|
Na de komst van succesattracties in alle andere
uithoeken van het park, werd midden jaren
negentig besloten dat de grote attractie van
1998 in het noorden van het park moest komen.
Het Noorderpark was op dat moment namelijk
veruit het rustigste parkdeel van de Efteling.
“Vogel Rok” moest daar verandering in gaan
brengen, en wel in de vorm van een grote
coaster die de bezoeker een adembenemende
vlucht door de duisternis zou moeten gaan
bieden. Helaas lag de ingang van Jokies pretpaleis hiervoor danig in de weg, en deze
werd dan ook al snel rigoureus gesloopt om zo
plaats te maken voor de overweldigende entree
van de Sindbadattractie. Het voorheen nogal
rommelige, geasfalteerde plein in Noord werd
een keurig betegelde vlakte (met rode en gele
klinkers gelegd in een schaakbordpatroon),
voorzien van grote lantaarnpalen en
splinternieuwe afvalcontainers. De
karakteristieke hoge bloemkegels werden
vervangen door minder zicht belemmerende lage
exemplaren.De souvenirshop van Jokie
veranderde mee. Deze werd verbouwd tot een veel
grotere winkel met de naam “Het Valies”. De
nieuwe merchandiselocatie werd helemaal
ontworpen door grafisch ontwerper Robert-Jaap
Jansen en kreeg een eclectische thematisering
mee waarin motieven zijn te herkennen uit Vogel
Rok, de wat algemenere thema’s ‘reizen’ en
‘sprookjes’, maar natuurlijk ook uit het
Carnaval Festival. Veel rekwisieten uit de
attractie vonden hier dan ook een plaatsje,
zoals bijvoorbeeld enkele polyester Jokies en
twee Chinese bordendraaiers, maar ook compleet
nieuwe decoraties in de winkel pasten prima in
het palet van Joop Geesink. Erg degelijk was
alles helaas niet uitgevoerd: achter de
“raampjes” in het midden van de winkel waren
bijvoorbeeld initieel schilderingen van
gekleurde vogeltjes te zien die op een soort
“rol” ronddraaiden. Het mechaniek hiervan ging
al erg snel stuk en is sinds 1999 helemaal niet
meer in gebruik. Wel in tact bleef de geweldige
gevelversiering die ook de voorganger van Het
Valies al sierde. Zo bleef het meest in het oog
springende onderdeel van de winkel “behouden
voor het nageslacht”.
De komst van Vogel Rok veranderde vooral
veel aan het exterieur van het Carnaval
Festival. Zoals gezegd kwam de ingang van de
overdekte achtbaan op de plek waar we voorheen
het theaterdoek met de circusdirecteur
aantroffen. Gelukkig voor de feestneuzen keerde
dit element van de ingang gewoon terug, maar
wel op een heel andere plek, namelijk net
rechts van de winkel en toiletten, op de
locatie die jarenlang dienst had gedaan als
Ingang Noord. Het theaterdoek met de twee
clowneske figuren was op de nieuwe plek wat
hoger geplaatst, waardoor een deel van de
techniek van directeur hoeddrager opeens
zichtbaar bleek te zijn. Dit euvel werd al snel
verholpen door een eenvoudige maar enorme
overhemdsboord van beschilderd spaanplaat te
plaatsen.
Jammer genoeg verdween met deze
transformatie ook de Joop-Geesinkpromenade (in
de vorm van de oude meandering) en daarmee
eveneens Café De Feestneus. Alles dat ook maar
neigde naar blauw, grijs, zwart of gestippeld
golfmetaal verdween, en daarmee verloor het
Festival ontegenzeggelijk een deel van haar
obscure “karakter”. De zijde van het gebouw die
te zien is vanaf het plein werd geheel
onttrokken aan het oog door een muur; gestuukt,
en met oosterse boogvormen opgesierd. Dit alles
uiteraard in een poging het geheel meer bij het
thema van de nieuwe achtbaan te laten passen.
De huidige wachtruimte van Carnaval Festival
was in 1998 nog een volledig kale, en bovenal
beige ruimte met niet veel meer dan een flink
aantal meanderingshekken. Een jaar later werd
er dan toch maar iets van decoratie
aangebracht; naast de welbekende monitoren met
Fruittella-spotjes werden er witte bollampen
(nog over van Droomvlucht?) met ogen en rode
neuzen aan het plafond gehangen. Tevens werden
er grote witte silhouetten (bekend van de
eindcarrouselscène van de attractie) tegen de
muren gemonteerd. Dit alles werd nog eens
rijkelijk voorzien van veel grote, gekleurde
confettistippen. Zoals vroeger, in de tijd van
donkerblauw plaatstaal, werd het echter nooit
meer...
