Vijfentwintig jaren
geleden opende een attractie ter ere
van een kwarteeuw natuur- en sprookjespark ‘De Efteling’. Het
Spookslot was de bakermat én het stevige fundament voor al die
bijzondere attracties die nog zouden volgen. De Python, de Halve
Maen, de Piraña en de verboden stad Fata Morgana, Droomvlucht en
Villa Volta: allemaal zijn ze schatplichtig aan de stap die met
het Spookslot gezet werd. Het Spookslot was het eerste project
waarbij Ton van de Ven helemaal zelf voor het ontwerp
verantwoordelijk was. Maar bovenal is het Spookslot een perfect
uitgevoerde attractie die als geen ander de Efteling-romantiek
en mystiek weet uit te beelden. Het
Wonderlijke WC Web vindt dit alles,
net als de Efteling zelf, een jubileum
waardig. |
|
|
|
Voor,
tijdens, of na het lezen van deze lijvige bespreking
toe aan een onderbreking? Bezoek dan ook de WWCW-fotoreportage
van het jubilerende Spookslot in de fotorubriek "Den
Toverlantaern". Europa's grootste Spookslot,
spookachtig mooi digitaal vastgelegd. |
|
|
|
|
|
Het idee voor een
spookhuis werd al vroeg geboren; in wezen heeft het succes
van de Indische Waterlelies (1966), een attractie met meer dan
één structurele overeenkomst met het slot, er voor gezorgd dat
dit plan er kwam én dat het bovenop de stapel belandde. Er waren
ideeën om het spookhuis onderdeel te laten uitmaken van het
A-veld, met een doolhof als uitloper en omzoomd door diverse
kermisachtige attracties. De man die deze ideeën in zijn hoofd
had was natuurlijk el maestro Anton Pieck. Deze denkbeelden
materialiseerden zelfs stiekem al een beetje in het park: het
minislotje in het Diorama (1971) lijkt veel op zijn latere grote
broer. En ook op schetsen en aquarellen van Pieck zijn vaak
spookbeelden te herkennen die doen denken aan de taferelen die
we vandaag de dag nog kunnen terugzien tijdens de uitvoering van
het melodisch-lugubere schouwspel in Anderrijk.
In 1975 nam Ton van de Ven het tekenpotlood over van Anton Pieck.
In die periode liepen de bezoekersaantallen van het park na
jarenlange groei fors terug. De Efteling, die dit niet met lede
ogen wilde aanzien, kwam met een meerjarenplan om het park meer
inhoud en beleving te geven, en om meer doelgroepen, vooral de
oudere jongeren, aan te spreken. Als allereerste werd het op dat
moment al lang liggende plan voor ‘het spookhuis’ opgepakt. Voor
de nog jonge Ton was dit meteen een prachtige manier om te laten
zien wat hij zoal voor capaciteiten in huis had als ontwerper.
Er waren nog meer redenen het slot te realiseren: zo was het
zilveren jubileum van het park in aantocht, en gaf het het park
de kans een tweede winterharde attractie te openen (naast het
Carrouselpaleis) die ervoor moest zorgen dat er ook genoeg in
het park te doen zou zijn bij slecht weer. Later zou dit dan
voor meer exploitatiedagen in het jaar moeten gaan zorgen.
Inderdaad, lezer, eigenlijk is er in al die jaren nog helemaal
niet zo veel veranderd in dat parkbeleid.
Als locatie voor de attractie werd een plek midden in het park
uitgezocht. Het Spookslot nam niet zo veel ruimte in beslag en
dus vond het park het niet zo’n bezwaar dat er enkele bomen
zouden moeten sneuvelen om plaats te maken voor de mooie
kasteelruïne. De Brabantse Milieu Federatie (die ook
tegenwoordig het pretparkje-pesten niet is verleerd) dacht hier
helaas anders over. Er werden bij de ingang van het park
pamfletten uitgedeeld door deze milieubeweging,
met leuzen als
“Spookslot = Spookbos”. Veel animo was er echter niet voor de
actie; het echte geweld tussen park en milieubeweging zou pas
bij de bouw van de Python in 1980 losbarsten. Het Spookslot werd
zo dus gebouwd midden op het brede lommerrijke wandelpad dat van
het Sprookjesbos en de Speeltuin richting de Roei- en Kanovijver
liep. Een zeer strategisch punt in die tijd: op deze manier
zouden bezoekers namelijk ook meer in het zuiden van het park
komen, in plaats van voornamelijk de noordelijke helft. Veel
gasten wisten niet eens dat de Efteling naast een Sprookjesbos
en Speeltuin ook een zwembad, roei- en kanovijver en rustige
natuurgebieden had.
