Kapitein Dubbelhoofd
en het
mysterieuze eiland
(Dubbelhoofd 2)
(c) Het WWCW 2002
|
oen
hij wat dichter bij het schip kwam zag de kapitein al dat Mex
Mellens, de scheepstechneut, samen met zijn hulpje Maerk Ten Stoppel
aan het sleutelen was aan een van de kanonnen. Hij had een nieuw
systeem bedacht waarmee de terugslag van het kanon verminderd zou
worden. Bovendien had hij een aantal technieken ontwikkeld dat ‘De
Halve Maen’ tijdens het vechten imposanter zouden moeten doen lijken.
Maar veel zag de kapitein er nog niet van.
‘Dag Mex’, zei de kapitein.
‘Hallo, kapitein Dubbelhoofd!’, riep Mex enthousiast vanaf het dek.
‘Vind je niet jammer dat je niet mee bent geweest naar de goochelaar?’,
vroeg de kapitein.
‘Mijn creatieve kant beperkt zich tot technische grapjes. Technische
invullingen, daar voel ik mij bij thuis’, zei de techneut.
‘Ach, veel heb je niet gemist’, zei de kapitein. ‘Hoe staat het met
de kanonnen?’.
‘Ah, daar vraagt u me wat!Als we dadelijk aan het vuren zijn dan zie
je dingen op je afkomen en dingen van je afgaan en je hebt een
wonderlijke belevenis met het kanonvuur en dat gaan wij versterken
met een aantal bijzondere speciale effecten, die hebben wij in eigen
huis ontwikkeld.’ Maerk knikte instemmend.
‘En over wat voor effecten hebben we het hier?’, vroeg de kapitein,
die inmiddels het dek had betreden. Hij keek naar het nieuwe kanon,
dat voorzien was van allerlei rare attributen.
|
Mex ging enthousiast verder met vertellen: ‘Je kunt je
voorstellen dat de impact van een kanonvuur in drie dimensies alleen
maar versterkt wordt als je dat aanvult met vierdimensionale
effecten die dus inwerken op jouw lijf. Die voel je dus ook, die
ruik je en die kun je ervaren met je oren en met je ogen, buiten
vuren om. Ik kan er wel wat van vertellen, de kracht van een
dergelijke actie bestaat uit een reeks speciale effecten en we
hebben ook een nieuw systeem ontdekt om rook te maken, voor de
kanonnen, dat is op basis van water onder hoge druk water vernevelen
en echt rook maken. Wij moeten soms gedurende de hele dag rook
kunnen produceren en dat kunnen we met dit systeem perfect. We
zullen wel eens een kleine demonstratie geven, kapitein Dubbelhoofd.’
Hij wendde zich tot Maerk. ‘Okay, zet ‘m maar an.’
Maerk knikte en drukte een houten knopje in op het houten kastje dat
aan de linkerkant van het kanon was bevestigd. Een dikke straal
witte rook begon te spuiten uit het kanon, die het dek langzaam
hulde in een dikke mantel van rook. Binnen de kortste keren kon
kapitein Dubbelhoofd zijn houten been al niet meer onderscheiden van
zijn echte been. Om hem heen was alles gehuld in een dikke witte
nevel. Zijn luchtwegen hadden het vandaag zwaar te verduren.
‘Hossende Haaien! Dit is toch veel te veel rook Mex’, hoestte hij.
‘Ik zie niets, de vorige keer was het veel minder’, zei Mex ongerust.
‘Nou, die is toch niet heel anders, hoor!’, zei Maerk.
‘We werken eraan, kapitein, ik zal het systeem afzetten, zodra ik
het knopje heb gevonden’, zei Mex.
‘Daar zorg maar eens snel voor, voordat ik je weer AUW degradeer
naar de afvalverwerking’, zei de kapitein, die zijn voet stootte
tegen een stapel kanonskogels.
oen
een tijdje later de mist weer voor het grootste deel was
weggetrokken en kapitein Dubbelhoofd weer dingen kon onderscheiden
op het dek kwam de rest van de bemanning terug.
‘Ojeetje, het dek staat in brand’, gilde Ton Panieck.
‘Rustig, rustig, er is niets aan de hand, geen reden tot paniek’,
stelde de kapitein hen gerust, ‘Enkel een plannetje van Mex dat een
beetje heu… de mist in is gegaan. Er is niets aan de hand, niet bang
zijn.’
Hij wendde zich tot Gustav Lof, die naar hem toe was
gekomen.:‘Morgen varen we weer uit. Hier in de Kaltushaeve hebben we
geen aanwijzingen van waarde gevonden, het wordt tijd om onze
vleugels weer uit te slaan, ik bedoel de zeilen te hijsen en verder
te gaan kijken.’
