Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd
(Dubbelhoofd 3)
(c) Het WWCW 2004
Tekst: Jorn van de Wetering
|
a,’
zei Patav den Oester, ‘Maar je moet in dit geval vooral met het
vluchten niet vergeten dat we moeten werken met hele kleine
wapentjes. En er moeten toch allemaal kogeltjes en vuurlonten moeten
moeten daarin verpakt worden en dat wil nog wel eens problemen
opleveren. Toch is altijd weer het samenspel van het een naar het
ander wat het weer spannend maakt en wat het weer helemaal nieuw
maakt.’
e
deur aan het einde van de gang was gesloten.
‘Probeer al je kracht ertegen te zetten,’ zei Kapitein Dubbelhoofd
tegen Gustav Lof, Mex Mellens en Patav den Oester, terwijl hij zelf
zijn hele lichaam ertegen gooide.
Vanuit de gang hoorden ze voetstappen in hun richting komen.
‘Schiet op!’ riep Kapitein Dubbelhoofd. Met zijn vieren duwden ze
hard tegen de deur, maar deze gaf geen centimeter mee.
De voetstappen versnelden in tempo.
‘Schiet op, schiet op!’ riep Patav den Oester.
Het geluid van de voetstappen kwam de hoek om, samen met de voeten
die het geluid maakten en de drie piraten die aan die voeten vast
zaten.
‘Wel wel, als dat niet onze zoekgeraakte gevangenen zijn,’ lachte de
linkse van de drie piraten die de hoek om waren gekomen en die hen
nu onder schot hielden.
Kapitein Dubbelhoofd probeerde zijn wapen te pakken.
‘Waag het niet!’ riep de middelste piraat. ‘Als je je hand nog
langer dan vandaag wilt blijven gebruiken.’
‘Jullie ontsnappingspoging eindigt hier, Dubbelhoofd!’ lachte de
meest rechtse piraat. De andere twee piraten begonnen ook te lachen.
‘Dit is gewoon te gemakkelijk,’ zei de middelste piraat weer, hoewel
het nu de meest rechtse was omdat de rechtse aan de linkerkant was
gaan staan.
‘Is dit nu de gevreesde kapitein Dubbelhoofd?’ lachte de linkse
piraat, die nu de middelste was.
‘Met zijn zo gevreesde bemanning?’ lachte de rechtse piraat, die nu
links stond.
‘Waar zijn ze nu om tot je redding te komen?’ lachte de middelste
piraat, die daarna rechts had gestaan en nu aan de linkerkant stond.
Maar tot verdere plaatsverwisseling kwam het niet, want achter hen
klonk een vrouwenstem:
‘Achter je. De bemanning die Kapitein Dubbelhoofd tot zijn redding
komt staat achter je. Maar leg vooraleer je je omdraait eerst rustig
je wapens op de grond, zodat ik mijn pistolen niet hoef te gebruiken
en er niemand gewond raakt.’
De piraten slikten, bukten zich en legden hun wapens op de grond.
Kapitein Dubbelhoofd, die ook met zijn rug naar hun redder had
gestaan draaide zich om en zag in de opening van de deur die zij
zojuist niet hadden kunnen openen:
‘Talvan den Chanbeur!.. heu… Chan van den Beurtal!’ Mex Mellens en
Gustav Lof riepen het tegelijkertijd en even verbaasd uit. Meteen
daarna kwamen ze elk voor zich met een ‘Schitterend’ en een
‘Fan-tás-tisch™,’ maar deze twee woorden lieten zich zo slecht
combineren, dat dit voor Kapitein Dubbelhoofd, Patav den Oester,
Chan van den Beurtal en de linkse, de middelste en de rechtse piraat
(ongeacht hun volgorde) onverstaanbaar was.
atav
den Oester rende naar zijn dochter en omhelsde haar.
‘Mijn lieve dochter,’ zei hij, ‘Ik was zo bang dat je iets overkomen
was.’
‘Wees gerust, vader, ik ben in orde,’ zei Chan van de Beurtal. Ze
wendde zich tot de rest, ‘Nadat ik overboord ben gezet, heb ik de
sloep een eind van de schepen geroeid en heb ik vanaf een afstand
toegekeken wat er allemaal gebeurde. Ik heb alles gezien, van de
entering door de Caribbean, tot het moment dat de rots zich opende
en alle vier de schepen verslond. Toen vond ik het tijd geworden om
jullie te hulp te komen.’
