Eindelijk is het
dan zover, de eerste attractie van Van de Ven wordt geopend.
Het begin van een nieuw tijdperk voor de Efteling en eveneens
een grote stap voor de Europese vermaaksector in het algemeen.
In de loop der jaren is de openingsdatum van het Spookslot
langzaamaan vervangen door de ingebruikname van de Python (op 12
april 1981) als ‘keerpunt’ in de parkgeschiedenis, maar dat doet
het slot toch eigenlijk te kort. De komst van de griezelig mooie
kasteelruïne was immers het startsein voor een jarenlange
periode van bouw en investeringen in het park. De Python kan dan
wellicht wel gezien worden als de eerste schreden op een ander
pad dan dat van Pieck, de sprookjes en de nostalgie, maar het
was toch het Spookslot dat de weg vrijmaakte voor het grootse
denken dat de jaren ’80 zou gaan domineren.
Op 10 mei was er om 14.30 een bijeenkomst in
Het Witte Paard, in
een voor de gelegenheid ingerichte theeschenkerij met de naam
"De Swaerte Vleermuys" (hoe toepasselijk). Hier werd door
toenmalig directeur Ten Bruggencate een kort begroetingswoord
gesproken tot de aanwezigen, met daarin veel aandacht voor het
enorme belang van het Spookslot, en de rooskleurige toekomst die
met de komst van het kasteel voor het park in het verschiet lag.
Ook toenmalig burgemeester van Loon op Zand, de heer F.A.A.M.
Fièvez, kreeg de tijd om zich te richten tot het publiek in de
zaal. Daarna volgde een vijftien minuten durende toespraak van
de staatssecretaris van Economische Zaken die destijds belast
was met toerisme, de heer Th.M. Hazekamp. Om 15.00 uur werd er
een ludieke presentatie gehouden door dr. Eugene Hellnick,
vooraanstaand Brits deskundige op het gebied van spoken en
spookverschijningen. Ter afsluiting nam ir. G.F.M. Rieter,
voorzitter van het bestuur van de Stichting Natuurpark "De
Efteling", daarna nog kort het woord en vroeg vervolgens of
iedereen zich wilden gaan begeven naar de nieuwe attractie waar
het toch uiteindelijk allemaal om ging.
Aangekomen bij het bouwwerk moesten de aanwezigen zich
verzamelen bij de waterput op het voorplein, waar een
openingsritueel werd gehouden door de Britse dramagroep Phantom
Captain, ‘matadors op het gebied van het onverwachte’. Na dit
ritueel kwam een beul met traditionele beulskap over het
gezicht, en bijl in de hand naar voren, die het gevaarlijke
hakwapen aan de staatssecretaris gaf; aan hem de eer om het lint
voor de attractie op een blok doormidden te splijten. Dit lukte
na twee pogingen, waarna alle genodigden als eerste échte
bezoekers van het Spookslot ooit, de donkere hal mochten
betreden en getuigen waren van de eerste officiële voorstelling.
Na deze indrukwekkende gebeurtenissen konden de gasten een
drankje drinken in de Carrousel- en Dioramazaal, waar Phantom
Captain verdere acts opvoerde. Vanaf de Speelweide steeg een
heteluchtballon op die de jubileumenveloppen en –postzegels (met
onder andere een zegel van de Oosterse Geest) symbolisch moesten
gaan posten op een toen nog onbekende locatie (waar de ballon — of eigenlijk de wind — ze heen zou voeren dus). De pers kreeg
natuurlijk ook alle kans om vragen te stellen bij de grote
persbijeenkomst die georganiseerd was in het Victoriaans
Theater.
