Wanneer vanaf 1952 het Sprookjesbos duizenden
bezoekers naar De Efteling trekt liggen de gegraven vijvers er
sierlijk bij. Jonge aanplant spiegelt zich in het heldere water
(door een leemlaag op haar plek gehouden), en niets herinnert
aan de zwetende huid en vermoeide spieren van arbeiders die hier
in weer en wind werkten ter bevordering van het plezier van
anderen. De Siervijver is de grootste watervlakte geworden.
Zuidelijker, verbonden via een kronkelig kanaal, ligt de Kano-
en Roeivijver. In de Siervijver ligt een eilandje dat niet met
bruggen te bereiken is. Al snel vestigen zich hierop allerlei
soorten vogels.
In 1953 opent aan de noordoever van de Siervijver het
Café-Restaurant, een hagelwit
horecacomplex dat met haar typische “sanatoriumarchitectuur”
licht en luchtig overkomt. Op de terrassen is het, onder het
genot van bijvoorbeeld een originele Brabantse Koffietafel,
volop genieten van de omgeving. Het succes van de Efteling is
duidelijk wanneer in de zomer geen plekje onder de parasols meer
vrij is.
Terwijl in andere hoeken van het park ingenieuze publiektrekkers
als
De Indische Waterlelies en
De Vliegende Fakir openen,
gebeurt er in de jaren zestig en zeventig rond de Siervijver
niet veel.
Bob Venmans, auteur van het aardige boekje “Het Sprookje van de
Efteling”, beschrijft de situatie rond de Siervijver in 1962
uitvoerig. Een citaat:
“Vanaf de toppen
[van de heuvels rond de
vijver, red. WWCW] hebben we steeds een prachtig
uitzicht over de weidse watervlakte van het meer, waaruit
zich een weelderig begroeid eilandje verheft. Van het
hoogste punt van dit eiland stort zich een smalle waterval
omlaag, die niet door een natuurlijk bron, maar door een
onzichtbare pompinstallatie wordt gevoed. Deze
pompinstallatie moet de stand van het water op peil houden,
zodat in warme zomers het meer niet kan uitdrogen. Vooral
voor de honderden watervogels, die op het eiland en langs de
oevers van het meer hun broedplaatsen hebben, zou dat een
ramp zijn. Het zijn niet alleen tamme vogels zoals eenden,
ganzen, witte en zwarte zwanen en zwarthalszwanen die de
wateren van het park bevolken. Ook alle soorten wilde eenden
en waterhoentjes hebben De Efteling tot hun domein verklaard
en broeden er tussen het riet. Behalve de
roodhalsganzen
strijken ook de wilde rietganzen en vele anderen op
doortocht zijnde watervogels neer op het meer, waar zij zich
soms lange tijd ophouden.
Van jaar tot jaar nemen deze graag geziene en
beschermde gasten van de Efteling in aantal toe. Het voeren
van de vogels is voor kinderen een vermaak, dat alleen wordt
overtroffen door het voeren van de vissen. Onder de
bruggetjes die de engste gedeelten van de waterpartij
overwelven is het wateroppervlak in constante beroering door
de vette ruggen en zwiepende staarten van de tienduizenden
goudvoorns en spiegel-, leer-, goud- en edelkarpers, die
elkaar ieder kruimeltje brood betwisten.” |
In 1976, bij het vijfentwintigjarig jubileum van het park,
biedt het personeel het park een vijftien meter hoog spuitende
fontein aan. Deze krijgt een plaats in de Siervijver, maar
blijft daar slechts vijf jaar in al zijn imposantheid in
werking. Zo weinig nieuws als de zestiger en zeventiger jaren de
Siervijver namelijk bieden, des te meer actie brengen de jaren
tachtig.
En zo komen we in de geschiedenis van de Gondoletta aan in de
jaren tachtig. De jaren van ongebreidelde groeispurten en elk
jaar weer een nieuw Efteling-wonder; 1981 bracht er twee: de
Efteling-vreemde, wilde Python en de oer-Eftelingse, rustige
Gondoletta. Hoe ontstond het elegante bootjestraject door zeeën
van bloemen in het toenmalige parkdeel Noord eigenlijk? Laten we
die vraag proberen te beantwoorden.
De ontwikkeling van de Gondoletta kent sterke verbanden met de
ontwikkeling van Fata Morgana. Niet voor niets delen deze twee
attracties een vergelijkbaar transportsysteem; niet voor niets
bevat de
“Kroniek van een Sprookje” een tekening van een majestueus
Oosters kasteel op het eilandje in de Siervijver. Uw trouwe
WWCW-redactie vroeg voormalig creatief directeur Ton van de Ven
in het kader van de attractie
Fata
Morgana al eens om wat achtergrondinformatie: “Er is een
aantal ontwerpen gepubliceerd voor Fata Morgana op het eiland in
de Siervijver. In hoeverre was de attractie voor deze
‘oorspronkelijke’ locatie anders dan de uiteindelijke versie?”
“De ontwerpen in de siervijver betroffen
een poging om te voldoen aan een verzoek van de toenmalige
bestuursvoorzitter ir. Gé Rieter om het parkgedeelte
Siervijver méér inhoud te geven dan een fraai
landschapsbeeld. De mogelijkheden met het
“1000-en-één-nacht”-thema om daar een volwassen darkride te
bouwen bleken door het geringe volume en de kwetsbaarheid
van het landschap te beperkt. [...]
