Kapitein Dubbelhoofd en het mysterieuze eiland

 
 
 


Kapitein Dubbelhoofd
en het
mysterieuze eiland

(Dubbelhoofd 2)


Pagina
2 van 11

ga direct naar:

1   2   3   4

5   6   7   8

9   10   11

 


(c) Het WWCW 2002

 

 

 

 

Fragment zeekaart uit 1562 - Scan: Library of Congress, Washington D.C. (www.loc.gov)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fragment zeekaart uit 1562 - Scan: Library of Congress, Washington D.C. (www.loc.gov)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fragment zeekaart uit 1562 - Scan: Library of Congress, Washington D.C. (www.loc.gov)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fragment zeekaart uit 1562 - Scan: Library of Congress, Washington D.C. (www.loc.gov)

Toen hij wat dichter bij het schip kwam zag de kapitein al dat Mex Mellens, de scheepstechneut, samen met zijn hulpje Maerk Ten Stoppel aan het sleutelen was aan een van de kanonnen. Hij had een nieuw systeem bedacht waarmee de terugslag van het kanon verminderd zou worden. Bovendien had hij een aantal technieken ontwikkeld dat ‘De Halve Maen’ tijdens het vechten imposanter zouden moeten doen lijken. Maar veel zag de kapitein er nog niet van.
‘Dag Mex’, zei de kapitein.
‘Hallo, kapitein Dubbelhoofd!’, riep Mex enthousiast vanaf het dek.
‘Vind je niet jammer dat je niet mee bent geweest naar de goochelaar?’, vroeg de kapitein.
‘Mijn creatieve kant beperkt zich tot technische grapjes. Technische invullingen, daar voel ik mij bij thuis’, zei de techneut.
‘Ach, veel heb je niet gemist’, zei de kapitein. ‘Hoe staat het met de kanonnen?’.
‘Ah, daar vraagt u me wat!Als we dadelijk aan het vuren zijn dan zie je dingen op je afkomen en dingen van je afgaan en je hebt een wonderlijke belevenis met het kanonvuur en dat gaan wij versterken met een aantal bijzondere speciale effecten, die hebben wij in eigen huis ontwikkeld.’ Maerk knikte instemmend.
‘En over wat voor effecten hebben we het hier?’, vroeg de kapitein, die inmiddels het dek had betreden. Hij keek naar het nieuwe kanon, dat voorzien was van allerlei rare attributen.
 

VOC-schip "De Amsterdam" -|- Foto: Friso Geerlings (c) Het WWCW 2002

Mex ging enthousiast verder met vertellen: ‘Je kunt je voorstellen dat de impact van een kanonvuur in drie dimensies alleen maar versterkt wordt als je dat aanvult met vierdimensionale effecten die dus inwerken op jouw lijf. Die voel je dus ook, die ruik je en die kun je ervaren met je oren en met je ogen, buiten vuren om. Ik kan er wel wat van vertellen, de kracht van een dergelijke actie bestaat uit een reeks speciale effecten en we hebben ook een nieuw systeem ontdekt om rook te maken, voor de kanonnen, dat is op basis van water onder hoge druk water vernevelen en echt rook maken. Wij moeten soms gedurende de hele dag rook kunnen produceren en dat kunnen we met dit systeem perfect. We zullen wel eens een kleine demonstratie geven, kapitein Dubbelhoofd.’ Hij wendde zich tot Maerk. ‘Okay, zet ‘m maar an.’
Maerk knikte en drukte een houten knopje in op het houten kastje dat aan de linkerkant van het kanon was bevestigd. Een dikke straal witte rook begon te spuiten uit het kanon, die het dek langzaam hulde in een dikke mantel van rook. Binnen de kortste keren kon kapitein Dubbelhoofd zijn houten been al niet meer onderscheiden van zijn echte been. Om hem heen was alles gehuld in een dikke witte nevel. Zijn luchtwegen hadden het vandaag zwaar te verduren.
‘Hossende Haaien! Dit is toch veel te veel rook Mex’, hoestte hij.
‘Ik zie niets, de vorige keer was het veel minder’, zei Mex ongerust.
‘Nou, die is toch niet heel anders, hoor!’, zei Maerk.
‘We werken eraan, kapitein, ik zal het systeem afzetten, zodra ik het knopje heb gevonden’, zei Mex.
‘Daar zorg maar eens snel voor, voordat ik je weer AUW degradeer naar de afvalverwerking’, zei de kapitein, die zijn voet stootte tegen een stapel kanonskogels.