Twee dagen later, op 12 mei dus, werd om 19.12 uur een bijzonder
televisieprogramma uitgezonden op Nederland 1. De TROS zond toen
een special rond Kate Bush uit, waarin de negentienjarige
Engelse popzangeres haar Nederlandse tv-debuut maakte, en
tegelijk haar LP “The Kick Inside” kon promoten. Vooral het
nummer “Wuthering Heights” werd al snel een hit. De hele special
was opgenomen in de Efteling, op locaties in zowel het
Sprookjesbos als het splinternieuwe slot. De clip bij de hit
‘Wuthering Heights’ was volledig opgenomen in de hoofdshow van
het Spookslot. Voor deze gelegenheid werd ook een speciale zerk
gemaakt met de naam “Kate Bush” erop, die in een aantal shots
gebruikt werd. De zerk zou veel later in de parkgeschiedenis
weer opduiken, maar daarover verderop meer. Het bleef voor het
Spookslot op TV niet bij de special met Kate, want ook Ton van
de Ven was in die tijd op TV te zien. Hij was te gast in de
allerlaatste aflevering van het populaire praatprogramma “Voor
de Vuist Weg” van Willem Duys, en kreeg, mede door het
enthousiasme dat hij bij Duys wist los te maken, zeker tien
minuten om ongeremd over ‘zijn’ slot te vertellen. Een mooiere
en effectievere reclame voor het miljoenenproject dan zo’n
uitvoerig item in een bijzonder populair programma is bijna niet
denkbaar.
Tienduizenden mensen konden niet wachten om de Kaatsheuvelse
spookbeleving mee te maken door al deze positieve
media-aandacht. De bezoeker van 1978 werd dan ook niet
teleurgesteld. Eenmaal in de Efteling, en op weg naar het
Spookslot, trof men een prachtig voorplein aan, midden in het
bos, dat via wegen onder donkere bomen bereikt kon worden. Voor
het plein stond een galgvormige constructie waar een stijlvol
bord met twee kettingen aan bungelde. “Spookslot” stond daar op,
met daarboven de illustratie van een spook dat over de rand van
het bord kijkt. Onderaan werd het opgesierd door twee
vleermuizen. Die vleermuizen waren destijds als het ware een
soort logo voor de attractie: ze waren namelijk op allerlei
Spookslot-gerelateerde spulletjes (het woord ‘merchandise’ moest
in het Nederlandse taalgebied nog geïntroduceerd worden) terug
te vinden, en kwamen, zij het klein, ook voor op het
oorspronkelijke attractie-embleempje zelf, dat op de wegwijzers
in het park en op de plattegronden werd gebruikt. Dit embleem
bestond uit de toren van het slot met daarvoor een vreemd spook,
gekleed in een wat clichématig wit laken, gekrulde schoenen, en
een soort tovermuts. Zijn handen stonden naar de kijker gericht,
alsof hij de bezoeker wilde tegenhouden het slot te betreden.
Het logo is ook bekend van de krant- en tijdschriftadvertenties
en van de parkeersticker van 1978. Overigens hebben we sterke
vermoedens dat het embleem een ontwerp is van Henny "Pardoepiedoe" Knoet, die destijds ook al voor de Efteling
werkte. Maar helaas, bevestiging van dit vermoeden hebben we tot
nu toe nergens kunnen vinden.
Het voorplein zelf was als een mozaïek bestraat, met grote (flagstone-)
tegels die een pad vormden richting de onderdoorgang die
angsthazen naar de andere delen van het park voerde, en richting
de entree van het slot zelf. De rest van het plein was bedekt
met kleinere stenen: kasseien. Het plein werd omzoomd door een
lage afgebrokkelde muur. Aan de rechterkant was een diep donker
bos en aan de linkerkant ook, maar hier was alles wat meer
heuvelachtig. De voorkant van het slot zelf zag eruit er als de
ruïne van een ooit machtig kasteel, dat in de lange loop der
jaren veel heeft moeten doorstaan: stormen, brand, oorlogen,
revoluties... Waar ooit aan de voorgevel een schattig klein
torentje met puntdakje — het vaandel fier wapperend in de
wind — verankerd moet hebben gezeten, vond de slotbezoeker nu we een
brokkelige schedelvorm, die veel weg had van een Scream-face. De
twintig meter hoge toren, (doe ook meteen het hoogste puntje van
het slot is), zag er zeer verweerd uit. Afgescheurd, neergestort
pleisterwerk, en afgebroken kantelen op de top geven de toren
een troosteloos maar tegelijk ook hyperromantisch uiterlijk. Zo
is het eigenlijk met het gehele gebouw aan de buitenkant. Menig
schilder uit de romantiek zou er een geweldige inspirator in
zien voor een kunstig doek. Verrassend genoeg
waren ook de
kanten van de attractie die de bezoeker niet zomaar vanaf het
pad kon zien (de zijkanten die naar het bos waren gericht dus)
net zo goed afgewerkt, met prachtig stucwerk en een geweldige
afwerking met schaduwverf. Het slot was een razend knap en
compleet staaltje van decoratie en afwerking en daarmee, samen
met het kasteel van Doornroosje — dat drie jaar later onder
leiding van de inmiddels over een rijke kasteelervaring
beschikkende Ton nog een zeer geslaagde grote renovatie zou
ondergaan — en het veel later gebouwde Huis van de Vijf Zintuigen
en Villa Volta, één van die weinig echt perfect uitgevoerde
gebouwen in het park. Het was de Efteling op haar
architectonische best.
