|
|
|
|
In het seizoen
1979 werd een fotoboekje verkocht met een zelfde cover als het
jaar daarvoor. Voor een tweede maal mocht de bekende foto
van de voorgevel van het Spookslot het souveniertje sieren. Was
het luiheid dat de reden was om het boekje niet te veranderen,
of was het Spookslot gewoon een te grote aanwinst om maar één
jaar in het middelpunt van de belangstelling te laten staan? Er
was dit seizoen wel een nieuwe toevoeging te vinden in het park,
namelijk de Vliegende Draak (die grappig genoeg later zijn
Eftelingse naam “Draak Lichtgeraakt” zou krijgen op basis van
een zinnetje in het fotoboekje) in het Sprookjesbos die de door
constante storingen getergde oude Chinese Nachtegaal verving.
Deze Draak, die qua griezeligheid op de kleuters van
tegenwoordig nog net zo veel indruk maakt als het slot van toen
was eveneens een ontwerp van Ton van de Ven. Bijna ieder jaar
zou hij vanaf nu zijn handen vol krijgen aan allerlei
ontwerpopdrachten. Achter de schermen van het park, in zijn
‘werkhol’, was hij inmiddels ook al bezig met zijn tweede
megaproject. Een attractie van een kaliber dat het Spookslot op
alle vlakken zou gaan overtreffen…
|
o het
Spookslot in 1981 |
Maar, draak of geen draak, 1979 was toch nog een echt
Spookslot-seizoen dat al vroeg begon met schatgraven,
klimdemonstraties en een spokenballet op de transen van de
ruïne. De klimdemonstraties werden gehouden door de Nederlandse
Bergsport Vereniging. Zij kregen het Spookslot officieel
overgedragen als trainigs- en klimobject. Wonderlijk genoeg
heeft deze vereniging wel veertien routes kunnen ontdekken in de
muren van het kasteel, maar hoe vaak hier gebruik van is gemaakt
en tot wanneer is vrij onduidelijk. Naar alle waarschijnlijkheid
is de tijd van klimmen en klauteren tegen de wanden hier al lang
verleden tijd.
Het Spookslot stond in 1979 te boek als de grootste, mooiste en
beste attractie van het park en er was dan ook veel
belangstelling voor, wat natuurlijk gepaard ging
met immense wachtrijen door de constant grote drukte.
Gedeeltelijk gewoon uit het oogpunt van perfectie, maar ook om
de doorstroom van de attractie te verbeteren, werden er in dit
jaar enkele verbeteringen aangebracht. In de eerste bocht van de
donkere hal werd een houten deur geplaatst waarachter zich een
spook verschuilt dat zijn kettingen onheilspellend laat rammelen
wanneer iemand de klink probeert over te halen; een effect dat
sindsdien al duizenden de schrik om het hart deed slaan. Bij de
Oosterse Geest werd vanaf dit jaar het verhaal verteld dat
betrekking heeft op de hoofdshow. Dit verhaal is op een sublieme
manier ingesproken door de acteur Tom van Beek. Het doel van de
toevoeging is waarschijnlijk om de bezoeker meer duidelijkheid
te geven over datgene wat in de hoofdshow te zien is. Die
hoofdshow was in 1979 al heel anders dan in ’78. Er waren twee
forse pilaren in het midden van het decor weggehaald, om zo het
zicht op onder andere de monniken te verbeteren. Eén pilaar is
ter decoratie nog terug te vinden op het pad naar de grote deur,
naast de catacomben dus. Tegelijk met de pilaren verdween helaas
ook een stukje dieptewerking in de hoofdshow, die hierdoor toch
wat ‘platter’ aandoet dan oorspronkelijk de bedoeling moet zijn
geweest. De show werd ook met twee minuten ingekort. Er werd wat
geknipt in de Danse Macabre omdat er anders te lang hetzelfde te
zien zou zijn en de show moest natuurlijk wel ‘levend’ blijven
tijdens het hele programma. Om de zoveel seconden komt er nieuw
onderdeel van de show in beweging en in het spotlicht, en valt
er weer iets anders juist uit om in de duisternis te verdwijnen.
De inleiding op de Danse Macabre bestond in 1979 uit veel
wolvengejank en slome horrormuziek, hier en daar onderbroken
door wat spanningsopbouwende crescendo’s en andere muzikale
elementen.
