Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd
(Dubbelhoofd 3)
(c) Het WWCW 2004
Tekst: Jorn van de Wetering
|
apitein
Dubbelhoofd keek op. En keek weer naar beneden. Hij opende zijn mond,
krabte met zijn voortanden over zijn onderlip en sloot zijn mond
weer. Weer keek hij op.
‘Ellendige zeeleeuw dat het ook is…,’ mompelde hij.
‘Helemaal mee eens, kapitein Dubbelhoofd!’ zei Gustav Lof, ‘Helemaal
mee AUW!’ Want Kenny Noeth had hem zojuist een harde trap tegen
zijn schenen gegeven.
‘Ojeetje,’ gilde Ton Panieck, ‘Hoe gaan we hier ooit uitkomen? We
zitten als ratten in de val, dit is het einde! Ojeetje!’
‘Sssst,’ zei Rolander van ’t Zijl, ‘Beheers je alsjeblieft een
beetje, Ton.’
‘Nee,’ zei Kapitein Dubbelhoofd, ‘Ton heeft gelijk, we zitten hier
als ratten in de val. Kapitein Trippelhoofd zal ons niet snel meer
laten gaan. Ik ken mijn broer.’
‘Uw… BROER?’ riep de hele voormalige bemanning van de Halve Maen in
koor.
‘Ja,’ zei Kapitein Dubbelhoofd. ‘Kapitein Trippelhoofd, de meest
wrede kapitein van de zeven zeeën, is mijn broer.’
Iedereen keek Kapitein Dubbelhoofd met open mond aan. Niemand sprak.
Niemand kon iets uitbrengen. Niemand wist wat hij moest uitbrengen.
Gelukkig hoefde niemand te bedenken wat hij moest uitbrengen, want
de stilte werd doorbroken door een geluid. Drie geluiden eigenlijk,
elkaar snel opvolgend.
Tok tok tok.
‘Pssst, Kapitein Dubbelhoofd,’ zei de geheimzinnige stem aan de
andere kant. ‘Het is zover, ik kom u bevrijden. Is de kust veilig?’
‘Dat weet ik niet,’ zei kapitein Dubbelhoofd, ‘We zijn er hier op
volle zee immers nogal ver vandaan.’
‘Goed,’ zei de geheimzinnige. ‘Kunt u zover mogelijk naar beneden
bukken? Het zal er heel even wild aan toe gaan, namelijk.’
‘Bukken, jongens,’ zei Kapitein Dubbelhoofd. Iedereen boog zover als
hij kon naar voren, voorzover de boeien, kettingen, touwen en andere
ketens hen dat toelieten.
‘We zijn klaar,’ zei Kapitein Dubbelhoofd.
‘Juist,’ zei de geheimzinnige. ‘Wacht even en zet je schrap.’
‘Ojeetje!’ gilde Ton Panieck.
an
de andere kant van de wand hoorden ze nu een sissend geluid. Het
duurde een aantal tellen en toen was het weer weg.
Heel even hoorden ze niets.
En toen kwam met een harde KNAL! de wand die de geheimzinnige al die
tijd gescheiden had van Kapitein Dubbelhoofd in duizenden stukjes
door de kamer vliegen. Deze werd gevuld met de rook die de
ontploffing teweeg had gebracht. Hoestend en proestend probeerde
iedereen de stukken hout van zich af te vegen. Toen de rook een
weinig was opgetrokken keek Mex Mellens op en zag hij hun bevrijder.
‘Patav den Oester!’ riep hij. ‘De vader van Talvan den Chanbeur, heu…
Chan van den Beurtal! Schitterend!’
‘Ja, ik ben Patav den Oester,’ zei Patav den Oester. ‘Kapitein
Trippelhoofd hield mij hier gevangen, om voor hem de meest
vreselijke uitvindingen te maken. Uitvindingen waarmee hij de
Vliegende Hollander wilde uitrusten. Ik wilde tegenwerken, maar ze
dreigden mijn dochter iets aan te doen.’
‘Wij hebben uw dochter onlangs nog gezien,’ zei Rolander van ’t Zijl.
‘Wees gerust, want alles was toen nog goed.’
‘Echt?’ zei Patav den Oester. ‘Waar is ze nu? Is ze hier?’
‘Nee,’ zei Rolander van ’t Zijl. ‘We weten niet waar ze is, ze is
met een sloep overboord gezet. Maar waarschijnlijk is ze er beter
aan toe dan wij.’
‘Ja,’ zei Kapitein Dubbelhoofd, ‘En over ons gesproken, is het
misschien mogelijk deze kettingen ergens anders te hangen dan
helemaal om mij heen?’
emand
moet die klap gehoord hebben,’ zei Rolander van ’t Zijl, terwijl
iedereen losgemaakt werd ‘Ze zullen zo komen.’
Hij was nog niet uitgepraat, of er klonk gemorrel aan het sleutelgat.