Wat er volgde na het betreden van de rondom met allerlei vreemde
figuurtjes en monstergezichten gedecoreerde poort van het slot,
was de duistere gang die we er natuurlijk nu nog steeds
aantreffen, maar wel met enkele verschillen ten opzichte van de
huidige situatie. Na de bocht naar links (zonder de deur met de
rammelende kettingen) zagen de stoutmoedige bezoekers de
schedels in de nis liggen, aan de rechterkant van de gang was
een soort gevang met twee spiedende ogen en veel gromgeluiden.
Aangezien dit tafereel veel weg had van een krokodil, werden de
oogjes ook zo genoemd. Na een klein stukje lopen kwam men aan in
een deel van de gang waar het plafond opeens wat hoger ligt; de
routing door het kasteel is zo dat bezoekers gedeeltelijk onder
de hoofdshow doorlopen, en deze plotselinge plafondverandering
geeft de grens van de hoofdshow binnen het gebouw aan. De
hoogteverschillen in het plafond en het scheef naar boven lopen,
hielden de gang interessant desoriënterend en ook wel een beetje
macaber. Bezoekers zagen in dit deel van de toegangsruimte tot
de hoofdshow rechts bovenin een kleine nis met een figuur die
verscheen en verdween (de eerste — en misschien wel onbekendste — Pepper's Ghost die bezoekers van de Efteling konden
bewonderen) en die soms even zijn mond opent in een wat vreemde,
blazende expressie. Een vrij grote, enorm goedkoop ogende,
fluorescerende spin liet zich voorzichtig naar beneden zakken om
elke keer wanneer het hoofd zijn mond opende weer snel omhoog te
kruipen. Een bijzonder curieus tafereel waarvan de betekenis
(als die er al is) altijd een raadsel zou blijven.
|
|
Wat
hebben een ooit razend populaire maar inmiddels
lang vergeten muzikant uit Dublin en het Spookslot met
elkaar te maken? Het WWCW brengt exclusieve en nooit
vermoedde links tussen Dublin en Kaatsheuvel...
Het is laat op de avond, buiten is het weer onguur; de
regen slaat als een diep en spookachtig tromroffel
onophoudelijk op het dak. Binnen in het splinternieuwe
bouwwerk dat het seizoen erna zal openen als Europa's
Grootste Spookslot is het echter een gezellige drukte
van belang. Decorateurs werken -bedekt onder lagen
piepschuim schilfers- ter plekke aan de hoofdshow. De
verwarming loeit en Ton van de Ven rookt in een hoek
een sigaret, terwijl hij dan weer gebogen staat over
zijn ontwerpen en dan weer ter plekke aanwijzingen
geeft.
Wie dacht dat dit alles reeds onder begeleiding van
Saint-Saëns Dance Macabre gebeurt heeft het echter
mis. In een hoek van de enorme ruimte van de hoofdshow
staat een oude buizen-radio te tetteren en speelt
vrolijke jaren-'70 muziek. Tussen die muziek dé hit
van dat moment, "Bells in my Heart" van de DARTS.
Zelfs Ton begint mee te hummen op de maat van het
aanstekelijke nummer, en Mari fluit zachtjes tussen
zijn tanden mee met de saxofoon.
"Zeg Ton, wat moet er op deze zerk in de kelder
komen?", vraagt één van de
hardwerkende Efteling-constructeurs, het
polystyreen-mes even opzij leggende.
"Ach... doe maar die mafkees van d'n Darts van de
radio... Den Hegarty toch?"
"Ahja. Goed!"
En zo kwam Den Hegarty, wellicht zonder het zelf ooit
te weten, op een zerk van het Slot, net als de
proto-gothic Kate Bush, maar dan wél in de hoofdshow
en niet in de van spinnen vergeven bezemkast.