De Gondoletta was oorspronkelijk aangelegd om te dienen als
transportsysteem waarbij zowel het landschap alsook de
attractie te genieten moest zijn. Het verklaart ook de
enigszins merkwaardige dakvormen van de vaartuigen die toch
een oosterse touch hadden. De praktijk met het gebruik van
de vaartuigen wees uit dat de Gondoletta een “zelfstandige”
attractie op zichzelf vormde en dat een tochtje varen van 20
minuten zeker bij de oudere gasten veel waardering oogstte.
Met de Gondoletta als een mogelijk te gebruiken
transportmiddel is ook de vraag beantwoord hoe de eerste
schetsontwerpen moeten worden gezien: een korte
indoor-beleving met nogal wat technische beperkingen,
daarnaast de landschapsbeleving.”
|
De “1001-nachtshow” werd dus als het ware uiteengetrokken tot
een volledig in de openlucht geplaatste vaartocht en een
compleet geconditioneerde inboorbeleving die vijf jaar na de
opening van de Gondoletta haar poorten zou openen. Pas met de
komst van De Vliegende Hollander in het Ruigrijk werd het
oorspronkelijke concept van een gecombineerde binnen- en
buitenattractie toegepast binnen het park. Ook hier neemt de
bezoeker plaats in een boot om de tocht te ondernemen.
Voor de aanleg van het traject van de Gondoletta moest het
landschap van de Efteling aangepast worden. Het kanaal dat sinds
de grondwerkzaamheden van de jaren vijftig de Sier- en
Kanovijver met elkaar verbond bood geen mogelijkheid tot het
maken van een gesloten circuit. Daarom werden de Sier- en
Kanovijver losgekoppeld, en werd het kanaal via een bocht
teruggeleid naar de vijver. Zo ontstond een tweede “eiland” in
de Siervijver, met de rest van de Efteling verbonden door twee
fraaie boogbruggen. De Sier- en Kanovijver bleven wel
ondergronds met elkaar verbonden, via een beheersbaar
waterverdeelsysteem.
De Gondoletta is één van de grootste attracties van het park.
Wie inscheept voor een vaart met één van de veertig gondels
maakt een tocht die voert van een instap niet ver van de
centraal gelegen Brink, draait richting het Anderrijk, en via de
rand van Ruigrijk naar het hart van het Reizenrijk voortkabbelt.
Er zijn ook weinig Efteling-attracties die de bezoeker zo lang
plezieren. Minimaal twintig minuten duurt een tocht, maar vaak
zal het door korte pauzes nog wat langer zijn.
Het “perron” van de Gondoletta is eenvoudig. Het was de eerste
Efteling-attractie waarin het beproefde “draaischijf”-systeem
werd toegepast, waardoor het mogelijk is in te stappen in
continu bewegende voertuigen zonder het ongemak van
snelheidsverschil tussen vaste grond en voertuig. Later kregen
ook de Piraña, het Carnaval Festival en Fata Morgana een
dergelijk systeem. In tegenstelling tot de situatie bij deze
latere attracties, bevindt de instapschijf van de Gondoletta
zich in de open lucht. De schijf is te bereiken via een stevige
houten brug, met daarop een poort met een sierlijke klok. Samen
met het mooie Pieckeriaanse controlehuisje en de ornamenten op
de bootjes zelf, vormt deze meteen de totale decoratie die op de
attractie is toegepast. De Gondoletta moet het dan ook vooral
hebben van de pracht van Moeder Natuur.
Wanneer de bootjes de schijf verlaten zetten we koers over de
Siervijver richting het kanaaltje dat vroeger de verbinding
vormde met de Kanovijver. Links vormt sappig groen gras de
voorgrond van de Wensbron, terwijl recht voor ons de eerste brug
over het traject zichtbaar is. Wanneer we daar onderdoor zijn
gevaren, zien we eerst overhellende vegetatie, waaronder grote
donkere rododendrons, voordat we tussen een zee van bloemen in
allerlei kleuren dobberen. Rechts, langs het pad dat het kanaal
volgt, stond vroeger een grote fotospiegel waarmee het mogelijk
was jezelf op de foto te zetten met de bloemenpracht van het
park op de achtergrond. We maken een ruime bocht om de uiterste
zuidpunt van het grote eiland binnen het kanaal, en varen met
voor ons een woud van coniferen en dennen weer richting de
Siervijver. Rechts van ons, op de oever, is een keur van bloemen
en planten in mooie patronen geplant.
Voorbij de tweede brug varen we de grote waterplas van de
Siervijver op. Hier trekt vaak de wind, die vrij spel heeft over
de grote vlakte, wat aan. Met een zigzaggende beweging zetten we
koers richting het Zaanse cultuurlandschap van het Kinderspoor
(dat op een stuk parkgrond ligt dat teruggewonnen is op de
vijver), om vervolgens helemaal om het hoog beboste vogeleiland
te varen. Vanuit de hoge en volle begroeiing klinken de klanken
van harp en strijkers; het harpconcert van de Gondoletta, dat
alleen hier te horen is. Bij de in 1984 geopende spoorbrug
aangekomen draaien we weer richting de plaats waar we onze tocht
begonnen. Met wat geluk denderen net Aagje, Trijntje of Moortje,
de smalspoorlocomotieven van de Efteling Miniatuur
Stoomtreinmaatschappij over de brug; een fraai gezicht. Tussen
de wilgen en rododendrons door stort zich vanaf het eilandje een
waterval in de Siervijver. In twee trappen stroomt het water
over gelaagde, donkerbruine stenen. Met de Pagode in zicht is
het terras van het
horecapunt hier (vroeger overigens meer in lijn met de
Gondoletta "La Gondola" geheten) het laatste dat we zien voor we weer
uitstappen.
|