‘HEY,’ hoorden ze, ‘WAT IS DAT DAAR?’
Patav den Oester drukte zijn vinger tegen zijn mond, ten teken dat
ze moesten zwijgen. Weer klonk er gemorrel.
‘Welke sleutel is het nou?’ vroeg de piraat aan de andere kant.
‘DEZE! IDIOOT!’ riep de andere piraat. Weer klonk er gemorrel, de
deurklink ging omlaag, de deur zwierde open en… de twee piraten
vielen recht in de armen van Matroos Gijs. Die klopte hun koppen
tegen elkaar, waarna ze beiden buiten westen op de grond vielen.
‘Indrukwekkend,’ zei Kenny Noeth. ‘Zeer indrukwekkend.’
‘Kom mannen,’ zei Kapitein Dubbelhoofd, ‘Dit is onze kans! We zullen
die akelige aalvreter eens een les leren die hij niet snel zal
vergeten.’
‘We kunnen onze groep het beste opsplitsen,’ zei Patav den Oester.
‘Dat vergroot onze kansen.’
Kapitein Dubbelhoofd nam de twee piraten hun pistolen af en gooide
er een naar Rolander van ’t Zijl.
‘Waar is Kapitein Vendervan nu?’ vroeg Kapitein Dubbelhoofd hem.
‘Ze hebben hem verder de gang ingevoerd,’ zei Rolander van ’t Zijl.
‘Naar de linkerkant toe.’
Kapitein Dubbelhoofd knikte: ‘Rolander, neem jij dan Maerk, Kenny,
Ton en Gijs mee naar de die kant van de gang om Kapitein Vendervan
te redden, dan ga ik met Patav, Mex en Gustav de rechterkant
verkennen om af te rekenen met kapitein Trippelhoofd.’
‘Hier,’ zei Patav den Oester tegen Rolander van ’t Zijl. ‘Neem deze
mee.’ Hij gaf Rolander een roze schelp. Verbijsterd kijkend nam de
voormalige stuurman van de Halve Maen het kleinood aan.
‘Wat moet ik hiermee?’ vroeg hij.
‘Het is een Lispeltuut,’ zei Patav den Oester. Hij haalde nog
eenzelfde roze schelp uit zijn zak tevoorschijn. ‘Als je erin praat,
dan kunnen wij je horen en omgekeerd. Vroeger zat er een draadje
tussen, maar ik heb ze draadloos gemaakt.’
‘Veel succes, maatjes!’ riep Kapitein Dubbelhoofd.
‘Is goed, kapitein Dubbelhoofd,’ zei Rolander van ’t Zijl. Hij legde
zijn hand op de schouder van de kapitein. ‘Goed u er weer bij te
hebben, Kapitein Dubbelhoofd.’
‘Jajaja, dat sentimentele gedoe komt later wel,’ zei Kapitein
Dubbelhoofd, ‘We hebben werk te doen. Als de donder aan de slag!’
ex
Mellens haalde Patav den Oester in terwijl ze door de gang liepen.
‘Excuseer Patav,’ zei Mex Mellens, ‘Mag ik vragen wat dat is dat je
daar draagt?’ vroeg Mex Mellens, wijzend naar wat op een klein kanon
leek.
‘Dit?’ vroeg Patav, wijzend naar het kleine kanon. ‘Dit is een
geheime uitvinding, het Portokanon. Bijzonder handig in gevallen als
deze.’
‘Ja, zeker,’ lachte Mex Mellens. ‘Heb je hem zelf bedacht?’
‘Deze wel,’ zei Patav den Oester. ‘Meestal is het zo dat de
ontwerper zijn wensen aan mij kenbaar maakt, en ik werk dat verder
uit en besluit wat ik kan doen met de technische wensen. Je gaat
bewegingen bedenken, je gaat figuren bedenken, al met al gaat dat
samenvloeien, het valt samen op een gegeven moment en dan krijg je
daaruit een bepaald effect en dat kan een bittere teleurstelling
zijn en dat kan een onverwachts groot succes zijn. Hoe doe jij dat
dan?’
‘Ik werk dan met Maerk in een uitgebreid teamverband,’ zei Mex ‘En
in dit teamverband gebeuren de mooiste dingen en daar ontwikkelt
iedereen, niet direct vanaf een tekening of vanaf een stukje papier,
men heeft een idee, Kapitein Dubbelhoofd heeft een idee en die zegt
‘Nou, ik zou eigenlijk best willen dat dat en dat er gebeurde, dat
er masten gaan bewegen en dat er een schip zweeft in de ruimte.’ Nou,
die technieken hebben we. Dan kijken ’s avonds naar de zee met een
kladblok op mijn knie ga ik de techniekjes zitten tekenen. Da’s
geweldig, dan ga je tussen de bemanning staan en dan luister je naar
hun reakties en dan ben je apetrots, want die reakties zijn zo
spontaan.’
|