Attracties - Carnaval Festival - Volg Jokie door deze Wereld Vol Prrret!
 
 
Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Pagina 4 Pagina 5 Pagina 6
  Jokie-aanwijzer -|- Graphic: Bram Elstak © het WWCW 2006        
 

Bij de start van de bouw van het Festival gingen de decorbouwers en poppenmakers van Geesink aan de slag in een tijdelijke werkplaats die geplaatst werd op een parkeerterrein van het park, vlak bij de plek waar de attractie gebouwd werd. Tegelijk met het detailwerk in deze werkplaats werd het attractiegebouw zelf opgebouwd; dit alles aan de noordkant van het park, een locatie die overigens dwingend door Ton van de Ven en Jan Verhoeven werd “aangewezen”. Oorspronkelijk had men voor de attractie een plek op de Speel- / Picknickweide in gedachten, maar omdat niemand écht zat te wachten op een grote lelijke loods midden in het park, verdween dit plan al snel van tafel. Toenmalig directeur Ten Bruggencate zag de attractie ― toch een hele investering ― niet graag ergens “weggeduwd” in een hoekje, en opperde het zuiden van het park als geschikte locatie. Toch werd er ten slotte naar de twee invloedrijke én Efteling-eigen creatievelingen ― Ton van de Ven en Jan Verhoeven dus ― geluisterd, en werd het een hoek in het noorden. Bij deze keuze zal ongetwijfeld de toekomstige locatie van Fata Morgana (in het zuiden) een rol hebben gespeeld; Ton van de Ven zag zijn majestueuze Oosterse paleis uiteraard niet graag verrijzen naast een ongedecoreerd golfplaatmetalen loods. Een flink stuk Efteling-politiek, met als belangrijkste aanjager de afkeer van Ton en kornuiten voor het hele project van Geesink, ging uiteindelijk vooraf aan de compromislocatie.

In de loop van het seizoen 1983 verrees naast het Café-Restaurant een kleurige bouwschutting. De tekst “De verrassing van 1984” moest bezoekers ― dat seizoen nog volop onder de indruk van Tons splinternieuwe “Piraña” ― nieuwsgierig maken naar wat de Efteling nu wel weer niet van plan was. Dát de attractie een grote verrassing was, in welk opzicht dan ook, staat wel vast.

Bouwschutting in 1983 -|- Foto: EAH © het WWCW 2006
o In 1983 werd de kleurige bouwschutting geplaatst.

In het attractiegebouw werd allereerst het tweehonderdveertig meter lange traject van het transportsysteem aangelegd, met daarop honderdachttien karretjes. Elk voertuig (voor twee tot drie bezoekers) werd uitgevoerd in rood, blauw of groen. Op de achterkant ervan was, in haut-reliëf, het olijke gelaat van gastheer en nar Jokie aangebracht. De bankjes in de voertuigen waren initieel allemaal zwart. Later werden sommigen vervangen door rode exemplaren. In de beginjaren waren de wagentjes nog gedecoreerd met kleurige stippen boven de zittingen. De karretjes zouden met een snelheid van ongeveer twee kilometer per uur een ononderbroken tocht moeten gaan maken langs de diverse decors. Deze werden opgezet nadat de vaak zwierig gevormde tussenwanden waren geplaatst. Achter deze van metaalgaas opgetrokken wanden werden de steunpilaren voor het dak en een flink aantal van de geluidsboxen verborgen. Na plaatsing van de verschillende grote decorstukken volgden de tientallDe Kikkerfontein -|- Foto: Erik de Vriesen figuren met hun bijbehorende mechanieken. Alle tableaus werden tenslotte deskundig uitgelicht met ontelbare kleurige spots. Na ongeveer een half jaar was de attractie gereed, ruim op tijd voor de opening van het seizoen.

In februari 1984 gaf een immer bevlogen en apetrotse Joop Geesink een persconferentie waarin hij uitvoerig over zijn spoedig openende geesteskind vertelde. Hij beloofde dat bezoekers in Carnaval Festival zó gefascineerd zouden raken door het licht, de muziek en het hele schouwspel, dat ze vol blijdschap de attractie zouden verlaten. Geesink ― inmiddels doodziek ― wist in de weken voor de opening nog een testrit te maken door zijn attractie; tevens was hij bij de informele opening aan het begin van het seizoen aanwezig. Enige tijd na het overlijden van Geesink, werd op 1 juni 1984 het lint officieel doorgeknipt door zijn weduwe, Irene Geesink-Mitchell. De aanloop tot Geesinks creactie werd bij deze gelegenheid omgedoopt tot de “Joop Geesinkpromenade”.