Den en zijn band de DARTS zijn inmiddels al lang niet
meer te horen op de etherfrequenties, maar gelukkig
zijn er nog wel van die alles bestuderende
Efteling-fanatici die na maanden turen ontdekten dat
het zijn naam is die op de zerk in de catacomben
prijkt. Want wanneer de bliksem flitst en de donder
klinkt aan het einde van de show is het voor de goede
lezer net te zien. Daar rust Den Hegarty, een
herinnering aan een mooie periode van bouw en een vast
en zeker grote berg lol en voldoening.
Over de Den van vandaag kunnen we overigens kort zijn;
hij leeft gelukkig nog steeds maar is zijn wilde haren
goeddeels kwijt. Als docent psychologie zal hij ook
waarschijnlijk niet veel winst te halen hebben uit het
zingen van maffe langvergeten liedjes. Maar in het
dorpje Devon is Den nog steeds dé celebrity. En niet
helemaal voor niks natuurlijk, want ooit schreef de
pers zich suf over die maffe jongen uit Dubin en zijn
band...
"...Hegarty assaulted the crowd maniacally,
climbing through the first 10 rows doing unspeakable
things to rather taken aback young ladies."
|
(Jeff
James, Record Mirror 13/08/77) |
|
|
~
Met dank aan Bram Verhoof voor het ontcijferen van het
opschrift van de zerk |
|
|
Een grote, werkelijk fenomenaal mooi gedecoreerde, ronde zaal is
wat op de claustrofobische gang volgde. Op de achtergrond waren
uit de haast onzichtbare luidsprekers katachtige geluiden te
horen. Zacht gejammer van immer krolse poezen en katers dat bij
menigeen kippenvel bezorgd zal hebben. Aan de muren hingen, in
haut-reliëf, bokachtige wezens met ieder een wapenschild in hun
klauwen, met daarop schedels en bloedrode harten. In elke hoek
van de zaal (zo rond was de zaal dus ook weer niet) was, op
grote hoogte, een duiveltje te vinden (dat bij goed licht en in
close-up meer weg heeft van een scheel aapje, maar dat even
terzijde). De duiveltjes droegen ieder twee dunne kaarsen en
wanneer het echt donker wordt in de ruimte lichten de ogen op.
Helemaal in de nok van het gespaakte plafond was een grote
‘gorilla-arm’ die precies in het midden van de zaal uit het
plafond steekt te zien. Een enorme robuuste kroonluchter met
kaarsen en kettingen hing aan de wijsvinger van de monsterlijke
arm. Van tijd tot tijd bungelde de kroonluchter vervaarlijk heen
en weer, waarbij het steeds weer leek of het mega-armatuur ieder
moment naar beneden kon komen denderen, bovenop de hoofden van
de verschrikte bezoekers. En wie zegt, dat dat ook niet zo is?
In het plafond bevonden zich de ‘Vlederiken’, duivelachtige
wezens met vleugels, slagtanden en hoorns, recht uit het
hellevuur, die om de zoveel tijd bij donderslag en bliksemflits
zich een klein stukje lieten zakken. Dit alles speelde zich af
achter het fijnmazige plafonddoek, dat in zo’n donkere zaal bij
de juiste belichting de illusie van een mooi gestuct plafond
perfect wist weer te geven (tegenwoordig is dit door het
langzaam ‘uitlubberen’ van het doek een stuk minder realistisch).