De volgende jaren wordt er aan vernieuwing in de kasteelruïne
weinig gedaan. In 1980 wordt nog even Matroos Gijs aan het plein
bij de Witte Walvis toegevoegd, maar dat is dan ook wel zo’n
beetje alles. Het slot staat echter wel volop in de
belangstelling van de bezoekers, ook al komen er nu jaar na jaar
nieuwe mega-attracties bij, zoals het stalen serpent de Python
in 1981. Van invloed op de nautische sferen aan de achterkant
van het slot was de komst van de Piraña in 1983; de
Oud-Hollandsche zeevaartsfeer zou zich voortaan moeten meten met
Pre-Columbiaanse sferen. Vanaf 1985 zijn er in de buurt van het
Spookslot razende bobsleeën te horen (die zeker op hun oude,
inmiddels vervangen wieltjes echter soms een prachtig sinister
gerommel door het dichte bos lieten klinken) en in 1986 kreeg
het Spookslot zijn ‘opvolger’. Fata Morgana was vanaf dat jaar
het nieuwste wondertje van Van de Ven, en het thematische
troetelkind van het park. Er was, net als aan het Spookslot,
jarenlang gewerkt (al sinds de opening van het slot), en het
resultaat overtrof dan ook Ton’s voorgaande meesterstuk op bijna
alle terreinen.
|
o het Spookslot in 1983 |
|
|
|
|
|
De
muziek in de hoofdshow ís verreweg het meest
herkenbare element van het Spookslot, en de
belangrijkste stemmingmaker in de hele programmering.
Zonder Danse Macabre van Camille Saint-Saëns was er
geen show van het huidige kaliber geweest. De Danse
Macabre is een toondicht, oorspronkelijk geschreven
naar aanleiding van een gedicht van Henri Cazalis dat
verhaalt over dansende doden op een kerkhof. Een
perfectere muzikale omlijsting is eigenlijk
ondenkbaar.
Alle mechanische onderdelen van de uitgestrekte
kloostertuin dansen en bewegen op de maat van deze
muziek, en voeren op een specifiek moment in de
compositie hun kunsten op. Het duidelijkst is dit
natuurlijk bij de zwevende viool, maar ook het branden
van Visculamia, het beginnen en stoppen van de
dansende balustrades en de uitlichting van de
verschillende onderdelen gaan allemaal op de maat van
de muziek. Het is dan ook logisch dat bij een
verandering aan de show, de muziek meeverandert.
In 1978 werd er nog gebruik gemaakt van zowat de
complete Danse Macabre. Een voorstelling duurde
destijds dan ook vrij lang, alleen het gedeelte van de
Danse was al zeven minuten. Een jaar later werd er
besloten om twee minuten uit de Danse de knippen. Niet
alleen om de wachttijd korter te maken, maar ook om de
show wat levendig te houden. In die twee minuten zagen
de bezoekers namelijk de hele tijd hetzelfde (zonder
enige spanning) en dat werd, ondanks het prachtige
decor, toch al snel iets te saai. Pas in 1987 werd het
slot wederom echt onder handen genomen, wat ook z’n
uitwerking had op de showmuziek. Er werd vanaf dat
jaar een modernere versie van de Danse Macabre
gebruikt, een uitvoering van het London Sinfonietta
Philharmonic Orchestra onder leiding van Charles
Dutoit. Tevens werden de muzikale inleiding en het
einde van de show wat verbeterd. Het voorstuk werd wat
filmischer aangepakt, met meer geluidseffecten en
goede sfeeropbouwende muziek. Aan het einde kwam er
een iets spectaculairdere donder en lichtflits.
De Danse Macabre kwam in deze periode ook voor het
eerst uit op een Efteling-LP en -casette. Op “Muziek
van de Efteling” vinden we als track negen een
verknipte versie van het toondicht terug, helaas is er
niet genoeg geknipt in deze versie om ‘m echt op de
parkversie te laten lijken. Wel is de donderslag
aanwezig. In latere jaren kwam ook de complete Danse
Macabre nog op een park-CD uit, en zelfs een versie
inclusief het jarenlang verloren gewaande verhaal van
Tom van Beek, maar tot nu toe heeft een echte
parkeditie van de show (dus inclusief de inleiding met
monniken en het beieren van de klok) het nog nooit tot
een officiële CD weten te halen.
In 1989 werd de show zoals die vandaag de dag nog is
voor het eerst vertoond. Men vond dat de versie van
1987 iets te amateuristisch overkwam en bovendien
kwamen de verschillende elementen van de prelude op de
Danse (de betoverde kraai, de gehangene en de
monniken) op vreemde momenten. Zodoende kwam er een
introductie die speciaal gecomponeerd is door Ruud
Bos. Bos was via zijn arrangementen voor de muziek van
het Carnaval Festival (1984) bij de Efteling terecht
gekomen, en tekende ook voor de sublieme muzikale
omlijsting van Fata Morgana, een paar jaar eerder. Aan
het einde van de show kwam een tweede, heftige
donderslag, begeleid door de sonore dreunen uit een
akoestisch kanon. Deze vier meter lange basbuis was
oorspronkelijk bedoeld voor de Trollenkoning. In de
loop der jaren is deze donderslag overigens
opmerkelijk bedaarder geworden.
|
|
|
|
|
|
|