‘Haha,’ lachte kapitein Dubbelhoofd, ‘Hahaha, wie zei ooit dat
vrouwen aan boord ongeluk brachten?’
‘Wacht,’ zei Patav den Oester, ‘Ik word opgeroepen.’
Hij pakte zijn Lispeltuut uit zijn zak. Het ding trilde ongeduldig
en Patav zei in de schelp: ‘Ja?’ en toen tegen de rest ‘Ga gerust
wat achteruit staan, meestal komt er nogal wat mee als het ding
begint te praten.’
‘Rolanfer fan hef Fijl hier,’ zei de stem van Rolander door de
lispeltuut, terwijl het speeksel dat uit de schelp kwam alle kanten
uit spoot
‘Ow,’ zei Patav den Oester tegen de anderen, ‘En ehm… de schelp
brengt alles wat onduidelijk over. Luister dus allemaal goed mee.’
‘We heffen Kafifein Fenferfan gefonfen’ zei Rolander door de
spugende schelp. ‘Waf foen we nu?’
‘Kom naar ons toe,’ zei Kapitein Dubbelhoofd, ‘We zullen kapitein
Trippelhoofd eens een lesje leren.’
‘If goef,’ zei Rolander van ’t Zijl, ‘Fof zo.’
‘Ehm, niet dat ik graag moeilijk wil doen, maar het wordt toch
hopelijk niet té gevaarlijk?’ vroeg Gustav Lof plotseling.
‘Misschien kunnen we ons beter aan hen overgeven? Kapitein
Trippelhoofd zal zeker schappelijk willen zijn.’
‘Lof, wat ben jij laf, je hebt helemaal geen lef,’ zei Kapitein
Dubbelhoofd. ‘Hoe ik het ooit in mijn hoofd heb gehaald jou aan
boord van mijn schip te nemen weet ik niet, maar een fout van die
orde zal ik niet snel meer maken.’
Gustav Lof slikte.
‘Ik ben tijdens mijn weg hierheen langs een groot vertrek gekomen,’
zei Talvan den Chanbeur. ‘Met een grote bol zoals die een op Efènwée
stond.’
‘Was er niemand daar?’ vroeg Kapitein Dubbelhoofd.
‘Niet voor zover ik zien kon,’ zei Talvan den Chanbeur.
‘Laten we daar dan eens gaan kijken,’ zei Kapitein Dubbelhoofd. ‘Die
bol is belangrijk voor hem, waarschijnlijk komt hij daar snel weer
terug. Het wordt hoog tijd dat we die driekoppige slijmrat eens een
lesje leren.’
‘Ik zal de rest inlichten,’ zei Patav den Oester, de Lispeltuut weer
van zich af houdend.
achtjes
gloeide een lichtblauwe gloed in de bol, die in het midden van de
kamer op zijn sokkel stond. Het ronde vertrek waar de bol in stond,
stond qua opzet in groot contrast met de rest van het schip. De
kamer was erg ruim, wat verder versterkt werd door haar
koepelvormige plafond. Een wenteltrap verbond de grote vloer met een
balustrade die een verdieping hoger was gelegen.
‘Wat is dat eigenlijk voor iets?’ vroeg Kapitein Dubbelhoofd,
wijzend naar de bol.
‘Kapitein Vendervan noemde het een Gristalbol,’ zei Mex Mellens. ‘Ze
hadden er op Djofri ook eentje.’
‘Maar wat doet dat ding precies,’ vroeg Patav den Oester.
‘Het is denk ik zoiets als je Lispeltuut,’ zei Mex Mellens, ‘Alleen
als je erin kijkt zie je dingen op je afkomen en zie je dingen van
je afgaan en je hebt een wonderlijke belevenis.’
‘Ja,’ zei Kapitein Dubbelhoofd, ‘En wat het doet is een hoop ellende
veroorzaken.’
‘Toch ben ik wel benieuwd waar ze vandaan komen,’ zei Talvan den
Chanbeur… excuseer… Chan van den Beurtal.
|