Vóór de kleurige entree van de attractie werd ook het vernieuwde plein met de plastic Kikkerfontein in gebruik genomen, en aan datzelfde plein opende het souvenirwinkeltje “Jokie de Prrretneus”, vol Geesinksouvenirs. Ingang Noord verdween met al deze veranderingen overigens nog niet compleet van het toneel; een grote donkerblauwe muur met boogpoorten, tussen de souvenirshop en de attractieloods, diende als nieuwe grens van de Wereld vol Wonderen. Overigens werd deze ingang al snel een rustige grenspost; in 1985 verdween de personenautoparkeerplaats in Noord, en een paar jaar later (begin jaren negentig) betraden ook de laatste schoolreisbusladingen en BBA-reizigers via deze ingang het park.

Hans van der Togt, neusdispenser -|- Foto: RTL4Tijdens het openingsseizoen kreeg elke bezoeker van Carnaval Festival een rode plastic clownsneus; hét visuele kenmerk van de bewoners van de nieuwe attractie. Marc Taminiau, het toenmalige hoofd van de promotionele activiteiten van het park, bedacht rond deze neuzen een publiciteitsstunt waar Henk Groenen terecht jaloers op kan zijn. De neuzen werden per vrachtwagen vervoerd vanaf de leverancier naar het park, maar onderweg ― natuurlijk geheel perongeluk ― “verloren”. Het gevolg: een weg die bezaaid lag met plastic clownsneuzen, en de volgende dag een krant die vol stond met gratis publiciteit. Natuurlijk was het hele voorval in scène gezet. Toen de neuzen uiteindelijk dan toch in het park waren aangekomen, kon het publiek ze in de attractie in ontvangst nemen; de feestneuzen werden in het openingsjaar zelfs uitgedeeld door de tegenwoordig hopeloos uitgerangeerde “BN’er” Hans van der Togt. Van der Togt was tot dan voornamelijk bekend als AVRO-presentator van het jeugdprogramma "Kinderbios", maar staat tegenwoordig vooral in het collectieve geheugen gegrift als presentator (in de jaren '90) van het RTL4-spelprogramma "Rad van Fortuin". Neuzen uitdelen of kandidaten aankondigen: rasentertainer Hans heeft duidelijk altijd van een intellectuele uitdaging gehouden. Het toch wel erg leuke gebruik van de feestneusdispensie heeft zich in 2002 ― bij het gouden jubileum van het park ― gedurende enkele weken in het zomerseizoen herhaald. Dit maal echter zonder medewerking van een bekende Nederlander. We hadden het Hans graag nog eens zien doen.
 
Vertelden wij van het WWCW je al...
...dat de menselijke figuren in het Carnaval Festival allemaal, zoals heel veel cartoonfiguren, vier vingers hebben, met slechts één uitzondering? Het meisje in de linkerhoek van Frankrijk, met het hartjesbord, heeft er vijf. In oudere fotoboekjes is te zien dat ze er ooit wél vier had.



 


Wie oude foto’s, filmpjes of zelfs een plattegrond opdiept uit het persoonlijke archief zal al snel zien dat de omgeving van Carnaval Festival sinds 1984 heel wat is veranderd. Laten we eens bekijken hoe de situatie zich ontwikkeld heeft.


Het met klinkers betegelde plein dat we tegenwoordig kennen als het Reizenrijkplein bevatte vóór 1984 nog een fontein met het pelikaanbeeld dat we vandaag de dag recht voor het Carrouselpaleis vinden. Deze fontein werd vervangen door Geesinks kikkerfontein; een grote ronde bak van steen met hierin een aantal groene metalen leliebladeren waarop een vijftal dikkoppige plastic kikkers zat. Vanuit de bovenste lelie spoot een straal water ongeveer een halve meter de lucht in, waarna het water van lelieblad op lelieblad de bak weer in spetterde.

Het gebouw dat al decennia voor de komst van het Festival deel uitmaakte van dit plein, het Café-Restaurantcomplex, kreeg na de opening van Carnaval Festival een grootscheepse Jokie-metamorfose. Voortaan preek de rood geneusde carnavalsnieuweling, met in zijn hand een vleesspies, op de zijgevel van het gebouw. Het terras kreeg glazen windschermen met de vrolijke tronie van de nar erop, en het stulpje dat we nu kennen als het ijspuntje “Het Noorderlicht” werd voorzien van decoratieve Jokie-hoofdjes op het dak.