Het ontwerp van het slot werd zoals gezegd gemaakt door de
inmiddels VUT'tende Ton van de Ven. Als eerste werd de buitenkant
van het slot bedacht. De eerste ontwerpen hiervoor waren groots,
veel te groots zelfs. Bij uitvoering zou het ontwerp ruim over
het voor het project beschikbare budget gaan en dus moest Ton
proberen het slot toch wat bescheidener te houden dan de vorm
die het in zijn gedachten wellicht reeds had gekregen. Bij het
ontwerpen van de kasteelruïne gebruikte Ton duidelijk de
‘geleende hand’ van Pieck, zoals hij dat later zelf zo vaak zou
zeggen in interviews. De voorkant kreeg een Keltische stijl mee,
die aanwezig is in een keur aan details om van te smullen: de
schedelvormen, de afgebrokkelde ronde toren, de duistere ingang,
de lange arcade naast het slot en de rijk gedecoreerde
grafstenen in het kerkhofje voor de toren. Er kwam zelfs een
klein pleintje voor het kasteel, compleet met een oude
dichtgetimmerde waterput. Het plein werd aan beide kanten door
een afgebrokkelde, spookachtige muur omzoomd. In combinatie met
de vele bomen hier kreeg de voorkant van het slot een heel
speciale, wat beklemmende sfeer mee; een uniek en hoogstaand
thematisch succes. De achterkant van het gebouw moest wat minder
duister overkomen, maar wel zeker zo mooi worden. Aan deze kant
kwamen de uitgang van de attractie, de toiletten, een klein
horecapunt en een souvenirstalletje. Dit alles moest aansluiten
bij het zeevaartthema in deze hoek van het park, aangezien zich verderop
Visje Gijs bevond, vlak bij de aanlegsteigers van
de toenmalige topattracties, de Roei- en Kanovijver. Het
resultaat van het ontwerpwerk aan de achterkant mag net als de
voorzijde zeker gezien worden. Er zijn zelfs
Efteling-liefhebbers die beweren dat ‘De Witte Walvis’ (zoals
het horecapuntje aan het plein zou gaan heten), naast ‘In den
Hoorn des Overvloeds’ en ‘De
Kleyne Klaroen’, tot de mooiste versnaperingverkooppuntjes van het park behoort.
|
o
hoofdshowontwerp van Anton Pieck (uit: Anton Pieck en de
Wonderbaarlijke geschiedenis van de Efteling) |
De inhoud van het fraaie en
omnieuze gebouw bleef lang een
vraagteken voor het team dat zich met de ontwikkeling bezighield. Ook Ton zelf wist niet goed hoe te beginnen. Daarom won
hij advies in bij de oud-ontwerper van het park, Anton Pieck
zelf. Na een ‘middagje schetsen’ kwamen ze samen uit de
opzet van wat de hoofdshow zou gaan worden. Pieck kwam met
de ideeën voor de kloostertuin en de sarcofaag in de rechterhoek van de show. In het boek “Anton Pieck en de Wonderbaarlijke
Geschiedenis van de Efteling” is hier
een ruwe Pieck-schets van
terug te vinden. Het meest opmerkelijk op dit
ontwerp is de
monnikengang, een element dat linea recta door Ton is
overgenomen in zijn hoofdshowontwerpen. Ook maakte Ton voor de
voorshow gebruik van de basis die Pieck legde in andere (al dan
niet Efteling-) ontwerpen. Vooral de Oosterse Geest komt in meer
dan één opzicht overeen met een eveneens oriëntaalse geest van
Pieck, die we in onder andere het boek ‘Anton Pieck: zijn leven,
zijn werk’ kunnen bewonderen.
