was vroeger
overigens rood van kleur.
...het door de heks gezongen nummer van de Peruaanse zangeres
Yma Sumac voor het eerst werd uitgegeven in 1946?
Het is als "Taita Inty" (Virgin of the Sun God) te vinden op
haar debutalbum "Voice of the Xtabay". Overigens leeft Yma bij het online gaan
van deze rubriek (2005) nog gewoon. Ze is wel inmiddels 84 jaar oud.
|
Op
een nacht was de Maanfee met haar gevolg van sterren uit de
hemel afgedaald om te dansen op de waterspiegel van het oude
woudmeer. Zodra de manestraal het water aanraakte, kwamen er
ontelbare feeën uit te voorschijn, de ene al mooier dan de
andere. Op de muziek van de verlokkende stem van de heks,
bijgestaan door een koor van andere dieren uit het woud die
zij met haar stem betoverd had, dansten de feeën
tot het ochtendgloren. Twee feeën, Nydia en Irina, bleven
zelfs dansen nadat de Maanfee het teken gegeven had dat de
nacht voorbij was. Behekst door de betoverende stem bleven
de twee feeën achter toen het zonlicht aan de einder
verscheen. De heks, die dat moment had afgewacht, kwam uit
haar schuilplaats en smeekte aan de opgaande zon:
"Majesteit! Neem met uw vuurstralen de glans van die feeën
weg en verf er mijn kleurloze haren mee!" De zon kon niet
anders dan naar de heks luisteren, want ook de zon was in de
macht van de toverstem van de heks, maar toen dat was
gebeurd, waren de feeën nog steeds zo mooi, dat de heks ze
uit nijd in stervormige bloemknoppen omtoverde: waterlelies.
Alleen wanneer het middernacht werd, gaf zij hen hun oude
gedaante weer terug, zodat ze voor haar konden dansen. Vol
heimwee keken Nydia en Irina dan naar de hemel, en zochten
daar hun koningin, de Maanfee, en hun zussen, de sterren.
De hemel kon hen hun vroegere glans niet teruggeven, maar
uit goedheid schonk hij de feeën een beetje van zijn
helderblauwe azuur. Daardoor komt het dat, tot op vandaag,
waterlelies ― die bij ons wit van kleur zijn ― in Indië
blauw zijn.
De oorsprong
van het sprookje
‘De Indische Waterlelies’ is een zogenaamd
"cultuursprookje". Dat wil zeggen dat het niet het resultaat
is van een eeuwenlange overlevering, maar dat de auteur
ervan bekend is (wat bij volkssprookjes nooit het geval is)
en de auteur voor het schrijven van het sprookje geen beroep
deed op bestaande sprookjesmaterie. ‘De Indische
Waterlelies’ is één van de twaalf sprookjes uit de bundel
"Los doce Cuentos maravillosos", die de Belgische koningin
Fabiola schreef in 1955, vijf jaar voor ze huwde met wijlen
koning Boudewijn en de vijfde koningin van België werd. De
twaalf sprookjes uit de bundel variëren van dierensprookjes
("Hoe de slakken hun huisje kregen", "Flip en de
zonnebloemen") tot wondervertellingen ("Het dwergje met de
baard", "De prins van de witte bergen"). Fabiola schreef de
bundel oorspronkelijk in het Spaans en publiceerde het boek
in Madrid, waar ze ― als dochter van de markies van Mora ―
toen nog woonde. In 1961 werd de sprookjesverzameling naar
het Nederlands vertaald. De auteursrechten van "Twaalf
Wonderlijke Sprookjes", zoals het boek in het Nederlands
heet, worden gedoneerd aan een goed doel.
In de Efteling is het sprookje enigszins aangepast. In
plaats van twee betoverde elfjes zijn het er zeven en een
reden waarom de heks de feeën omtovert in waterlelies, wordt
in de inleidende samenvatting van het verhaal, die
voorgelezen wordt door Barbara Hofman, niet gegeven. In het
sprookjesboek van de Efteling is het aantal feeën ook zeven.