Aan de andere zijde van het plein treffen we vanaf 1984 de Jokie de Prrretneus-souvenirshop aan, een hoekig winkeltje met een voor Eftelingse begrippen erg opvallende gevelversiering. Deze bestaat uit een vijftal kleurige panelen waarop verschillende scènes uit de attractie kort samengevat staan afgebeeld. De panelen bestaan uit een aantal over elkaar heen geplaatste lagen, wat een speels effect geeft. Sommige “scènes” op de panelen bevatten zelfs elementen die alleen op de gevel van het winkeltje te vinden zijn. We bekijken ze allemaal maar even.


o Hierboven zijn alle gevelpanelen van de souvenirshop als één geheel te zien.  

Uiterst links zien we wat oosterse torens, die we in de attractie zelf nergens tegenkomen. Hieruit valt wellicht voorzichtig de conclusie te trekken dat het in een eerste concept de bedoeling was om nog meer landen in Carnaval Festival uit te beelden, maar dat dit er om de één of andere reden niet van is gekomen. Het decortje op de gevel gaat rechts van de Arabische torens verder met een ontdekkingsreiziger (compleet met anachronistisch fototoestel), een man met hoge hoed en Jokie met een banjo. Leuk is het dat iedere camera op de gevel een echt lampje heeft dat om de zoveel tijd even flitst. Er zijn naast deze lichtjes nog meer dynamische decorstukjes te vinden op de gevel, waaronder bijvoorbeeld een Venetiaanse gondel (helaas, voor Marco, zonder knipperende lampjes) waarin twee figuren wiebelen tegen een Italiaanse achtergrond met de Toren van Pisa. Een verdwaalde sneeuwpop is de hekkensluiter van de eerste gevelplaat.

Het tweede paneel, dat we kunnen zien als we wat stappen naar rechts zetten (mits je niet struikelt over hordes enthousiaste kleuters die op weg zijn naar de attractie), beeldt de attractiescènes van Duitsland en China op eenvoudige wijze uit. De ronde toren met feestneus en bierpul van onze oosterburen en natuurlijk de Chinese draak zijn present. Nog iets meer naar rechts zien we een bosjesman die eigenlijk hoort bij het tafereel op het derde geveldeel. Hierop zijn Afrika, Groot-Brittannië en Hawaï te herkennen. Feestneus Jokie zit temidden van deze landen op een ovaal kader met daarin vroeger zijn eigen naam, "Jokie", en tegenwoordig het woord "Souvenirs". Daaronder prijkt de naam van het winkeltje: tot 1998 “De Prrretneus”, daarna “Het Valies”. Het lettertype is bij die naamswisseling gelijk gebleven.

De Prrretneus, souvenirshop -|- Foto: EAH, © het WWCW 2006
De pleinsituatie voor de metamorphose van 1998 -|- Foto: Jaap van Wijk

Op het paneel naast het “naampaneel” vinden we Nederland (met onder andere de tulpenmolenman) en Mexico (met een Mexicaans bandje). Daartussenin stroomt op de schildering een wilde rivier met bemande ronde vlotten. Het is niet louter toeval dat we zó ver van de Piraña nog een afbeelding van deze attractie aantreffen: het Carnaval Festival is immers gebouwd in het openingsjaar van het “spectaculaire woestwateravontuur”. Opmerkelijk is de indiaan boven de sombrerodragers, want hoewel we in de attractie zélf in “China” wel een misplaatste indiaan kunnen vinden en een totempaal ook niet ontbreekt (deze is vlak voor de actiefoto te vinden), worden de Verenigde Staten of Canada niet vertegenwoordigd in de vorm van een eigen scène. Rest ons ter beschouwing nog slechts de rechter gevel, die helaas wel een beetje lastig te zien is. Hierop staat de “koningin” met gouden staf uit de eindcarrousel van de rit afgebeeld, vinden we wat algemene clowns, en een stukje Alaska. Wanneer je nu nog verder naar rechts zou lopen, loop je zo tegen de toiletgroep aan die zich tussen de winkel en de tegenwoordige entree van de attractie bevindt.