Ton mag dan wel veel leentjebuur hebben gespeeld bij de
romantiserend illustrator, toch was het Spookslot zijn eerste
eigen project. Er zou zelfs gezegd kunnen worden dat Van de Ven
meer invloed op het project had dan de directie van het park.
Natuurlijk zijn er echter ook veel wilde plannen van zowel Pieck
als Van de Ven die het om budgettaire-, planningstechnische- of
andere redenen niet hebben gehaald tot in de uiteindelijke
attractie. Musicerende monsters (Pieck) en een macabere dirigent
(Van de Ven) verdwenen in het archief om misschien ooit, je weet
maar nooit, nog ergens op te duiken. Op een schets in “Kroniek
van een Sprookje” is de dirigent van Ton zelfs te zien, met
daarnaast een harpspeelster. Hieruit valt met wat fantasie en
voorzichtigheid te concluderen dat het misschien wel de
bedoeling was om een heel symfonieorkest in de catacomben te
laten plaatsnemen…
Na de eerste stappen op het pad van het bedenken van de vorm van
de griezelsensatie die het park nieuw leven moest inblazen,
werden er natuurlijk ook, zoals gebruikelijk bij grote
projecten, maquettes gebouwd om het een en ander te
visualiseren. Mede op basis van deze minislotjes kon de directie
besluiten nemen over het al dan niet goedkeuren van een bepaald
ontwerp. Het eerste model werd al vrijwel meteen als te groot en
te duur aan de kant geschoven. Deze bijzondere maquette (die
veel doet denken aan een stukje Diorama) is zelfs openbaar
getoond op de Anton Pieck-tentoonstelling van 1986. Een
bijzondere en zeldzame kijk in het ontwerpproces. Na veel
gebakkelei kwamen er toch uiteindelijk maquettes van het gebouw
en de hoofdshow waar ook de hoge heren van het park wel hun
goedkeuring aan konden geven. En zo werd in 1975 de financiële
goedkeuring gegeven voor het project, waardoor alle seinen op
groen sprongen. De medewerkers konden zich gaan verheugen op de
uitvoering van een grote klus, die velen zich nog lang zouden
herinneren, en waarvan het resultaat bezoekers tot in de
volgende eeuw zou doen rillen en amuseren tegelijk.
|
|
|
|
|
Vandaag
de dag staat het Spookslot nog steeds vrij centraal in
het park, op een (stevige) steenworp afstand van
de nieuwe parkhub, de Efteling Brink. Voor de huidige indeling
van het park staat het slot echter wel wat ongelukkig;
in ieder rijk staan de ingangen van de attracties (of
beter gezegd: de voorgevels) gericht naar een
middelpunt in dat rijk, meestal het centrale plein.
Goede voorbeelden zijn het Vogel Rokplein (waar
Carnaval Festival, Vogel Rok, Monsieur Cannibale, de
winkel Het Valies en de eetgelegenheid
De
Ballonvaarder met hun hoofdingang op aansluiten) en
het Ton van de Venplein (met Droomvlucht, Villa Volta
en Station-Marerijk). Ook het Anderrijk heeft een
centraal punt waar vrijwel alle attracties en
horecapunten naar gericht staan: het Pirañaplein (dat
we dan ruwweg even definiëren als de verharde vlakte
van Witte Walvis tot aan
Casa Caracol en het
Seylend
Fregat). Zo’n beetje alle attracties die daar buiten
liggen staan netjes met hun voorkant gericht op dit
plein of op een weg die rechtstreeks van dit plein
afkomt. Het Spookslot echter, staat met de rug gekeerd
naar de grote informatiepaal die (onofficieel
natuurlijk) het middelpunt van het rijk markeert. Met
de komst van PandaDroom als buur lijkt het er echter
op dat het Spookslotplein meer en meer als een tweede
middelpunt van Anderrijk gaat functioneren, met alle
drukte van dien.