Toen een tijdje later de mist weer voor het grootste deel was weggetrokken en kapitein Dubbelhoofd weer dingen kon onderscheiden op het dek kwam de rest van de bemanning terug.
‘Ojeetje, het dek staat in brand’, gilde Ton Panieck.
‘Rustig, rustig, er is niets aan de hand, geen reden tot paniek’, stelde de kapitein hen gerust, ‘Enkel een plannetje van Mex dat een beetje heu… de mist in is gegaan. Er is niets aan de hand, niet bang zijn.’
Hij wendde zich tot Gustav Lof, die naar hem toe was gekomen.:‘Morgen varen we weer uit. Hier in de Kaltushaeve hebben we geen aanwijzingen van waarde gevonden, het wordt tijd om onze vleugels weer uit te slaan, ik bedoel de zeilen te hijsen en verder te gaan kijken.’
‘Komt allemaal goed, kapitein Dubbelhoofd’, knikte Gustav Lof.
‘En als je het niet erg vind ga ik nu slapen. Ik heb wel weer genoeg actie gezien voor een dag. Zeg de kok maar dat hij het eten straks naar mijn kajuit komt brengen. Wat eten we eigenlijk vandaag?’
‘Gegrilde zeeanemoon met gesauteerde stekelbaarsvinnen, kapitein Dubbelhoofd’, antwoordde Gustav Lof.
‘Dan laat dat laatste maar zitten’, antwoordde de kapitein.

Die nacht was een erg onrustige nacht voor de kapitein. Het schip deinde heen en weer op de golven en zo af en toe werd hij opgeschrikt door een gekraak dat vanuit het diepst van het schip kwam. Alsof dat niet genoeg was besloten de weergoden dat het middenin de nacht moest gaan regenen en onweren. Zo af en toe wist de kapitein de slaap eventjes te vatten, maar dan werd hij ook meestal gauw genoeg weer wakker. Op het dek hoorde hij Mex op een gegeven moment zeggen dat dit een ‘echte malse regenbui’ was.
Voor de zoveelste keer schrok kapitein Dubbelhoofd weer wakker. Hij keek om zich heen en zag dat de deur naar zijn hut open stond. Toen hij het dek op keek zag hij dat het opgehouden was met regenen. De kapitein liep naar de deur en wilde deze dicht gooien maar ineens kwam er iemand van achter de deur die de deur dicht smeet.
Kapitein Dubbelhoofd herkende forse postuur van de gestalte, keek omhoog en schrok. ‘Jij… wat doe jij hier. Ga van mijn schip af!’.
‘Ik kan… niet zomaar… weggaan’, antwoordde de Onbekende. ‘Ik ben… hier om jou… mee te nemen’.
‘Wat, maar wat…’, zei kapitein Dubbelhoofd, maar de gestalte drukte een grote hand tegen zijn mond.
‘Jij gaat… met me… mee’. Hij knevelde de kapitein met de sterkste knoop die hij kende, deed een prop in zijn mond en stopte hem in een juten zak. Hoewel de kapitein verwoede pogingen deed om te ontsnappen lukte dit hem niet. Hij was geen partij voor de Onbekende, die veel sterker was dan hij.

VOC-schip "De Amsterdam" -|- Foto: Friso Geerlings (c) Het WWCW 2002

De Onbekende pakte de zak met kapitein Dubbelhoofd erin op en nam hem mee naar buiten. Uit de zak klonk nog heel zacht het gemurmel van de kapitein. Maar de moeite die de kapitein deed was tevergeefs, hij kon immers toch niet ontsnappen. De grote man liep naar de rand van het dek en sprong van het schip af. Er klonk een luide plof.
De plof was zo luid dat Kenny Noeth, die in het kraaiennest de wacht moest doen ervan wakker schrok. Hij keek naar beneden, op het dek. Daar was niemand. Op de pier was ook niemand. Op de kade echter zag hij echter drie mannen lopen die een zak droegen met daar iemand in. Direct begon hij de alarmbel te luiden.
‘Moord, Brand! Er is iets gestolen van het schip!’.
Mex Mellens kwam verdwaasd in zijn nachtgewaad uit zijn hut rennen en riep: ‘Vrouwen en kinderen eerst’.
Gustav Lof kwam uit zijn hut en riep naar Kenny: ‘Waar zijn ze dan?’.
Kenny riep vanaf het kraaiennest: ‘Ze zijn die kant op gegaan, door donker en duister!’.
‘Waar is kapitein Dubbelhoofd?’, riep Gustav Lof. Het dek begon langzaam vol te stromen.
‘Heej, hij is niet in zijn hut’, riep Matroos Gijs.
‘Ojeetje!’, gilde Ton Panieck.
‘Matroos Gijs en Ton Panieck, kom met mij mee, het komt allemaal wel goed’, riep Gustav Lof.
De drie zetten de achtervolging in. Ze gingen in de richting die Kenny Noeth hen gewezen had. Omdat het net geregend had waren de sporen nog duidelijk zichtbaar in de modder.
‘Heej, wat vreemd’, zei Matroos Gijs.
‘Wat is er?’, vroeg Gustav Lof.
‘Kenny zei dat er drie mannen waren, maar kijk maar eens. Het is net alsof er maar een persoon gelopen heeft’, antwoordde Matroos Gijs.

Naar de vorige pagina   Naar de volgende pagina

 
 

Tekst: Jorn van de Wetering