Was het u reeds
bekend dat...
...Langnek, naast Holle Bolle Gijs, zo’n beetje de bekendste
Efteling-figuur is? Samen vertegenwoordigen ze het park dan
ook regelmatig op posters, kaarten en in TV-reclames. Ze
zijn zelfs, in het klein, te vinden in Madurodam te Den
Haag.
...er in de loop der jaren veel verschillende versies zijn geweest van Langnek
(zie bijvoorbeeld de foto onderaan deze pagina)? Het lichaam
en het hoofd werden daarbij steeds
afwisselend vernieuwd.
...op de eerste Efteling-plattegronden Langnek stond
aangegeven als “De Bosbewaker”? Het leek destijds wel of het
park niet echt op de hoogte was van het bijbehorende
sprookje.
..."In the Moonlight" van Albert W. Ketèlbey ook gebruikt
is in de uit 1928 stammende film "Easy Virtue" van
meesterregisseur Alfred Hitchcock? Misschien dat de
cineast Peter Reijnders op deze manier met de obscure
compositie in aanraking is gekomen. |
Op
zekere dag klopte weer een prins aan aan het paleis van de
koningin. Hij was vergezeld van zes dienaren, die hij op weg
naar het kasteel was tegengekomen. De eerste, Langnek, had
een nek die hij zo lang kon uitrekken dat hij alles ter
wereld kon zien. De tweede, Putoor, had zulke grote oren dat
hij alles kon horen wat er ter wereld werd gezegd. De derde,
Springkuit, had zulke lange benen dat hij in een uurtje de
hele wereld rond kon lopen. De vierde, Kogeloog, moest
steeds een blinddoek om: zijn blik was zo sterk dat alles
waar hij naar keek in duizenden stukjes uit mekaar viel. De
vijfde dienaar, Heuvelbuik, had zo'n grote buik dat hij hele
oceanen in één teug kon leegdrinken. En de zesde dienaar
heette Koukleum: hoe warmer het werd, des te kouder hij het
had. Samen met deze zes dienaren, toog hij tot bij de
koningin en vroeg haar dochter ten huwelijk.
De opdracht die de prins moest uitvoeren was echter niet
makkelijk: de koningin had de prinses namelijk verborgen en
als hij haar binnen een kwartier tot bij de koningin kon
brengen, dan pas mocht hij met haar trouwen. Langnek rekte
zijn nek uit en zag dat ze aan het andere eind van het
koninkrijk zat, en Putoor, die zijn oor tegen de gront
hield, kon haar horen huilen. Springkuit nam de prins op
zijn rug, Koukleum en Kogeloog onder zijn ene arm en
Heuvelbuik onder zijn andere, en begon te rennen naar de
plek waar de koningin de prinses verborgen had. Onderweg
werden ze de weg versperd door een groot water, dat
Heuvelbuik leegdronk. Even verder kwamen ze bij een grote
rots waar ze niet overheen konden. Kogeloog nam zijn
blinddoek af en deed de rots in duizenden stukjes uit elkaar
spatten. Ten slotte kwamen ze bij een enorm groot vuur.
Koukleum hoefde maar één keer met zijn koude adem te blazen,
en het vuur was gedoofd.
Met de prins en de prinses op zijn rug en de andere dienaren
onder zijn armen, snelde Springkuit nu terug naar het
kasteel van de koningin. Hij was net op tijd terug vooraleer
het kwartier verstreek. De boze koningin werd zo ziedend
toen ze de prinses terugzag, dat ze van woede in rook
opging. De prins bedankt zijn zes dienaren, die terug de
wijde wereld introkken, en samen met zijn prinses leefde hij
nog lang en gelukkig.