Het interieur van het winkeltje bestond voor de grote verbouwing tot “Het Valies” uit een kleine ruimte waar de koopwaar primair bestond uit souvenirs van de attractie zelf: rode neuzen, Jokie-knuffels, posters, tasjes, jaren-80-zonnekleppen, enzovoorts. Een aardig inrichtingsdetail was een Märklin-trein die boven de hoofden van de bezoekers langs de randen van het plafond zijn weg vond over een rails. Een avantgardistische verwijzing naar het Reizenrijk? De winkel zelf was vooral erg wit en overzichtelijk; qua oppervlakte vergelijkbaar met de voorste ruimte van het huidige Valies. De ingang bevond zich voor 1998 trouwens aan de voorkant, waar we nu de etalage met Loeki de Leeuw vinden. Al met al was de Prrretneus een prima winkeltje dat ook in zijn oude vorm al vele jaren trouwe dienst heeft gedaan, en vast de nodige guldens de parkkas heeft weten in te schuiven.

Jokie-embleem op de souvenirshopgevel -|- Foto: Jaap van Wijk
o Het embleem van de winkel is in de loop der jaren ontdaan van de naam van de kleurige nar.


Tussen de winkel en het restaurant bevond zich in 1984 natuurlijk ook al het attractiegebouw. Het bouwwerk en alles in de directe omgeving zag er echter totaal anders uit dan nu. Aan de buitenkant oogde de Wereld vol Prrret als de enorme, blauw-met-grijze en golfmetalen bunker, voorzien van opvallende ruitvormige hoeken bij de randen van het dak. De instaphal stak min of meer uit deze bunker en was daardoor van buiten goed te herkennen als een ronde aanbouw. De entree van het gebouw was niet over het hoofd te zien; om te attractie te betreden moest de bezoeker onder een omvangrijk rood “theaterdoek” (met gouden franjes en in een zwierig wit schrift de naam van de attractie) doorlopen. Dit doek (dat overigens natuurlijk gewoon van kunststof was) werd vastgehouden door de “Circusdirecteur”, weergegeven als een groot rond clownshoofd met rode neus, een blauw strikje met witte stippen en een heerlijk clichématige hoge hoed. Uit deze hoed dook zo nu en dan een klein (relatief dan) geel vogeltje op. De linkerhoek van het gordijn werd ― met een nuffig theetijdgebaar ― vastgehouden door een in het geel uitgedoste Jokie. Aan de beide kanten van de ingang was een deel van de golfplaatbekleding zwart geverfd en vol kleurige confettistippen geplakt.

De entree in de jaren tachtig -|- Foto: EAH , © het WWCW 2006Na het wachten tussen de blauwe meanderinghekken (buiten) en het betreden van de bovengenoemde ingang, kwam de bezoeker uit op de “Joop-Geesinkpromenade”, een gebogen wachtroute die ― via nog een kleine binnenmeandering ― naar de instaphal voerde. De wachtrij was een nogal donker geheel, rondom bekleed met dezelfde golfplaten die ook aan de buitenzijde van de attractie te vinden waren. De themamuziek (dof vanuit de instaphal) klonk hier echter al enigszins, wat menigeen vast flink in de stemming bracht voor wat aan het einde van de duisternis wachtte. De bezoeker werd er tijdens het volgen van dit wachttraject enkele malen op gewezen dat Carnaval Festival een “actiefoto” in petto had. Tevens troffen we hier televisiemonitoren aan het plafond aan, welke reclamespots toonden waarmee de fabrikanten van Fruittella, M&M’s en Coca-Cola hun koopwaar aanprezen. De wachtrij bood ook onderdak aan wat inmiddels bijna een legendarisch stukje “Efteling van vroeger” is geworden: Café de Feestneus. Het “café” was niet veel meer dan een klein maar tegelijk alleraardigst decortje. Het bestond uit een kleurige deur en een raampje (beiden van hout), twee klompen ervoor en een uithangbord met daarop Jokie met een gevulde bierpul. Het geheel was misschien wat goedkoop uitgevoerd, maar het was wél een geslaagde manier om bezoekers vast van de sfeer van de attractie en het Carnavalsthema te laten proeven. Hordes Efteling-liefhebbers denken met weemoed terug aan dit verloren stukje wachtrijthematisering. Na “De Feestneus” volgde al snel de trap richting instaphal. Met het nemen van elke trede steeg het volume van de muziek uit de instaphal.

