Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd
(Dubbelhoofd 3)
(c) Het WWCW 2004
Tekst: Jorn van de Wetering
|
at
is er?’ vroeg Talvan den Chanbeur, die bij hem was komen staan.
‘Ik zou zweren… deze rotspartij zijn we op de heenweg helemaal niet
tegengekomen.’
‘Misschien zijn we toen anders gevaren?’ vroeg Talvan.
‘Misschien…,’ zei Rolander, ‘maar volgens mij toch niet hoor. Mijn
gevoel zegt dat er hier iets vreemds gaande is. Ik vertrouw het niet.’
Talvan keek ook aandachtig over de reling. Er stond een zacht
briesje. Langzaam voer het Seylend Fregat om de rotspartij heen. Het
water klotste rustig tegen de romp van het oude schip. En toen kwam
er plotseling een verontrustende mededeling uit het kraaiennest.
‘Schip in zicht!’ riep Kenny Noeth. Matroos Gijs schrok op. ‘Nee
wacht!’ Hij keek nog eens goed in de verte en riep toen: ‘Maak er
maar twee schepen van! Twee schepen aan stuurboord!’
Geschrokken keken de bemanningsleden van Het Seylend Fregat over de
reling. Wat ze zagen deed hun ogen echter geen goed.
‘Ik heb twee slechte mededelingen,’ riep Kenny Noeth, die door zijn
verrekijker naar de schepen tuurde.’
‘Ojeetje!’ gilde Ton Panieck. ‘Wat is er dan?’
‘Bij donker en duister, Ton, rampzalige knar, luister! Het eerste
slechte nieuws is dat het ene schip ‘De Hellendoorn’ van Kapitein
Luttenberg is.’
‘Heeeeej, en het tweede?’ riep Matroos Gijs.
‘Het tweede slechte nieuws is dat het andere het galjoen De Zes
Vlaggen van Kapitein Spijk is!’
Als door donderslag getroffen keken de opvarenden van Het Seylend
Fregat naar de twee schepen die langzaam in hun richting kwamen
gevaren.
‘Ze hebben ons hier op liggen wachten,’ riep Rolander van ’t Zijl.
‘Wat een smerige streek!’
‘Ojeetje,’ gilde Ton Panieck. ‘Wat nu?’
‘In het water halen ze ons meteen in,’ riep Talvan den Chanbeur. ‘Ze
zijn veel sneller dan ons. We hebben een betere kans als we de lucht
in gaan.’
‘Ze zijn al zo dichtbij!’ riep Ton Panieck, ‘Ojeetje!’
‘Het is onze enige hoop!’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Zet de Drive
aan!’
at
nu weer?’ brulde Kapitein Dubbelhoofd. ‘Is het niet voldoende dat
jij je eigen broer in ketenen legt? Is dat niet al erg genoeg?’
De hoofden van Kapitein Trippelhoofd glimlachten.
‘Je bemanning… ze zijn recht voor… mijn schip. Ik geef… het teken…
we vallen aan!’
‘Waarom val je dan niet aan?’ brulde Kapitein Dubbelhoofd. ‘Houd op
mij te kwellen met iets wat je toch wel gaat doen en zorg dat het
afloopt!’
‘Maar ik wil… het niet… dat het afloopt!’ zei Kapitein Trippelhoofd.
‘Zie je… ik heb al iets veel ergers gedaan… dan je doden. Ik heb… je
pijn… gedaan. En ik wil… doorgaan… je pijn te doen.’ Op zijn
gezichten waren nu de meest valaardige glimlachen aanwezig die
Kapitein Dubbelhoofd er ooit op had gezien. ‘Nog heel even en dan
kan ik niet alleen jou… de altijd oprechte Kapitein Dubbelhoofd van
de Halve Maen…. maar ook zijn bemanning tot het uiterste tergen.’
Kapitein Dubbelhoofd had het gevoel dat hij dit keer echt ging
ontploffen van woede. En het scheelde inderdaad niet veel.
ehoorlijk
snel, maar niet zo snel als ze zouden willen kozen ze de ruime lucht.
Hoewel de Drive een stuk soepeler en vloeiender werkte dan het
hitteblazerssysteem van Mex Mellens, zouden ze op deze snelheid niet
zo heel erg ver boven de twee schepen zijn wanneer deze langszij
kwamen varen. Recht voor hen kwamen de twee schepen langzaam
dichterbij. Aan bakboord stond kapitein Spijk van het galjoen de Zes
Vlaggen hen al toe te lachen. Aan stuurboord leek kapitein
Luttenberg van de Hellendoorn eveneens breedgrijnzend paraat te
staan om hen te overmeesteren.