Op de oude langspeelplaten met luistersprookjes van de
Efteling is het verhaal ingrijpender bewerkt door Herman
Broekhuizen. Hier zijn de hoofdrolspelers twee dwergen,
Radja en Padja, die het schouwspel in het woud gadeslaan.
Het is Radja die zo onder de indruk is van de dansende feeën
dat hij aan de heks vraagt of ze de feeën niet kan blijven
laten dansen. De heks willigt zijn verzoek in: twee feeën
worden betoverd zodat ze op aarde moeten blijven wanneer de
andere feeën met de Maanfee terug naar de hemel trekken.
Bovendien gaat in de hoorspelversie van het sprookje de zon
niet in op de wens van de heks: zij krijgt de zilverglans
van de feeën niet. Daarop wordt de heks zo kwaad, dat ze de
feeën als straf in waterlelies verandert.
Het sprookje in
de Efteling
Het is Peter Reijnders, de man die samen met Anton Pieck in
de jaren vijftig aan de wieg van het Sprookjesbos stond, die
op het idee komt om ter gelegenheid van de vijftiende
verjaardag van het park in 1966, een sprookje van koningin
Fabiola een plaats in de Efteling te geven. In 1962, een
jaar nadat Fabiola's sprookjesbundel in het Nederlands
verschijnt, trekt Reijnders naar het Koninklijk Paleis van
Laken om er de Belgische koningin de toestemming te vragen
om ‘De
Indische Waterlelies’ in de Efteling tot leven te brengen.
Reijnders krijgt een kwartier om de koningin te overtuigen,
maar Fabiola is zo geboeid dat het gesprek uiteindelijk twee
uur uitloopt. In dat opzicht doet ze niet onder voor Pieck,
die het zelfde lot van Reijnders-overrompeling een jaar of
tien eerder onderging. Ze geeft haar toestemming; de
Efteling moet haar niets betalen, maar wel een bedrag
storten voor een goed doel.
‘De Indische Waterlelies’ zou het eerste Efteling-wonder
worden in de stijl van het Spookslot, Fata Morgana en
Droomvlucht. Weliswaar zou er geen transportsysteem komen,
maar voor het eerst zouden bezoekers in een verduisterde en
uitsluitend van kunstlicht voorziene ruimte ondergedompeld
worden in een sprookjesachtige wereld die volledig gecreëerd
zou worden aan de hand van decors, animatronics en muziek.
Zelfs qua thematische uitwerking, met wouden, dieren, elfen,
kan het sprookje worden beschouwd als de verre voorloper van
Droomvlucht.
Op een oppervlakte van één hectare werd een Indisch aandoend
tempelplein opgetrokken, voorzien van een grote, blinkende
fontein, mysterieuze oosterse ornamenten en twee gigantische
(door echte Thaise voorbeelden geïnspireerde)
tempelwachters. Een dubbele deur achter de fontein geeft
toegang tot een duistere grot, waarin een brede gang uitkomt
op een panorama van het woudmeer uit het sprookje, omzoomd
door exotische planten, een kleine waterval en een rustige
kreek. Het geheel werd getekend door Anton Pieck en
technisch uitgewerkt door Peter Reijnders en Peter Smulders.
In de laatste fase van het 300.000 gulden (136.000 euro)
kostende project (dat oorspronkelijk op slechts 180.000
gulden, zo'n 82.000 euro, was begroot) werd ook de toen
22-jarige Ton van de Ven bij het sprookje betrokken; de pas
afgestudeerde student industriële vormgeving werd aangesteld
als chef vormgeving en decoratie en hielp mee aan de
decoratie van het gebouw en de grotten. De meeste techniek
van het sprookje — in de beginjaren grotendeels mechanieken
gemaakt van touwtjes, luchtdrukpersen en raderwerken — werd
door de Efteling zelf ontworpen; voor een enkele
pneumatische aandrijving (onder meer voor het kikkerorkest)
werd een beroep gedaan op externe bedrijven. Uiteindelijk
werd tweeëneenhalf jaar gewerkt aan het sprookje. De
financiële aderlating die het park moest doen om het een en
ander rond te krijgen was dusdanig groot, dat het sprookje
ook voor de nodige crises in het stichtingsbestuur zorgde.