De oorsprong
van het sprookje
Het sprookje van ‘De Zes Dienaren’ is in de Lage Landen één
van de minst bekende sprookjes. Als het al bekend is, dan is
dat voor een groot deel te danken aan de aanwezigheid van
Langnek in de Efteling. De enige bekende, vroege Nederlandse
schriftelijke versie is te vinden in de Enkhuizer Almanak
voor het jaar 1725. Het sprookje werd door de gebroeders
Grimm onder de titel "Die sechs Diener" gepubliceerd in 1819
in hun "Kinder- und Hausmärchen". In de Angelsaksische
wereld staat dit sprookje bekend onder de titel "The
Extraordinary Companions". Bij Grimm is ook nog een variant
van het verhaal opgenomen onder de titel "Sechse kommen
durch die ganze Welt". Dat verhaal gaat over een soldaat die
met zijn helpers wraak wil nemen op een koning. Springkuit
moet het opnemen in een loopwedstrijd tegen de
koningsdochter, maar omdat hij zo hard gaat dat de
koningsdochter een enorme achterstand weet op te lopen,
besluit hij even wat te rusten. Hij valt in slaap op een
rots. Langnek heeft dit gezien en wanneer de prinses hem
bijna heeft ingehaald, verbrijzelt Kogeloog de rots waarop
Springkuit in slaap is gevallen, zodat die alsnog de
wedstrijd wint. Ook in de volgende opdrachten komen de
andere dienaren de soldaat te hulp. Uiteindelijk gaan ze er
van door met al het goud van de koning.
De oorsprong van ‘De Zes Dienaren’ is te vinden in de
Griekse Argonautensage, waarin Jason het wonderschip Argo
bouwt en vele dienaren met allerlei bijzondere eigenschappen
meeneemt, waarmee hij uiteindelijk het Gulden Vlies in bezit
krijgt en kan trouwen met prinses Medea. De eerste variant
van het sprookje zoals we dat kennen uit de Efteling, vinden
we terug in de 17de eeuw in de Pentamerone van Giambattista
Basile.
Hier afval anders wordt hij vals,
Die kerel met zijn lange hals.
|
Opmerkelijk is dat in het sprookjesboek van de Efteling,
"Sprookjes van de Efteling", Martine Bijl het verhaal min of
meer trouw blijft, maar de namen van de dienaren enigszins
verandert. Springkuit heet daar Torenbeen, Koukleum heet
IJsbrand en Putoor wordt Luisterbink genoemd. De prins
krijgt drie opdrachten (een ring uit de Zilverzee halen,
driehonderd ossen opeten plus driehonderd vaten wijn drinken
en een gigantisch vuur uitdoven), maar Martine Bijl vergeet
bij het vertellen wel Luisterbink (Putoor) te gebruiken. Die
wordt wel genoemd in het rijtje van dienaren, maar komt
daarna niet meer in het sprookje voor.
Het sprookje in
de Efteling
In de loop van bijna vijftig jaar is de figuur van Langnek
zonder twijfel uitgegroeid tot één van de allerbekendste
Efteling-figuren. De indrukwekkende reus met zijn enorme
hals oogst bewondering en dwingt respect af van zowel jong
als oud. Net na het kabouterdorp, op een klein pittoresk
plein met een overdekte galerij waar tot voorkort een
snoepwinkeltje te vinden was, en tevens de oudste Holle
Bolle Gijs van het Sprookjesbos een plekje kreeg, vind je
het sprookje van ‘De Zes Dienaren’ uitgebeeld: op
de luifel
van het winkeltje prijkt de trotse buste van de
geblinddoekte Kogeloog, onder het afdak hangen aan de muren
schilderijen van de zes dienaren en recht tegenover het
winkeltje zit Langnek op een rots te rusten terwijl hij
langzaam zijn nek uitrekt en de omgeving bekijkt.