‘Dat is vreemd,’ riep Kenny Noeth. ‘Ze hebben hun kanonnen op hun
dek staan.’
‘Als ze soms van plan zijn ons neer te halen, dan gaan ze er nog een
zware dobber aan hebben,’ riep Mex Mellens triomfantelijk. ‘Dit
systeem om te vliegen gebruikt geen ballonnen die ze kapot kunnen
schieten. Ze krijgen ons niet zomaar naar beneden. Dit excentriekje
zal een totale overrompeling voor hen betekenen.’
‘Ik weet het nog zo net niet,’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Ik heb
hier nog steeds een raar gevoel over.
Terwijl de Halve Maen langzaam naar de wolken klom, kwamen de twee
vijandige schepen onder hen te liggen. Toen het schip een tiental
meters in de lucht hing lagen het galjoen De Zes Vlaggen en de
Hellendoorn recht onder hen.
‘Richt de kanonnen,’ hoorden ze Kapitein Spijk roepen.
‘Wat zijn ze toch van plan?’ riep Talvan den Chanbeur. ‘Een
kanonskogel kan met moeite zo hoog komen? En ons ermee neerhalen
kunnen ze al helemaal niet.’
‘Blijf goed op de details letten,’ zei Kapitein Vendervan tegen
Talvan, ‘Juist die details zijn elementair belangrijk in die
veelheid om de mens niet te laten verdrinken in de beelden die hij
ziet.’
‘Maak je gereed om te vuren,’ riep Kapitein Luttenberg beneden hen.
‘Iedereen bukken!’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Wie weet wat ze van
plan zijn.’
e
opvliegenden van Het Seylend Fregat zochten allen dekking.
‘VUUR!!!’ klonk het beneden hen, waarna onmiddellijk een serie
schoten hoorbaar was. En toen gebeurde er even helemaal niets. Geen
kanonskogels die de romp van het schip raakten. Geen geluid van
versplinterend hout. Geen explosies. Niets van dat alles. Wel was er
een zoevend geluid van iets dat dichterbij kwam.
‘Blijf liggen!’ riep Rolander van ’t Zijl.
Uit het niets kwamen een dertigtal enterhaken het dek op gevlogen.
De haken boorden zich in het hout. Aan de haken zaten touwen, die
onmiddellijk werden strakgetrokken.
Voordat iemand iets kon zeggen klonk er weer ‘VUUR!!!’ van beneden
hen en weer boorden even later een dertigtal aan touwen bevestigde
enterhaken zich in het dek.
‘Hak de touwen door of verwijder de haken!’ riep Talvan den Chanbeur,
‘Ze gaan ons enteren!’
‘Ojeetje, wat nu?’ riep Ton Panieck.
Maar voordat iemand op kon staan hoorden ze voor de derde maal ‘VUUR!!!’
‘Blijven liggen!’ riep Rolander van ’t Zijl.
Weer kwamen er haken op het dek en opnieuw werden de touwen
strakgetrokken.
‘We dalen weer!’ riep Maerk ten Stoppel. ‘Ze enteren ons niet, ze
trekken ons gewoon naar beneden!’
Voorzichtig keek Rolander van ’t Zijl over de reling. Maerk had
gelijk, ze werden inderdaad naar beneden getrokken. Op het dek van
de beneden liggende schepen was men bezig de touwen op te rollen,
terwijl men bij de kanonnen een vierde salvo voorbereidde.
‘Hebben we geen wapens aan boord?’ riep Talvan den Chanbeur tegen
Kapitein Vendervan. ‘Dan kunnen we terugvechten.’
‘Helemaal niets,’ zei deze. ‘Ik vond dat niet nodig. In een tijd van
high tech waarin de zee geëxploreerd wordt verdwijnen bij mij de
kanonnen, verdwijnt bij het bliep bliep en het tuut tuut, verdwijnen…
torpedos en die maken dan plaats voor die technieken die in die
ruimen kunnen zijn.’
‘We zijn verloren,’ zuchtte Kenny Noeth.
Met een zachte plons landde Het Seylend Fregat weer in het water.
|