‘Komt allemaal goed, kapitein Dubbelhoofd’, knikte Gustav Lof.
‘En als je het niet erg vind ga ik nu slapen. Ik heb wel weer genoeg
actie gezien voor een dag. Zeg de kok maar dat hij het eten straks
naar mijn kajuit komt brengen. Wat eten we eigenlijk vandaag?’
‘Gegrilde zeeanemoon met gesauteerde stekelbaarsvinnen, kapitein
Dubbelhoofd’, antwoordde Gustav Lof.
‘Dan laat dat laatste maar zitten’, antwoordde de kapitein.
ie
nacht was een erg onrustige nacht voor de kapitein. Het schip deinde
heen en weer op de golven en zo af en toe werd hij opgeschrikt door
een gekraak dat vanuit het diepst van het schip kwam. Alsof dat niet
genoeg was besloten de weergoden dat het middenin de nacht moest
gaan regenen en onweren. Zo af en toe wist de kapitein de slaap
eventjes te vatten, maar dan werd hij ook meestal gauw genoeg weer
wakker. Op het dek hoorde hij Mex op een gegeven moment zeggen dat
dit een ‘echte malse regenbui’ was.
Voor de zoveelste keer schrok kapitein Dubbelhoofd weer wakker. Hij
keek om zich heen en zag dat de deur naar zijn hut open stond. Toen
hij het dek op keek zag hij dat het opgehouden was met regenen. De
kapitein liep naar de deur en wilde deze dicht gooien maar ineens
kwam er iemand van achter de deur die de deur dicht smeet.
Kapitein Dubbelhoofd herkende forse postuur van de gestalte, keek
omhoog en schrok. ‘Jij… wat doe jij hier. Ga van mijn schip af!’.
‘Ik kan… niet zomaar… weggaan’, antwoordde de Onbekende. ‘Ik ben…
hier om jou… mee te nemen’.
‘Wat, maar wat…’, zei kapitein Dubbelhoofd, maar de gestalte drukte
een grote hand tegen zijn mond.
‘Jij gaat… met me… mee’. Hij knevelde de kapitein met de sterkste
knoop die hij kende, deed een prop in zijn mond en stopte hem in een
juten zak. Hoewel de kapitein verwoede pogingen deed om te
ontsnappen lukte dit hem niet. Hij was geen partij voor de Onbekende,
die veel sterker was dan hij.
|
De Onbekende pakte de zak met kapitein Dubbelhoofd erin op en nam
hem mee naar buiten. Uit de zak klonk nog heel zacht het gemurmel
van de kapitein. Maar de moeite die de kapitein deed was tevergeefs,
hij kon immers toch niet ontsnappen. De grote man liep naar de rand
van het dek en sprong van het schip af. Er klonk een luide plof.
De plof was zo luid dat Kenny Noeth, die in het kraaiennest de wacht
moest doen ervan wakker schrok. Hij keek naar beneden, op het dek.
Daar was niemand. Op de pier was ook niemand. Op de kade echter zag
hij echter drie mannen lopen die een zak droegen met daar iemand in.
Direct begon hij de alarmbel te luiden.
‘Moord, Brand! Er is iets gestolen van het schip!’.
Mex Mellens kwam verdwaasd in zijn nachtgewaad uit zijn hut rennen
en riep: ‘Vrouwen en kinderen eerst’.
Gustav Lof kwam uit zijn hut en riep naar Kenny: ‘Waar zijn ze dan?’.
Kenny riep vanaf het kraaiennest: ‘Ze zijn die kant op gegaan, door
donker en duister!’.
‘Waar is kapitein Dubbelhoofd?’, riep Gustav Lof. Het dek begon
langzaam vol te stromen.
‘Heej, hij is niet in zijn hut’, riep Matroos Gijs.
‘Ojeetje!’, gilde Ton Panieck.
‘Matroos Gijs en Ton Panieck, kom met mij mee, het komt allemaal wel
goed’, riep Gustav Lof.
De drie zetten de achtervolging in. Ze gingen in de richting die
Kenny Noeth hen gewezen had. Omdat het net geregend had waren de
sporen nog duidelijk zichtbaar in de modder.
‘Heej, wat vreemd’, zei Matroos Gijs.
‘Wat is er?’, vroeg Gustav Lof.
‘Kenny zei dat er drie mannen waren, maar kijk maar eens. Het is net
alsof er maar een persoon gelopen heeft’, antwoordde Matroos Gijs. |