|
|
|
De variatie aan Holle Bolle Gijzen in het park is groot:
van “normale” dikkerds tot hongerige
baby’s en van vreemde, ietwat duistere
afgodsbeelden tot babbelende
nijlpaarden aan toe. In de zware
stalen ladenkasten van de Efteling-archieven liggen echter nog
meer Gijs-concepten, ooit bedacht door Anton Pieck of Ton van de
Ven. Soms duikt er een ontwerpschets voor een dergelijke
ongerealiseerde Gijs op in een Efteling-publicatie of expositie
in het Efteling-museum. Zo’n moment is een buitenkans om inzicht
te krijgen in de ontwikkeling van Holle Bolle Gijs, of om te
zien wat-had-kunnen-zijn. Vooral dat laatste is iets waar
Efteling-liefhebbers zich uren in kunnen verliezen. Deze pagina
geeft een indruk van de diversiteit aan ontwerpconcepten die de
Efteling in de loop der jaren bedacht om het principe van
bedankende papierslokker vorm te geven.
|
Het zwijn
Nog voor het idee van een “pratende
prullenbak” in het sprookjespark
gecombineerd werd met de vrolijke
dikkerd uit het kinderrijmpje, en dus
Holle Bolle Gijs ging heten, maakte
Pieck al een ontwerp voor een gulzig
wild zwijn. Het vervaarlijk ogende dier
werd in toom gehouden door een
kabouter
op zijn rug. Deze dapper mennende
kabouter zou dan kunnen roepen om papier
voor zijn zwijn, terwijl het varken na
inworp van een prop al snuivend en
knorrend zijn tevredenheid kon laten
blijken.
Zoals bekend werd het zwijn op advies
van Peter Reijnders veranderd in de
minder afschrikkende Holle Bolle Gijs,
en verhuisde de roepende kabouter naar
het dak van het huisje van Gijs. Een
minder dynamisch geheel, maar beslist
geen slechte keuze van Reijnders. Een
afbeelding van de “oervorm van Gijs”,
zoals we het zwijntje nu wel kunnen
noemen, verscheen in 1982 in “Anton
Pieck en de Wonderbaarlijke Geschiedenis
van de Efteling”. De kabouter op de rug
van het harige zwijn lijkt een variant
van het nu immer “kleine
boodschap!”-roepende kereltje in het
Sprookjesbos.
Een intrigerende afbeelding in dit
verband verscheen in 1992 in de reeks
miniboekjes “Veertig jaar Efteling” van
de Anton Pieck Club. Op het
Pieck-ontwerp zien we een woeste draak,
met precies zo’n kabouter als op de
zwijntekening, inclusief wijzende vinger
naar de bek van de draak. Nog een
papierslokker, in een nog minder
kindvriendelijke variant? Wij weten het
niet, maar het zou natuurlijk zomaar
kunnen. |
|
|
|
|
|
Dronkaard Gijs
De onuitgevoerde Holle Bolle Gijzen waar
we, dankzij een tot in het detail
gereproduceerde Pieck-schets, het meeste
van weten is de Gijs die we hier zullen
vatten onder de titel “Dronkaard Gijs”.
In “Anton Pieck en de Wonderbaarlijke
Geschiedenis van de Efteling” uit 1982
is over twee volle pagina’s, in kleur,
een tekening afgedrukt van deze
papier-hier. Over een laag deurtje in
een poort hangt een behoorlijk
beschonken Gijs, de mond natuurlijk wijd
open. Met verlopen ogen kijkt hij glazig
voor zich uit. In een hangende arm klemt
Gijs een flinke bierpul, waarmee hij de
“Zeven tonnen bier” die naast het
poortje zijn neergezet, soldaat aan het
maken is. Bovenop de piramidevormig
opgestapelde biervaten zit weer de
bekende Gijs-begeleidende kabouter, die
ook hier wijst naar de onverzadigbare
slokop.
Naast de tekening heeft Anton Pieck het
vers van Gijs, dat in een mooie
sierlijst op het muurtje naast de poort
moest komen hangen, nog eens genoteerd.
Hierbij lezen we in het enigszins
kriebelige handschrift van Pieck de
opmerking dat het vers in een bruine
sepiatint, met gotische letters, op het
bord geschilderd moet worden. Alleen “En
zeven tonnen bier”, de zin die deze Gijs
heel letterlijk neemt, moet in rood.
In 2002 wordt, door een onopvallend
zinnetje in de Kroniek, duidelijk waar
deze Gijs voor bedoeld is geweest: “Zo
is een Holle Bolle Gijs met biertonnen
gedacht op het terras van verkooppunt
Het Dorstige Hert”, schrijft Vanden
Diepstraten. Het Dorstige Hert bestaat
intussen niet meer (op de plaats van het
terras, ten zuiden van het
Theehuis, staat nu ongeveer
‘t Poffertje), en Dronkaard Gijs is
er nooit gekomen. Wellicht omdat het
thema toch wat te hedonistisch was.
Overigens zijn in
Geeuwende
Gijs, die nu niet ver gesitueerd zal
zijn van de geplande locatie van
Dronkaard Gijs, veel elementen van de
beschonken Gijs-telg terug te vinden:
het vrij brede gebouwtje met pannendak,
het rijm op het bord en de ronde boog
die de Gijs visueel in een kader
plaatst. |
|
|
|
|
|
Nauta Gijs
Net als de voorgaande onuitgevoerde
papierslokker hebben we ook deze
sprekende prullenbak, bij gebrek aan een
“officiële” benaming, zelf maar een naam
gegeven. “Nauta Gijs”, naar het nogal
grote wateraspect van deze Gijs, dook
voor de Efteling-liefhebber voor het
eerst op op een klein
Anton-Pieckschetsje dat in een vitrine
van het Efteling-museum te vinden is.