Dit was vroeger wel anders; in de tijd dat vreemde
rijknamen nog niet bestonden, dat wegen nog mochten
slingeren en zelfs hier en daar niet geasfalteerd
hoefden te zijn, een tijd waarin de paden werden
begeleid door hordes van met Klein Duimpjes getooide
afvalmanden in plaats van groene luidsprekers achter
bosjes, een tijd waarin iedereen vanuit het westelijk
of noordelijk parkareaal kwam aanlopen, in dié tijd
was de ligging van het slot niet meer dan logisch. Het
Spookslot was geen onderdeel van een parkdeel of rijk
vol culturen, nee, het slot was een onderdeel van het
complete park als geheel. Iedere bezoeker liep in die
tijd nog zoals dat hoorde, via de hoofdingang het
Sprookjesbos binnen, en bezocht ook keurig de
Speeltuin, de Stoomcarrousel en het Diorama om daarna
de weg te vervolgen naar het Spookslot, diep
verscholen in het park. Als een ware ruïne uit menig
sprookje of legende was het slot pas te bereiken na een lange wandeling door het zomergroene bos. Pas
wanneer links een mooi bloemperk met prieel langs het
pad verscheen, wist de Efteling-bezoeker dat het nog
slechts enkele seconden stappen zou zijn voor hij
terecht zou komen op het rondom beboste plein: het
plein met de waterput en uitzicht op dat afgebrokkelde
kasteel met de toren en de nog niet eens helemaal
overwoekerde schedelvorm.
Dit alles, deze hele ‘aanloop’, was een onderdeel van
de beleving van het Spookslot. Helaas kwam er een tijd
waarin men het belangrijker vond dat het park zo
efficiënt mogelijk doorkruist kon worden, waarbij de
relatie tussen attractie en omgeving het onderspit
moest delven. Carnaval Festival domineert niet meer
met zijn blauwe bunker het Noorderplein, Fata Morgana
mag zich niet meer solitair in de Vonderplas spiegelen,
het Sprookjesbos wordt door veel bezoekers
tegenwoordig via een zijweg betreden en ook het
Spookslot heeft met dit leed te kampen. Sterker nog:
misschien wel het meeste van allemaal. De
Pardoespromenade bederft sinds zijn opening al de
prachtige toeloop naar de duistere entree van het
slot. Niks geen lange boswandeling, maar een ‘landingsbaan’,
zoals een bekende Efteling-liefhebber het ooit mooi
wist te typeren. Geen ruisende bomen maar gigantische,
vrolijke en koperkleurige sierlantaarns, blije muziek van
een tweederangs componist en fris klaterende fonteinen
vergezellen bezoekers voortaan bij een wandeling
richting Spookslot. In 2002 veranderde de situatie nog
een keer ten nadele van de huiversfeer. Vanaf dat jaar
werd het Spookslotplein voor een heel groot deel
ingenomen door twee grote stenen dierenkoppen en een
arsenaal aan kinderwagens, geplaatst in de buurt van
een foeilelijk houten bord, dat — erger erger — tevens
het oude en wél mooie galgebord van het slot van z’n
plaats verdrong waardoor dit bord nu zielig in een
hoekje staat, op een manier die beslist niet past bij
dit soort gethematiseerde informatiedragers. Bij deze
stoorzenders kunnen we overigens ook de begroeiing een
beetje optellen. Want hoewel bomen en struiken de
Efteling een prachtig aanzicht geven, is de
hoeveelheid klimop op het slot wel een beetje uit de
hand gelopen. De schedelvormige torenbasis is compleet
onzichtbaar geworden door de voortwoekerende ranken,
en zelfs de toren verdwijnt door overvloedig
struikgewas langzaam uit het zicht. Nee, de beleving
van de voorbereiding op wat komen gaat in deze
prachtattractie is niet meer wat het een kwarteeuw
geleden was, zelfs niet voor hen die de attractie voor
het eerst bezoeken.
|
|
|
|
|
|
|