Uitgang van de attractie voor de komst van Vogel Rok -|- Foto: Jaap van WijkNa de rit was het vrij snel gedaan met het carnavalsthema en de “felle kleuren op een donkere achtergrond”. Nadat de bezoeker via de draaischijf de trap naar buiten had beklommen en zo de instaphal verliet, kwam deze terecht in een kale ruimte met een witte vloer, blauw metalen wanden en veel TL-licht. Hierna maakte de route een bocht naar links en kwam men uit bij een wand met lichtbakken waarin (statische) actiefoto’s te bewonderen waren. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze overigens pas na het openingsjaar toegevoegd. Aan de rechterzijde hier, was een kleine fotobalie te vinden. In de beginjaren werden hier bonnetjes uitgedeeld, waarmee de actiefoto (toen nog gewoon analoog, maar heel wat beter van kwaliteit) opgehaald kon worden bij de Marskramer in Areaal West. Pas later werd dit de plek waar de (dan digitale) foto’s zélf te koop waren. In het midden van de jaren negentig bleek de krappe balie voor verkoop eigenlijk veel te klein te zijn, want het was op drukke dagen een hele klus om weer buiten te geraken. De uiteindelijke route uit het gebouw bracht de bezoeker via het bekende draaihekje naar een wit-geel overkapte arcade naast het Café-Restaurant. Via een trapje of hellingbaan kwam eenieder weer op het plein terecht, in positie voor een verdere wandeling door de Wereld vol Wonderen. Of nog een keer de attractie, natuurlijk.

Tussen 1984 en 1998 (waarom we hier 1998 als grens nemen zal straks duidelijk worden) zijn er behoorlijk wat zaken veranderd op het plein. Geesinks Kikkerfontein was geen lang leven beschoren: al vier jaar na opening verdween deze van het Efteling-toneel. Op ongeveer dezelfde plaats werd een attractie gebouwd die behoorlijk goed aansloot op de vrolijke stijl van Carnaval Festival: Henny Knoets Monsieur Cannibale. Dit werd een molen van het type “Theekopjesrit”, die menig standaard pretpark in het attractieassortiment had. In dit geval werd de attractie aangekleed met kannibale kookpotten in primaire kleuren. Niet alleen qua kleur waren er overeenkomsten met Geesinks project. Ook deze attractie werd namelijk voorzien van zo’n luchtig “muzakje”, dat echter net als de Carnaval Festival klanken maar niét uit het hoofd te krijgen is. Toen in 1994 en 1995 de Kleuterhof en het ‘Kinder Avonturen Doolhof’ zich eveneens in deze hoek van het park vestigden, leek het parkdeel Noord zo langzamerhand een officiële verzamelplaats te worden voor de bolle, kleurige, olijke hersenspinsels van Henny Knoet en Joop Geesink. Eftelings? Nee. Maar een stijleenheid was het wel.

Lees verder in de hoofdtekst van "een Wereld vol Prrret!" op pagina drie...

De entreepartij voor de komst van Vogel Rok -|- Foto: EAH, © het WWCW 2006
o De situatie rond de entree van het Carnaval Festival halverwege de jaren tachtig.



 


In veel streken op deze planeet komt eenmaal per jaar de zogenoemde carnavalsgeest boven. Een aantal dagen op rij wordt de bewoonde wereld omgetoverd tot een waar feest met zijn eigen muziek, kleding, tradities en dialect. Alles moet wijken voor deze bezigheid waarbij men zich hult in kledingstukken waarin men tijdens de rest van het jaar nog niet dood gevonden zou willen worden. Vanwaar toch deze absurditeiten? Waar komt dit feest eigenlijk vandaan?


In Nederland vinden de festiviteiten gewoonlijk plaats vanaf de zaterdag tot de dinsdag voor Aswoensdag, de eerste dag van de Grote Vasten. Deze aansluiting op het vasten wijst ons er op dat Carnaval zoals wij het kennen een katholiek feest is, hetgeen natuurlijk verklaart waarom het in Nederland vooral in het zuiden des lands gevierd wordt. Over de term bestaat nog altijd veel discussie, maar de algemene consensus lijkt te zijn dat deze is afgeleid van het Latijn: carnevale of carovale. Carnem of caro slaat op vlees. Vale is afgeleid van levare of vale, die respectievelijk verlichten/oplichten en vaarwel betekenen. Uiteindelijk komt het er op neer dat carnaval wijst op het verdwijnen of weggaan van de voorraad vlees. Carnaval is dan ook eigenlijk een schransfeest, waarbij men al het aanwezige vlees opat alvorens aan de veertig dagen vasten voor Pasen te beginnen. Deze betekenis zien we nog terug in Zuid-Nederlandse dialecten voor carnaval - Vastenavond of Vasteloavend: de avond vóór het vasten (zoals Kerstavond de avond voor Kerstmis is, Paasavond de avond voor Pasen en Nieuwjaarsavond eigenlijk de avond voor het nieuwe jaar zou moeten zijn).

