Was het u reeds
bekend dat...
...je vroeger
via een prachtige brede aanloop vanaf de Indische
Waterlelies naar de Fakir kon lopen? Deze aanloop werd
enigszins verstoord toen de nieuwe sprookjes van 1998 er
voor zorgden dat de zichtlaan een sluipweggetje werd. Vanaf
eind 2004 is er helemaal geen indrukwekkende aanloop meer
naar het sprookje. Gelukkig is het ruime plein voor het
paleis wel behouden.
...de Fakir bij de opening in 1958 eigenlijk niet echt deel
uitmaakte van het Sprookjesbos, maar veel meer een “losse”
attractie van het park was? Het bos hield destijds immers op
bij de Prinsenpoort.
...in de agenda van Peter Reijnders al lang voor de bouw van
de Vliegende Fakir plannen stonden opgetekend voor ‘De Fakir
met de Dansende Goudvis’? Uiteindelijk is de Fakir los van
de goudvis in het park verschenen en dook ter vervanging van
de Liefdesbron de Dansende Dolfijn op.
...het oorspronkelijke ontwerp uit ging
van twee losse torens zonder verbindingsmuur? Helaas bood
dit geen visuele mogelijkheden om de kabels van de fakir te
verbergen.
...ten tijde van de bouw van de Vliegende Fakir het park nog
niet beschikte over goedgeoutilleerde werkplaatsen voor de
ontwikkeling van poppen en robots, en dat de drie
fakirpoppen daarom bij Peter Reijnders in Eindhoven zijn
gebouwd, net als dat het geval was met bijvoorbeeld
Doornroosje en Sneeuwwittje? |
Zo was er ooit eens een vorst die ging trouwen in november
en van zijn tuinman verlangde dat bij zijn thuiskomst de
tulpen in de paleistuin zouden bloeien. Tulpen in november,
dat kan natuurlijk niet, en de oppertuinman van de vorst zat
dan ook met de handen in het haar. Als de tulpen niet
bloeiden, dan zou hem dat wel eens zijn hoofd kunnen kosten.
Na veel denken deed hij beroep op een fakir. "Waar zijn de
tulpen geplant?" vroeg de fakir. "Daar, bij deze
paleistoren, heb ik gele tulpen geplant, en daar, bij de
andere, heb ik rode tulpen in de grond gestoken." antwoordde
de tuinman nederig.
Toen deed de fakir iets heel bijzonders: hij pakte zijn
fluit en begon te spelen, een heel mysterieus lied. En
langzaam, heel langzaam, kwamen bij de ene paleistoren
alle gele tulpen naar boven. De tuinman kon zijn geluk niet
op toen hij zag dat de fakir op zijn vliegend tapijt stapte
en nu ook naar de andere toren vloog om daar de tulpen uit
de grond te toveren. Maar wat schrok hij! Want terwijl de
rode tulpen begonnen te bloeien, zakten bij de linkertoren
gelijk de gele tulpen terug in de grond! Onmiddellijk vloog
de fakir weer terug naar de andere toren, en begon daar weer
te spelen. En zo bleef de fakir heen en weer vliegen tussen
de twee torens, tot de vorst arriveerde met zijn bruid. De
vorst was zo blij toen hij zag dat de tuinman de opdracht
tot een goed einde had gebracht, dat hij hem een beurs geld
vol met goudstukken. De goudstukken gaf de tuinman aan de
fakir, maar de beurs hield hij zelf, als herinnering.
De oorsprong
van het sprookje
Hoewel fakirs (of derwisjen, zoals ze in het Perzisch
genoemd worden) vrij vaak opduiken in de verhalen van
1001-Nacht, is het bovenstaande sprookje geen sprookje uit
deze bundel. De verhalen die Sheherazade duizend en één
nachten lang aan vorst Shahriar vertelde om zo haar leven te
beschermen, werden bekend in Europa in het begin van de 18de
eeuw via een Franse vertaling. Hoewel in de Efteling
verschillende oosterse sprookjes en attracties te vinden
zijn (‘De Chinese Nachtegaal’, Fata Morgana, Vogel Rok,
‘De Vliegende Fakir’), is alleen het verhaal van Sindbad de
Zeeman, dat de inspiratie was voor de donkere achtbaan Vogel
Rok, daadwerkelijk afkomstig uit deze verhalenbundel. Een
fakir is historisch gezien een aanhanger van het soefisme,
de mystieke leer van de Islam. Hij leeft als kluizenaar of
bedelmonnik. Het bekendst zijn de dansende derwisjen van de
Mawlawi in Turkije, die met draaiende dansen een toestand
van extase bereiken. Aan fakirs worden vaak bijzondere
krachten toegeschreven: zo zouden ze ongevoelig zijn voor
pijn (vandaar het spijkerbed), ze kunnen dieren betoveren
(vandaar de slangenbezweerders) en ze beschikken over
bijzondere krachten. Ook het vliegend tapijt is een typisch
element uit verschillende verhalen van duizend en één nacht
(ze worden verkocht op de markt van Fata Morgana). Anton
Pieck en Peter Reijnders combineerden al deze elementen tot
één sprookje, en om de mengelmoes nog completer te maken,
voorzagen ze het van Indische muziek.
