Kapitein Dubbelhoofd en Kapitein Trippelhoofd

 
 
 


Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd

(Dubbelhoofd
3)


Pagina
4 van 12

ga direct naar:

1   2   3   4

5   6   7   8

9   10  11  12

 


(c) Het WWCW 200
4
Tekst: Jorn van de Wetering

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

apitein Vendervan kwam het dek op lopen.
‘Wacht even, Talvan,’ zei Mex Mellens, ‘Mijnheer Vendervan, mag ik u even wat vragen?’
‘Natuurlijk,’ glimlachte kapitein Vendervan.
‘Wij zagen uw schip straks vliegen, maar hoe doet u dat zonder hitteblazers? Dat is al een hele tijd geleden dat we toch een systeem zouden willen ontwikkelen waarbij we door de ruimte zouden kunnen zweven. Ik herinner mij één project waar ik nog wel eens wakker van word, dat zijn de hitteblazers, waar we dat hele geavanceerde systeem in toepasten. We hebben toen een systeem gevonden waarbij het zweven, het vliegen heel goed nagebootst wordt. Een hangend transportsysteem en dat was net op tijd klaar, maar dat werkte niet. En op een moment waarop je vliegen gaat en waarvan zoveel afhangt en dan niet over zo’n klippen kunnen, dat is een kras op mijn ziel.’
‘Wat dat aangaat heb ik mezelf nooit geweld aan hoeven doen,’ glimlachte kapitein Vendervan. ‘Reijn Peterders zorgde bij ons voor de technieken. Dat vond ik op zich weer een fenomeen, waar ik erg dankbaar voor ben geweest, uiteraard. Mag ik even schrapen?’
‘Ja, schraap maar,’ zei Talvan den Chanbeur.
‘De grootste uitdaging was om grenzen te overschrijden, om verder te gaan dan van ons gevraagd werd en het was die, we noemden het maar met een modern woord ‘Drive,’ die grote dingen heeft laten zien.’
‘Mag ik die Drive eens zien?’ vroeg Mex Mellens.
‘Natuurlijk,’ zei Kapitein Vendervan.

e Drive was beneden in het ruim bevestigd. Op het eerste gezicht was het een lange, platte steen, die aan beide uiteinden met een scharnier aan het schip was bevestigd. Ton Vendervan liep naar een paneel dat aan de muur was bevestigd. Op het paneel zat een houten knopje met een zwart streepje erop dat wees naar een pijl die naar beneden gericht stond.
‘Oke, we gaan vliegen en op dat moment draai ik een knopje om…,’ zei kapitein Vendervan, terwijl hij het streepje van de pijl naar beneden naar een die naar boven wees draaide, ‘…en ik vlieg.’ Mex Mellens, Maerk ten Stoppel en Talvan den Chanbeur voelden hoe het schip langzaam begon te stijgen ‘En dan… we zullen toch eens een keer terug moeten komen op onze aarde,’ hij draaide het knopje weer terug. ‘Je valt, je komt weer terug in de schoot van moeder aarde. Je raakt de golftoppen weer.’
‘Mag ik wat vragen?’ vroeg Mex Mellens.
‘Dat heb je nu al gedaan,’ glimlachte Ton Vendervan.
Mex Mellens lachte: ‘Hahaha, ja, natuurlijk… maar wat ik vragen wilde…hoe werkt de Drive?’
‘De steen is afkomstig uit de tijd dat de aarde nog plat was,’ zei kapitein Vendervan. ‘aan de onderkant waren toen nog grote zwaartekrachtplaten. Dit is een van die platen. Nu hangt hij gelijk met onze zwaartekracht, maar het kan zijn dat we moeten vliegen. En dan draai ik een knopje om.’ En weer draaide hij de knop om.