Gravure met de Vastenavondviering in de middeleeuwen -|- onbekende artiest; Scan: Friso Geerlings © het WWCW 2006
o Vastenavondviering in een middeleeuws Nederlands stadje. Opgewonden burgers trekken door de straten.

Volgens de christelijke kalender is carnaval echter niet geheel gebonden aan die ene dag of avond vóór het vasten, maar wordt het gevierd vanaf de zondag voor het vasten. De laatste decennia is daar ook steeds vaker de zaterdag bij getrokken. Wat in elk geval vaststaat is dat carnaval en alle vieringen die ermee samenhangen veertig dagen vóór Pasen afgelopen moeten zijn. Omdat de datum van Pasen variabel is, is die van carnaval dat dus ook. Paaszondag is volgens het concilie van Nicea (325 na Christus) de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente (21 maart). Die dag is dus op z'n vroegst op 22 maart zijn en op z'n laatst op 25 april. De eerste carnavalsdag is dan precies zeven weken eerder – dus op z'n vroegst op 1 februari. De laatst mogelijke datum is 7 maart. Er is echter ook sprake van een carnavalsseizoen, dat al op 11 november (de elfde van de elfde) om 11:11 uur begint, en onderbroken wordt door de maand december.

Van oorsprong is carnaval echter in het geheel niet gerelateerd aan de kerk. Zoals het geval is met veel andere katholieke feesten, is ook deze viering opgeslokt en aangepast door de Christenen – dat is immers gemakkelijker dan het verbieden ervan. De verste oorsprong ligt waarschijnlijk in een vermenging van een Germaans offerfeest en een Romeins lentefeest (de Saturnalia, het feest van Saturnus, god van de landbouw). Tijdens die feesten zou men eveneens maskers gedragen hebben, om boze geesten te verjagen en de doden (zij die zonder gezicht zijn) te aanbidden. Het feest zelf diende om de op-handen-zijnde nieuwe vruchtbaarheid in te luiden, ofwel het begin van de lente. De periode valt samen met het Keltische feest Imbolc, dat volgens onze kalender begin februari gevierd werd om de godin van de vruchtbaarheid, Brigid, gunstig te stemmen.


Imbolc is een van de vier belangrijkste feesten op het Keltische jaarwiel, waarop we ook Samhuinn terugvinden – het Keltische nieuwjaarsfeest op 1 november. De avond voorafgaand aan Samhuinn staat bekend onder de naam All Hallow’s Eve (Allerheiligenavond), dat tegenwoordig ook wel samengetrokken wordt tot Halloween. De relatie tussen het bekende Halloween – dat buiten de VS ook wel in Canada, Puerto Rico, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en soms zelfs in Australië en Nieuw-Zeeland gevierd wordt – en “ons” carnaval is echter niet zo rechtlijning als sommigen wel denken. De overeenkomst houdt immers op bij het verkleden – en zelfs de inspiratie bij het verkleden loopt ver uiteen. De Amerikaanse vorm van Halloween heeft weinig tot niets meer van doen met het oorspronkelijke van-deur-tot-deur gaan zoals dat gebruikelijk was bij de Kelten. Daar gingen de armen langs de deur, bedelend om eten in ruil voor een gebed voor de doden. Het begin van het jaar (november) werd bij de Kelten gezien als de tijd waarin het contact met het hiernamaals het sterkst was. De goden gunstig stemmen zou in deze periode kunnen leiden tot de terugkeer van een geliefde of familielid. Tegenwoordig gaan, ook in Ierland, geen armen maar kinderen langs de deuren. In Ierland krijgen de kinderen na vertoon van een truukje (trick) een traktatie (treat) in de vorm van een appel of wat noten. In de Verenigde Staten is het feest dusdanig gecommercialiseerd dat het wordt geassocieerd met plastic heksen, geraamtes, vleermuizen en spoken (en dus nog steeds een relatie heeft met de dood), en kinderen als zodanig verkleed langs de deuren gaan en slechts na het uitroepen van de kreet “Trick or treat!” een chocoladereep of ander ongezond snoepje ontvangen. Aanbidden van de doden is er in beide gevallen niet meer bij: met de komst van het Christendom is het aanroepen van geesten tot blasfemie danwel duivelsaanbidding verklaard en daarmee uitgebannen uit de meeste huishoudens. Het tegenwoordige Carnaval zoals wij dat kennen houdt zich ook totaal niet bezig met spoken en geesten en duivels en draken, maar richt zich zoals bekend op vrolijke kleuren en wordt gevierd ter gelegenheid van het begin van nieuw leven. Een frappante overeenkomst met het oorspronkelijke Samhuinn is echter wel dat ook de oude Kelten tijdens hun nieuwjaarsviering maskers droegen om bozen geesten buiten de deur te houden.