Bij de vliegende fakir zoals die wordt uitgebeeld in de
Efteling wordt geen verhaal verteld. Het bovenstaande
verhaal werd opgetekend door Bob Venmans in "Het Sprookje
van de Efteling" op basis van Piecks en Reijnders
uitbeelding in het park en bewerkt tot hoorspel voor de
sprookjesalbums van de Efteling (je vindt het terug op de
vijfde CD, CNR 100.392-2). Voor het officiële sprookjesboek
van de Efteling, "Sprookjes van de Efteling", verzon Martine
Bijl zelf een eigen sprookje, “De Tuinman en de Fakir”,
losjes leentjebuur spelend bij ‘De Chinese Nachtegaal’, over
een sultan die van een emir vier zakken tulpenbollen cadeau
krijgt. Nadat de sultan ziek wordt, weten de tuinman en de
fakir samen alle tulpen te doen bloeien. Bij de aanblik van
al die rode en gele tulpen wordt de sultan zo ontroerd, dat
hij ineens weer beter wordt.
Het sprookje in
de Efteling
‘De Vliegende Fakir’ is, net als ‘Langnek’ en ‘De Indische
Waterlelies’, één van die sprookjes die al jarenlang met de
Efteling geassocieerd worden. Het paleis, dat voor de komst
van ‘De Chinese Nachtegaal’ in 1999 het laatste sprookje was
voor wie de officiële Sprookjesbosroute volgde, werd door
Anton Pieck en Peter Reijnders gebouwd in 1958. Pieck
inspireerde zich bij het ontwerpen van het paleis op
Perzische miniaturen uit de 15de, 16de en 17de eeuw. Het
kasteel is gebouwd op een oppervlakte van 1.600 m² en het
grootste deel is volkomen massief (zo weegt elk van de 32
kantelen 80 kilogram). Leuk detail: één van de torens van
het kasteel is, tussen het groen, ook te zien in het decor
van ‘De Indische Waterlelies’, dat tien jaar na ‘De
Vliegende Fakir’ door Pieck werd ontworpen. De illusie van
het vliegende tapijt wordt gewekt met drie verschillende
fakirs. Onderin elke toren zit een fakir, en op het tapijt
zit een derde, die door twaalf elektrische motoren via een
ingewikkeld schakel- en beveiligingssysteem van de ene naar
de andere toren vliegt, een afstand van dertig meter. Dit is
overigens de langste afstand op de wereld die ooit
aantoonbaar per vliegend tapijt werd afgelegd. Vlak voor de
deuren in de toren sluiten nadat de fakir naar binnen is
gevlogen, kun je de stoïcijnse figuur zien draaien in z’n
toren, klaar voor de volgende vlucht. Dit is vooral goed
zichtbaar vanaf het pad bij 'Het Meisje met de Zwavelstokjes',
of vanuit het prieel in de tuin tegenover ‘De Chinese
Nachtegaal’.
Het instrument waarop de fakir speelt is de shanai, een
oosterse hobo. De muziek die weerklinkt is die van Sanai
Gath die de Raga Kaphi speelt. De oorspronkelijke
vliegende fakir had een zwarte baard
(van vezels), maar
die werd in 1987 vervangen door een serie moderne
animatronics, naar een nieuwer ontwerp
van Anton Pieck. Deze
vervangende fakir
kreeg een witte baard, een
sierlijker tulband en ziet er een stuk ouder uit.
Technisch werd de fakir iets eenvoudiger: de vingers gaan
net als bij de oude fluitspelende
fakir nog steeds mooi op en neer, maar de ogen van de fakir
bewegen niet meer spiedend van links naar rechts.
Het principe waarmee de gele en rode tulpen omhoog worden
gebracht, werd bedacht door Peter Reijnders. Oorspronkelijk
had Reijnders twee waterbassins ontworpen, waarin tulpen
dreven op grote kurken. Het overpompen van water zorgde voor
een stijging van het waterpeil in het ene bassin waardoor de
tulpen door de stengels heen omhoog werden geduwd, en een
daling van het waterpeil in het andere waardoor de tulpen in
dit bassin weer verdwenen. Op den duur zogen de kurken
echter zoveel water op dat ze zonken. Reijnders probeerde
het met plastic eitjes en bekertjes en glazen
monsterflesjes. Ten slotte werden de tulpen vastgemaakt op
een ondergrond van lichte kunststof. De techniek van
Reijnders wordt tot op de dag van vandaag nog gebruikt. De
manier om de fakir onzichtbaar over kabels te laten vliegen,
ontdekte Reijnders per toeval. Tijdens een bruidsreportage
op een regenachtige dag, zag Reijnders glinsterende
bolletjes door de lucht zweven. Het bleken waterdruppels te
zijn die langs telefoondraden voortgleden. De draden waren
niet te zien, want ze vielen weg tegen de voegen van een
kerkmuur op de achtergrond. Het bleek dé oplossing voor een
technisch probleem dat Reijnders al een tijd bezighield ―
eindelijk zou hij een fakir echt kunnen laten vliegen.
Wilt U mij niet Uw afval geven
Dan wil de Fakir niet meer zweven
|
‘De Vliegende Fakir’ is één van de tien afbeeldingen op de
Efteling-dukaten van ‘Ezeltje Strek Je’. De muziek van de
fakir staat op de "Wonderlijke muziek van de Efteling"-CD
(Columns 290263) en het sprookje vind je zoals gezegd als
hoorspel terug op de vijfde sprookjes-CD (CNR 100.392-2).
Een heel eigen versie van Martine Bijl van het sprookje,
mooi geïllustreerd door Anton Pieck, vind je terug in het
sprookjesboek van de Efteling, "Sprookjes van de Efteling".
Het sprookje werd ook opgenomen voor de TV-serie
“Sprookjes”, verteld door Jan Decleir, en is te vinden op de
tweede DVD van die reeks. |