|
Dat de familie Gijs geen familie Doorzon is zal
duidelijk zijn. Toch zijn er zelfs onder de Gijzen
nog lieden te vinden die tot de buitenbeentjes behoren.
Een wel heel vreemde snuiter is het grote
papierslokkende beeld bij de
Piraña. Veel verschillende namen worden voor deze
excentrieke Gijs gebruikt, maar puur uit conformisme met
de geldende terminologie onder Efteling-liefhebbers, en
omdat WWCW’er Bram Elstak
het graag wil, gebruiken wij voor dit artikeltje de
cultuur-historisch volkomen incorrecte benaming Inca
Gijs.
|
|
|
Inca Gijs is de eerste volledig door Ton van
de Ven ontworpen papierslikker. Ton
ontwierp voor 1983 de populaire
attractie waar Inca Gijs
onmiskenbaar bij hoort: de river rapid
ride Piraña. De hoekige architectuur, de
repetitieve decoraties en de
landschappelijke inrichting van deze
attractie zijn gebaseerd op
verschillende
Midden- en Zuid Amerikaanse culturen,
waarover op deze website heel wat meer
te lezen is in de attractierubriek van
de Piraña. Inca Gijs is ook een
vertegenwoordiger van deze culturen, en
wel van een zogenaamde Chac-Mool van de
Tolteken.
Chac-Mool is een woord uit de taal van
de Maya’s, dat “Grote Jaguar” betekent.
De term werd in 1875 voor het eerst
gebruikt door de nogal excentrieke en
fantasievolle archeoloog/verzamelaar
Augustus Le Plongeon. Le Plongeon meende
namelijk dat de grote, naar achter
geleunde beelden die hij in
verschillende Midden-Amerikaanse ruïnes
(voornamelijk op het Mexikaanse
schiereiland Yucatan) tegenkwam, een
oude koning van de verzonken stad
Atlantis voorstelden. Deze god heette
volgens hem Rode, of Grote Jaguar, en zo
kwamen de beelden aan de naam. In
werkelijkheid zijn de Chac-Mools, die
uit de Tolteekse cultuur stammen en ook
wel te vinden zijn in verschillende
archeologische Maya-steden,
offerbeelden. De beelden functioneerden
waarschijnlijk als altaar voor het doen
van (mensen-) offers aan de goden. Hoog
op een tempelpiramide werd in de stenen
schaal die ze op hun buik dragen een
vers kloppend hart gelegd, dat kort
ervoor uit een borstkas was gerukt.
Altijd een aardige gedachte voor in het
achterhoofd, als u weer eens een
onschuldig kind op het duivelse beeld
ziet zitten.
Al met al zal het ontwerpen van Inca
Gijs Ton weinig kopzorgen hebben gekost.
Met neme een Chac-Mool beeld, passe de
mond wat aan, voege wat kleuren toe et
voila: Inca Gijs. In dit geval is het
concept van het gebruik van een
dergelijk beeld als papierslokker al zo
geniaal, dat de uitwerking weinig om
handen heeft. Wat Inca Gijs met de
Inca’s te maken heeft zal intussen
duidelijk zijn: helemaal niets.
Voordat het hongerige beeld tegelijk met
de Piraña in gebruik werd genomen, stond
op vrijwel dezelfde plaats al een andere
Holle Bolle Gijs.
Visje Gijs
(een ontwerp van Anton Pieck en Ton van
de Ven)
deed hier jarenlang dienst en zou wat
later op een ereplaats op de Wensbron
terugkeren, maar niet langer als
papierslikker. Hiermee is Inca Gijs de
enige Gijs die ooit de taken van een
eerder model permanent heeft
overgenomen. Voor de besturingstechniek van Inca
Gijs werd die van Visje Gijs
hergebruikt, wist de
jubileumtentoonstelling over de Gijzen
(2009) ons te vertellen.
|
|
|
Niet op een met bloed besmeurde
tempelpiramide, maar toch een
leuke plek |
Het grote voorbeeld uit
Chichen-Itza, Mexico |
Ton van de Ven tekende
deze papierslokker in 1982 |
Op het ontwerp dat Ton van de Ven
maakte van Inca Gijs, en dat in 2006 tot
genoegen van veel Efteling-watchers werd
getoond in het Efteling-museum, is de
suggestie te lezen om de Gijs te laten
roepen en bedanken “in de Spaanse
taal”. Uit cultuur-historisch
oogpunt zou Spaans echter een wat
vreemde taal zijn voor de Tolteekse
gruwel, en dus werd het idee voor een
buitenlands sprekende Gijs in de ijskast
gezet tot
Tiroler Gijs in 1988 aan het park
werd toegevoegd. Inca Gijs roept nu met
een mysterieuze, trillende echoputstem,
ingesproken door Henny Knoet:
“Papier... hier...”. Als bedankje klinkt
een diepe plons. Het afval dat in zijn
onverzadigbare bek word geworpen valt
overigens ook daadwerkelijk diep, want
de container van Inca Gijs staat enkele
meters lager. Het geluid van deze Gijs
komt uit een in dezelfde kleur als zijn
lichaam geschilderd paneeltje dat onder
zijn gevouwen arm verstopt is. De Gijs
zelf is gegoten uit sierbeton. Hiermee
is het de enige Gijs die niet van
kunststof is gemaakt, en die dus
wellicht, net als zijn betonnen
cultuurgenoten die in de vorm van
Tolteekse krijgers de ingang van de
attractie bewaken, een eeuwigheid mee
zal gaan. Misschien wel net zo lang als
de honderden jaren oude beelden in
Mexico die model stonden voor “Inca
Gijs”. |
|
|