Jack-o-lantern -|- Foto: Rachel Heck
o Typerend voor de Amerikaanse viering van Halloween is de jack-o-lantern, een van een grote pompoen gemaakte lampion. De toepassing van dit soort pompoenen als hét stijlkenmerk van Halloween is door veel (ook Europese) attractieparken tot in het absurde doorgevoerd. In Disneyland Paris is rond Halloween zelfs een complete verhaallijn over vreemde pompoenmannen en hun oorsprong toegevoegd aan het parkdeel Frontierland. Buitengewoon overbodig en stijlloos, als u het ons vraagt.

Of het nu gaat over een viering van de dood en de donkere helft van het jaar (de winter), of een viering van nieuw leven en licht (de lente/zomer), maskers blijken dus al van oorsprong geschikt te zijn voor het afschrikken van entiteiten die de pret kunnen bederven. Of dat tegenwoordig nog zo van toepassing is valt te betwijfelen: de overmaat aan alcohol, vrolijke kleuren en luide wanstaltige muziek zoals die vooral in West-Europa toegepast wordt houdt de deelnemers verre van dergelijke supernatuurlijke praktijken. Ook de hoeveelheid vlees die nog moet worden verorberd voor Aswoensdag lijkt te zijn vervangen door bier. Carnaval is geen religieus feest meer, maar wordt gevierd door iedereen die van lallen en smakeloze laagheid houdt. Ook het dragen van maskers is tegenwoordig meer bedoeld om anonimiteit te waarborgen – je zou immers een bekende kunnen tegenkomen als je er zo belachelijk uitziet.


Carnaval in de vorm zoals wij die nu kennen wordt in de meeste streken van Noord- en West-Europa, maar ook in Zuid- en Midden-Amerika gevierd. De bekendste vorm is echter wel die van Brazilië en dan met name die in Rio de Janeiro. Hoewel er tegenwoordig grote verschillen zijn tussen het carnaval aan die kant van de planeet en bij ons, vindt ook het Amerikaanse carnaval zijn oorsprong bij de katholieke bezetters. Toch is het evenement in Brazilië altijd meer een heidens dan een religieus/kerkelijk feest geweest, waarbij aanvankelijk bij wijze van grap water naar andere mensen werd gegooid “om het lichaam te reinigen”. Aangezien het water niet altijd even schoon was en later ook andere voorwerpen naar mensen werden gegooid, is deze handeling naar de achtergrond verdwenen en uiteindelijk afgeschaft.

Tegen het einde van de negentiende eeuw kwamen de zogenoemde cordões in opkomst: parades van mensen die door de straten heen dansen en muziek maken. Verder naar het noorden gebruikt men bij deze parades zelfs aangepaste vrachtwagens om bovenop te staan, samen met speakers voor de muziek en beeltenissen van goddelijke wezens. Er zijn speciale Sambascholen waarop men het hele jaar bezig is met de voorbereiding van het carnaval en het leren van de bijbehorende dans. Wat men in Brazilië ook doet, is het uitkiezen van een (zo vet mogelijk) persoon die koning van het carnaval mag zijn. Op dat vlak is bij ons de meer ingetogen titel Prins Carnaval van toepassing, hoewel die bij ons niet samenhangt met lichaamsomvang.


Carnavale in Venetië -|- Foto: onbekende bronHoewel een verband niet kan worden aangetoond is het frappant dat er naast het aanwezig zijn van een vet persoon bij het Braziliaanse carnaval ook sprake is van een Vette Dinsdag – de dinsdag voor Aswoensdag – die vanuit Frankrijk (waar de dag Mardi Gras heet) naar de VS is gekomen en voornamelijk daar wordt gevierd. Vooral steden als St Louis en New Orleans staan bekend om hun Mardi-Grasviering, die ook daar gepaard gaat met parades van kunstzinnig uitgevoerde praalwagens. De overige activiteiten die wij associëren met carnaval lijken daar dan weer niet van toepassing te zijn. Wat men daar, en ook in Ierland en andere landen, op Vette Dinsdag wel doet, is het klaarmaken van een typisch streekgerecht dat bij deze dag hoort. Zo is het in Canada en Ierland de dag bij uitstek om pannenkoeken te eten (om de melk en de eieren op te maken, deze mogen niet gegeten worden tot Pasen).