Gelukkig bleek het allemaal niet voor niets te zijn geweest.
Hoewel de officiële opening van het sprookje, op 3 mei 1966,
in technisch opzicht desastreus
verliep (veel van de animatronics deden het niet, waardoor
enkele medewerkers ternauwernood de poppen met de hand
moesten bewegen), waren de gasten, waaronder de Nederlandse
ambassadeur van België, zwaar onder de indruk. "Het
artistieke en technische wonder dat ik vanmiddag heb mogen
openen, heeft mijn stoutste verwachtingen overtroffen,"
oordeelde de ambassadeur, en toen koningin Fabiola een jaar
later, in 1967, het park incognito bezocht om haar sprookje
in het echt te aanschouwen, vertelde ze Peter Reijnders dat
ze "dolenthousiast" was. Ook het publiek viel gelijk voor
‘De Indische Waterlelies’ en tot op vandaag is het één van
de populairste sprookjes in het Sprookjesbos. De gebruikte
muziek, Afrikaan Beat van Bert Kaempfert (verkrijgbaar op
diverse Efteling-CD's) en de Incagezangen van de exotische
Peruaanse Yma Sumac, die haar vijf octaven omvattende stem
leende aan de heks, heeft in Nederland en Vlaanderen de
status van "Efteling-muziek" verworven, ook al is het geen
muziek die voor de Efteling werd gecomponeerd. ‘De Indische
Waterlelies’ heeft ook dankzij het Suske en Wiske-album "De
Efteling-elfjes" (nr. 168), dat in 1978 verscheen,
enorm aan populariteit gewonnen. Een mooiere afsluiter voor
zijn illustere carrière kon de 67-jarige Peter Reijnders,
die na de voltooiing van ‘De Indische Waterlelies’ met
pensioen ging, zich niet hebben gewenst.
Ter gelegenheid van dertigste verjaardag van ‘De Indische
Waterlelies’, in 1996, die met de nodige luister werd
gevierd, werden het hele gebouw, het tempelplein, de grot en
de decoraties gerenoveerd. Er kwamen ook zeven nieuwe elfjes
en een jaar later, in 1997, zorgden een nieuwe aansturing en
mechaniek van de heks ― die in de loop van dertig jaar
overigens een aantal keren van gedaante is veranderd ―
ervoor dat haar bewegingen vloeiender en minder repetitief
werden. Het torentje boven de ingangsgalerij aan het
tempelplein werd in 2004 verwijderd; volgens velen gebeurde
dit omdat het anders te sterk zou contrasteren met de stijl
van ‘Het Meisje met de Zwavelstokjes’, dat tegen de
achterkant van het gebouw van ‘De Indische Waterlelies’ werd
opgetrokken.
Gij mensenkinderen in uw nietigheid,
hoort ons aandachtig aan:
Zo gij deez’ tempel open ziet,
dan kunt gij verder gaan.
Doch zo de deur gesloten is,
vragen wij u geduld.
Dra wordt het geheim, zo streng bewaakt,
ook weer voor u onthuld.
Eén ding moeten wij u vragen,
uw goede naam ten spijt.
Laat prul en prop niet slingeren
en mijdt baldadigheid.
|
Het sprookje is terug te vinden in het sprookjesboek van de
Efteling, "Sprookjes van de Efteling", en als
luistersprookje op de zesde CD (CNR 100.393-2). Voor deze CD
werden trouwens de originele geluiden uit het park gebruikt;
het gezang van de heks is in een langere versie te horen op
deze CD dan in het park. Eén elfje van ‘De Indische
Waterlelies’ staat bovendien afgebeeld op de
Efteling-dukaten. De nieuwe ReDi-Entertainmentreeks bevat het sprookje ook, en wel op Efteling-sprookjes CD 3. |