|
De prachtige ronde zaal (die overigens niet, zoals zo velen
later zouden vermoeden, ín de kasteeltoren z’n plekje heeft,
maar er vlak naast in het gebouw), sloot via een Romaanse boog
aan op een nóg donkerder stukje hal. De route splitste zich hier
op in twee wegen die ieder eindigden bij een zware, natuurstenen
deur die samen de toegang vormen naar de hoofdshow. Op de deuren
waren in subtiel strijklicht vreemde symbolen te zien die wel
wat doen denken aan de symboliek van vrijmetselaars of de
kabbala. Tijdens het onvermijdelijke wachten voor deze machtige
doorgangen vonden bezoekers rechts achter zich de beroemde
Oosterse Geest, die nu dan toch z’n definitieve plekje had
gekregen in zijn rotsachtige torenspelonk. De Oosterse Geest was
een fors figuur in kleermakerszit, met onder zijn klauwachtige
handen een glazen bol. Het wezen had grote, ovale ogen en een
prachtige gouden kroon. Op een soort sokkel staarde hij voor een
rood fluwelen gordijn de duisternis in. Raadselachtige
sitargeluiden weerklonken en de geest kwam tot leven; de ogen
gingen spiedend op en neer, z’n scherpe tanden begonnen te
malen. Vervolgens beschenen spots de hele nis, en verscheen er
in de glazen bol van de geest een mooi oriëntaals meisje. Haar
lieve gezichtje veranderde echter onder begeleiding van luide
onweergeluiden in een vals lachende schedel, waarna een luid
gelach door de hal en de ronde zaal schalde. Het licht in de nis
doofde met de wegstervende lach uit, waarna slechts de schedel
nog enkele seconden zichtbaar was in de bol, alvorens ook weer
te verdwijnen in de duisternis: een prachtige toepassing van een
dubbele Pepper's Ghost, waarbij reflecties vanaf twee
verschillende bronnen op precies dezelfde plek naadloos in
elkaar overgaan. De Oosterse Geest is een erg fraaie figuur die
de gedeelde hand verraadt van drie grote Efteling-ontwerpers:
Pieck, Van de Ven en Knoet. Zo hebben de ogen wel iets
Pardoes-achtigs (een creatie van Henny Knoet) en hebben de vele
krullen, uitsteeksels en het knobbelige gezicht zowel Pieckse
als Van de Vense invloeden. Dát Henny Knoet ook meewerkte bij de
bouw van het slot is zeker; foto’s bewijzen dat. Of hij
misschien de Oosterse Geest modelleerde en zo zijn stempel een
beetje wist te drukken op Ton’s ontwerp op een basis van Pieck,
is ons helaas niet bekend.
En dan… om de tien minuten (wat ook stond aangegeven op een voor
nachtblinde bezoekers onzichtbaar bordje boven de
rechterwachtrij die schuin naar boven loopt) gingen de zware
deuren open en was een lange, iets-naar-links-afbuigende bühne
te zien met een drietal niveaus. Links hiervan waren grote
rechthoekige ruiten te zien met daarachter een in zacht
maanlicht badende kloostertuin. De deuren sloten zich met een
sis en een klik, de verlichting in de publieksruimte dimde naar
nul, en de voorstelling waar het allemaal om draaide in het slot
kon beginnen voor het inmiddels natuurlijk helemaal in de
stemming gebrachte publiek. Wat het publiek allemaal te zien
kreeg is beschreven in
de
kadertekst “Hoofdshowbespreking”. De
draad van het bezoek uit 1978 pakken we weer op bij de laatste
klanken van de viool. Een applaus zal, zoals tegenwoordig ook
nog wel eens voorzichtig gebeurt, zeker wel geklonken hebben.
Ja, wellicht zelfs gedaverd, want het was natuurlijk allemaal
niet niks. Met de Indische Waterlelies had het park haar
bezoekers al weten te beroeren, maar het slot was natuurlijk nog
wel een graad groter en veelomvattender. Na de show liep de
bezoeker door naar de uitgang van de attractie die warempel
gewoon vanzelf opende wanneer men dichtbij de deuren kwam (net
als dat tegenwoordig ook bij de Indische Waterlelies het geval
is). Een bocht van honderdtachtig graden zorgde ervoor dat men
via een helling omgeven door muren met daarin een schietgat dat
uitkeek op het bos achter het slot, aankwam op een groot plein,
met daaraan in de hoge achtergevel een heerlijk klein
etablissement, een terras waar het goed toeven en bijkomen is
van de sinistere gebeurtenissen in het duistere kasteel met z’n
vreemde bewoners, en de mogelijkheid om de weg te vervolgen naar
de rest van het park. De aanlegsteigers van de Roei- en
Kanovijver zagen er in ieder geval uitnodigend uit…
Een tocht door het slot als toen is vandaag de dag grotendeels
nog op precies dezelfde manier te maken als in 1978. Een enkele
kleine aanpassing in het slot zelf, en wat grotere in de
omgeving, daargelaten natuurlijk. Meer daarover in het vervolg
van deze tekst verderop deze pagina.
|