Hoewel Brazilianen en Noord-Amerikanen al sinds eeuwen hun eigen bekende carnavaltradities hebben, komt het van oudsher bekendste Europese carnaval uit Venetië. De vroegst ontdekte op-schriftstelling ervan stamt reeds uit 1268. Het centrale onderwerp van het Venetiaanse Carnaval zijn natuurlijk de maskers. Er zijn zoveel wetten gemaakt betreffende deze maskers dat dit wellicht het meest subversieve carnaval van de wereld kan worden genoemd. Ze werden niet alleen tijdens, maar ook buiten de carnavalsperiode gedragen. Al eind december begon men ermee, en men hield niet op tot middernacht op Vette Dinsdag - om ze weer uit de kast te trekken op Hemelvaartsdag en opnieuw begin oktober, om ze daarna niet meer af te doen tot Kerstmis. Op deze manier waren de Venetianen letterlijk het grootste deel van het jaar in maskers gehuld. Maskermakers, de zogeheten Mascareri, bekleedden dan ook een speciale positie van stand. Hun ambacht was een ware kunst, en de dragers van hun producten staken elkaar de loef af met ieder jaar nóg uitbundigere en mooiere maskers.

Tijdens de laatste jaren van de achttiende eeuw verviel het Koninkrijk Venetië echter aan het Keizerrijk Oostenrijk, waarna de stad economisch in een neerwaartse spiraal terecht kwam en de carnavalsviering in de vergetelheid raakte. Pas in 1970 opende in de inmiddels Italiaanse stad voor het eerst weer een maskerwinkel, en begon een opleving van de oude traditie. Tegenwoordig wordt carnaval er steevast gevierd van 2 februari tot Aswoensdag.

De centrale figuur van Nederland in de attractie -|- Foto: Bram Elstak, © het WWCW 2006


Voor ons is het beeld van carnaval natuurlijk onlosmakelijk verbonden met de manier waarop het gevierd wordt van bie uns en omstreken. De oudste carnavalsstoet van deze regio is afkomstig uit Herenthout in Antwerpen en stamt van 1892. De Herenthoutse carnavalsstoet is een dynamische stoet van straattoneel en dansen; een beetje zoals we carnaval ook in Zuid-Amerikaanse regio's aantreffen. Op het grensgebied van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant kent men echter een meer anarchistisch straatcarnaval. Met name de gemeente Aalst staat hierom bekend; daar heeft de zondagsstoet met prachtige praalwagens reeds sinds 1432 elk jaar een ander lokaal, nationaal of internationaal thema dat wordt gehekeld. Op Vette Dinsdag is er een zogenoemde "Voil-Jeanettenstoet" gevormd door in vrouwenkleding gehulde mannen met een kinderwagen, een kapotte paraplu en haring in een vogelkooi. In Belgisch Limburg en Duitsland viert men het Rijnlandse carnaval: buutreders, de optochten op Rosenmontag, verklede mensen en vooral veel bier. Totaal tegenovergesteld zijn wellicht de carnavalsvieringen in Amsterdam en Rotterdam, die plaatsvinden in de zomermaanden en meer lijken op de Zuid-Amerikaanse variant.

Duidelijk is dat de carnavalsviering met boerenkiel, het hossen, drank en muziek voor en door debielen slechts kenmerkend is voor onze streken en dat het er in de rest van de wereld een stuk beschaafder aan toe gaat. Een verklaring voor de herkomst van deze aspecten van ons carnaval is ver te zoeken. Onze conclusie is dan ook dat het hier een zoveelste variant betreft van het losgooien van alle remmen en volledig uit je dak gaan, omdat het nu nog even kan. De reden voor het tijdstip is echter grotendeels in de vergetelheid geraakt en wordt alleen nog begrepen door gelovigen. Gevast wordt er immers al lang niet meer, alleen maar meer gedronken. Gelukkig kunnen de liefhebbers in de Efteling het hele jaar door carnaval vieren; sinds kort zelfs in gezelschap van de Nederlandsche Leeuw.

 
 
Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Pagina 4 Pagina 5 Pagina 6
  Jokie-aanwijzer -|- Graphic: Bram Elstak © het WWCW 2006