Het staat hier sinds 2003. Op de schets
zien we een “Gijs” (in zoverre als we
daar van kunnen spreken), die sterk doet
denken aan de inmiddels niet meer als
zodanig functionerende
Visje Gijs
op de
Wensbron. Waar bij Visje Gijs de
kabouter als een soort berijder op één
sierlijke vis is gezeten, en de bek
aanwijst waar deze gevoerd moet worden,
heeft de kabouter van Nauta Gijs het
drukker. Maar liefst vier (waarvan er
drie op de tekening te zien zijn) vissen
kunnen gevoerd worden.
Als een soort klassieke fontein in
Franse barokstijl zijn de vissen,
volgens het commentaar van Pieck in
bronskleur uit te voeren, geplaatst in
een kruisvorm. Op een wat hogere sokkel,
middenin, is de eveneens in brons
uitgevoerde kabouter gedacht. Met beide
handen wijst hij naar de vissen. De
sokkel van het geheel dient uitgevoerd
te worden in “ijselsteentjes” [sic], wat
fraaie, kleine gelige baksteentjes zijn.
Wie bij dit ontwerp onwillekeurig een
beetje moet denken aan de door Michel
den Dulk ontworpen fontein op het
Carrouselplein verkeert in goed
gezelschap.
De Holle Bolle Gijs-tentoonstelling die
het Efteling-museum in 2009
presenteerde, bracht duidelijkheid in de
achtergrond van Nauta Gijs. Een
fantasievol maar ietwat overdadig Peter
Reijnders-plan voor een zeemeermin met
vier papiervoerbare, draaiende vissen,
werd door Pieck vereenvoudigd tot Nauta
Gijs, en later nog verder versoberd tot
de éénvissige voorloper van Visje Gijs
van Ton van de Ven. Een ontwerp als Nauta Gijs zou
ook nu nog prima uitgevoerd kunnen
worden, en bijvoorbeeld een plekje
krijgen aan een vijver in het
toekomstige Uitrijk. |
|
|
|
|
|
Holle Bolle Alphornblazer
Tiroler Gijs bij de Bob kennen we
allemaal; minder bekend is echter, dat
Ton van de Ven voor deze locatie in
eerste instantie een heel ander concept
voor ogen stond. Op de
jubileumtentoonstelling over de Familie
Gijs, die tijdens het seizoen 2009 in
het Efteling-museum te zien was, werden
de ontwerpen van Van de Ven voor de
"Holle Bolle Alphornblazer" voor het
eerst publiek gemaakt.
De Holle Bolle Alphornblazer was bedacht
als een tiroler muzikant (compleet met
lederhosen) met een meterslange alphorn.
Voorin deze hoorn zou het papier gestopt
moeten worden, waarna een luide
"tuuuuut" als dank zou klinken. Van dit
ontwerp werd ook een model gemaakt, dat
eveneens op de tentoonstelling in 2009
te zien was. Tot uitvoering van deze
originele Gijs kwam het niet; de
benodigde ondergrondse kelder voor de
opslag van het opgezogen afval en de
mogelijk nogal vandalismegevoelige
alphorn zorgden voor een te hoog
kostenplaatje. Ton van de Ven ging terug
naar zijn tekentafel, en bedacht de in
de uitgangsmuur van de Bob in te bouwen
Tiroler Gijs als alternatief. |
|
|
|
|
|
Wagen Gijs
Ter afsluiting van deze uiteenzetting,
een Holle Bolle Gijs die zoals iedere
trouwe lezer zal weten wél uitgevoerd
is, maar dan wel behoorlijk anders,
zoals uit een gepubliceerd ontwerp
blijkt. Ook weer in “Anton Pieck en de
Wonderbaarlijke Geschiedenis van de
Efteling” (een ware Enkhuizer Almanak
voor de geïnteresseerde
Gijs-liefhebber), vinden we namelijk een
ontwerp voor deze Gijs.
Waar
Wagen Gijs nu in een betrekkelijk
eenvoudig muurtje naast het gesloten
horecapunt
Kogeloog zijn huiskar heeft
geplaatst, zien we op dit ontwerp
namelijk dat er ooit is gespeeld met het
idee om Gijs onder een poort, tussen
twee robuuste torens —compleet met
vaantjes— te plaatsen. Op het dak van de
poort bedacht Pieck weer de inmiddels
overbekende wijzende kabouter, die we
daarmee dus op nog veel meer ontwerpen
tegenkomen dan het aantal uitgevoerde
exemplaren in het park doet vermoeden.
Boven de poortdoorgang waarin de kar van
Gijs staat, tekende Pieck op dit ontwerp
een tekst in, die op de muur geschilderd
zou moeten worden: “heb je wel
gehoord van die hollebolle wagen / waar
die hollebolle Gijs in zit?”. Het
geheel zou waarschijnlijk wat uit de
toon vallen naast de vrij strak en
klassiek vormgegeven arcade van het
Zesdienarenplein. Hoewel het
onuitgevoerde ontwerp van Pieck beslist
fraai is, is het hier terecht de
inpassing in de omgeving, het
totaalbeeld, geweest dat de doorslag
gaf. |
|
|
|
|
|
|
|