In tegenstelling tot wat veel bezoekers denken is het niet
Langnek die het verhaal van ‘De Zes Dienaren’ vertelt: het
verhaal wordt namelijk in de derde persoon voorgelezen. Het
is de stem van Peter Reijnders die je hoort en het was ook
hij die begin de jaren vijftig met de idee op de proppen
kwam om dit sprookje in de Efteling uit te beelden. De
huidige Langnek (met een nek van 4,8 meter) is een ontwerp
van Ton van de Ven uit de tweede helft van de jaren
zeventig. Oorspronkelijk was Langnek, zoals-ie door Anton
Pieck was ontworpen, wat kleiner en magerder. Hij had een
minder rond gezicht en afhangende schouders. Hij keek ook
een stuk strenger. In de loop van vijftig jaar is Langnek
verschillende keren van uiterlijk veranderd, maar zoals hij
er nu uitziet is hij het mooist van allemaal. In de
beginjaren stond bij een vijvertje pal naast Langnek een
beeld van Kogeloog. Het beeld was gekleed als Kapitein Gijs,
in een rood vest met blinkend gele strepen. Op zijn hoofd
droeg hij een witte pruik met daarop een kapiteinshoed met
veren. Hij keek scheel naar een wesp die zich op zijn neus
had genesteld. Op een bordje aan de voet van dit beeld stond
te lezen: "Deez' dienaar die weleer in 't leven slechts met
een blik een leger deed sneven, is nu na al z'n roemrijke
dagen zelfs niet in staat een wesp te verjagen." Het beeld
verdween aan het eind van de jaren vijftig en werd vervangen
door een kleinere buste bovenop het winkeltje recht
tegenover ‘Langnek’. Deze Kogeloog is echter nog niet op
rust: hij draagt nog steeds zijn blinddoek. In april 2000
werd aan het sprookje een sprookjesboek toegevoegd waarop
het sprookje van ‘De Zes Dienaren’ in vier talen te lezen
valt. Het verhaal gaat dat Langnek in de loop der jaren
verschillende keren een langere nek heeft gekregen, zogezegd
omdat Pieck en Reijnders wilden dat hij boven de bomen
uitkeek, maar de bomen in de loop der jaren steeds hoger
groeiden. Vrijwel zeker is dit een Efteling-mythe, want op
foto's uit de jaren vijftig en zestig, ziet de nek van
Langnek er niet beduidend korter uit dan nu. Tevens zou het
een hele klus zijn het gat onder de rots waar de nek in
verdwijnt uit te diepen.
Wie de papiermand hier niet ziet
Die is een sufferd waar of niet.
|
Het sprookje is zoals gezegd in een iets afwijkende versie
opgenomen in het sprookjesboek van de Efteling "Sprookjes
van de Efteling", voorzien van tekst van Martine Bijl en
tekeningen van Anton Pieck. Je vindt het sprookje ook op de
derde CD met Efteling-sprookjes (CNR 100.390-2). De versie
op dit album is niet dezelfde als het verhaal in het
Sprookjesbos, maar blijft de sprookjesbosversie trouw
(alhoewel de prins wel een hele koele kikker is). Het
sprookje verscheen eveneens op in de serie nieuwe
luistersprookjes van ReDi Entertainment, en wel op CD 1. De
originele opname van het verhaal uit het Sprookjesbos,
voorgelezen door Peter Reijnders, vind je terug op de CD
"Mooiste Muziek van de Efteling ― deel 1". De romantische
strijkersmuziek die bij dit sprookje wordt gebruikt, is "In
the Moonlight", een poëtisch intermezzo voor orkest van
Albert W. Ketèlbey. De muziek is door de Efteling pas in
2009 los
van het verhaal op CD uitgebracht, en wel op de in dat jaar
uitgegeven editie van "Wonderlijke Efteling Muziek". Tot
2009 was de Efteling nogal volhardend in het publiceren van
de compositie
"In a Monastery Garden" van diezelfde Ketèlbey op
haar
CD's, onder vermelding van "De Zes Dienaren" in de
tracklist. Deze muziek wordt echter in het park niet
gebruikt. |