e deur van de cel van Kapitein Dubbelhoofd ging open. Kapitein Trippelhoofd stapte binnen. In zijn handen droeg zijn broer de mysterieuze bol die Kapitein Dubbelhoofd al vaker had gezien. Kwaad leek zijn broer niet meer, nee, het leek eerder alsof hij ergens heel erg blij mee was. Op zijn gezicht preek een vreemde glimlach. Dit alles zon Kapitein Dubbelhoofd niets.
‘Ach mijn… mijn arme… Kapitein Dubbelhoofd,’ lachte hij, ‘Kijk nu toch… je bent diep … gezonken bent. Maar jij… niet jij bent… alleen gezonken. Laat je schip aan… in de handen over van anderen… en hetzelfde gebeurt.’
‘Hossende haaien, wat zwets je nou,’ vroeg Kapitein Dubbelhoofd met achterdocht in zijn stem. ‘Hoezo gebeurt dan hetzelfde?’
‘Precies zoals… ik het…zeg,’ zeiden de drie hoofden van de driekoppige kapitein met drie hoofden. ‘Je schip… De Halve Maen… het is gezonken.’
‘Hoe bedoel je… gezonken?’ vroeg Kapitein Dubbelhoofd met een trillende stem.
‘Tegenslag… pech… een ongeluk…,’ glimlachte Kapitein Trippelhoofd. ‘Een foutje in… het blaassysteem… het ging stuk. Jammer… maar toch… helaas.’
‘Jij rottende, stinkende…,’ zei Kapitein Dubbelhoofd. Hij kreeg het ineens weer erg warm. ‘Je liegt, jij leuterend stuk schelvis!’
‘Misschien… mogelijk… lieg ik,’ zei Kapitein Trippelhoofd met drie suikerzoete stemmen. ‘Maar mijn… deze bol… nooit liegt hij.’
Kapitein Trippelhoofd hield de bol naar voren en liet deze aan Kapitein Dubbelhoofd zien. In de bol was in versneld tempo van enige afstand het schouwspel te zien wat zich kort daarvoor voor de kusten van Efčnwee had voltrokken. Vol afgrijzen zag de Kapitein hoe de hitteblazers van zijn schip het begaven, het schip op de klippen stortte, waarna het in het water viel en binnen de kortste keren gezonken was.
‘Jij misselijkmakend misbaksel!’ schreeuwde Kapitein Dubbelhoofd. Hij kon zich bijna niet meer in bedwang houden. ‘Ellendige slijmkwal’
‘Wees toch… wordt niet zo… boos,’ zei Kapitein Trippelhoofd, ‘Een voor een… ze zijn… gered… door een ander schip. Dat van… kapitein… Vendervan. Maar weet je… het mooiste… wat ik dat vind?’ glimlachte Kapitein Trippelhoofd tegen kapitein Dubbelhoofd, wiens hoofd in snel tempo begon op te zwellen.
‘Het schip… met je bemanning… ik weet waar het is. Op dit moment zijn we… we zijn… op weg naar hen.’ Kapitein Trippelhoofd boog zich naar voren en keek met zijn middelste hoofd de zo rood als een tomaat zijnde kapitein recht in de ogen. ‘Ach… ach… ach… Die flauwe grappen… over mij… waar zijn ze nu?’

et Seylend Fregat voer voorbij een gigantische rotspartij. Aan dek amuseerde haar kapitein de opvarenden.
‘Dus toen kwam die vis bij de scheepsarts,’ zei Kapitein Vendervan, ‘en toen zei die scheepsarts ah… ik zie het al! Uit de kom!’
Iedereen gierde het uit van het lachen, behalve een wat beteuterd kijkende Mex Mellens.
‘Wat is er Mex?’ vroeg Maerk ten Stoppel, ‘Vind je het niet grappig?’
‘Mijn creatieve kant beperkt zich tot technische grapjes,’ zei Mex. ‘Technische invullingen, daar voel ik mij bij thuis.’
‘Maar Kapitein Vendervan,’ vroeg Talvan den Chanbeur, ‘ik meen begrepen te hebben dat u blind was?’
Ton Vendervan glimlachte. ‘Op een gegeven moment ben ik in Djofri ondergedompeld in een warm en weldadig bad. Het was een streling voor mijn ogen, waarmee ik vanaf dat moment weer kon zien.’
‘Hoe was het dan om blind te zijn?’ vroeg Maerk ten Stoppel.
‘Jarenlang ben ik blind geweest maar ik zag, ik zag in mijn voorstellingswereld. En dan kwamen er beelden en dat waren meestal heel primaire beelden. Dat waren beelden die, in ieder geval, datgene opriepen wat je met woorden probeerde uit te leggen. Maar het is wel die wijsheid, die grootse voorstelling die komt.’
Rolander van ’t Zijl had zich inmiddels afgezonderd van de groep en tuurde over de reling. ‘Vreemd…,’ zei hij.

Naar de vorige pagina   Naar de volgende pagina

 
 

Tekst: Jorn van de Wetering