Eind 2004, precies één dag voor de zesde
Winter-Efteling zou beginnen met de eerste
publieksvoorstelling van “Het Meisje met de
Zwavelstokjes”, bracht de
Efteling-liefhebbersmailinglist “Eftelist”
nieuws naar buiten dat de gemoederen van alle
betrokkenen en geïnteresseerden nog maanden
bezig zou houden. Het Carnaval Festival zou
voor het seizoen 2005 een grote verandering
ondergaan, en wel in de vorm van de toevoeging
van een overbekend karakter: Loeki de Leeuw. De
reclameleeuw, net als de rest van het Festival
een ontwerp van Geesink, figureerde tot 2004
maar liefst 32 jaar lang in verschillende
stop-motionfilmpjes tussen de commercials van
de STER door. Dit icoon van de publieke omroep,
in het buitenland beter bekend is als
stripfiguur, zou op een veertiental plaatsen in
de attractie een rol krijgen als nieuwe
“mascotte” van de rit. Daarnaast meldden de
eerste berichten dat Loeki tevens een plek zou
krijgen op de entree van de attractie.
Folders en persberichten van het park
brachten lange tijd geen bevestiging van dit
vreemde nieuws. Het was mede hierdoor dat de
spanning onder liefhebbers om te snijden was.
Het “gerucht” wist de duizenden fans van de
Efteling effectief in drie kampen te verdelen:
voorstanders van de komst van Loeki
argumenteerden dat Carnaval Festival wel een
update kon gebruiken, en dat Loeki een goed
passend figuur zou kunnen zijn. Tegenstanders
waren er echter ook. De meesten hiervan zagen
niets in de toevoeging van een prominente
figuur van buiten de parkgrenzen. En dan waren
er natuurlijk ook nog de ontelbare lieden die
het hele verhaal niet geloofden. Al met al
kreeg de wellicht tot voorkort wat
ondergewaardeerde attractie opeens weer alle
aandacht.
Naarmate de Winter Efteling ten
einde liep en de start van het nieuwe
zomerseizoen naderde, werden de gebruikelijke
persberichten over nieuwe zaken voor het
aanstaande seizoen gepubliceerd door het park.
Geen woord echter over Loeki; het park schreef
niets dat ook maar zou kunnen duiden op de
komst van de STER-leeuw. Totdat, op 16 maart
2005, een klein persbericht in de landelijke
media de aandacht trok:
|
HILVERSUM
- Loeki de Leeuw is woensdag verdwenen uit
het gebouw van de STER in Hilversum.
Een nog onbekende studentenvereniging uit
Utrecht heeft hem naar eigen zeggen "gered"
uit het stoffige archief, waar het leeuwtje
na meer dan dertig jaar trouwe dienst
dreigde weg te kwijnen. Een
woordvoerder van de STER bevestigde
woensdagmiddag dat Loeki zoek is. |
|
Nog geen dag later kwam het vervolgbericht al
naar buiten:
|
Loeki
de Leeuw heeft een nieuwe verblijfplaats
gevonden. Vanaf vrijdag 25 maart a.s. is
hij één van de nieuwkomers van het
Efteling-seizoen 2005. Op de openingsdag
van het kersverse seizoen van het
Kaatsheuvels attractiepark zal de bekende
STER-leeuw te zien zijn in de attractie
Carnaval Festival. Gisteren ´verdween´
Loeki nog spoorloos uit het kantoor van de
STER in Hilversum. Naar verluidt om zich
elders te gaan vestigen. De Efteling zal
zich de komende jaren ontfermen over deze
aardige leeuw, die tot eind 2004 op de
Nederlandse televisie te zien was. |
|
De PR-stunt behaalde maximaal resultaat. Zelfs
de landelijke radio (in de vorm van Radio 3)
trapte er met open ogen in. Een
vertegenwoordiging van deze zender klom zelfs
over het hek van het park om de “ontvoering”
van Loeki tegen te gaan. De Efteling haalde
rond Carnaval Festival al eens eerder een
dergelijke truc uit. In de jaren ’80, onder
leiding van de latere Land-van-Ooit-directeur
Marc Taminiau, stuntte het park onder andere
door een ‘ongeluk’ met een vrachtwagen vol
ronde rode neuzen in scène te zetten.
Natuurlijk vlak voor de opening van de
attractie in 1984. Ook toen was er media-aandacht in overvloed. In aanvulling op de
persberichten publiceerde de Efteling in de
week voor de seizoensstart van 2005 een
huis-aan-huisfoldertje, waarop een foto van
Loeki in boerenkostuum was te vinden. Het
welhaast eeuwige “gerucht” rond zijn komst was
daarmee voorgoed realiteit geworden.Op de
openingsdag van het seizoen 2005 was het dan
zover. Om 11.11 uur (twee maal het gekkengetal)
werd het vernieuwde Carnaval Festival officieel
heropend. De opening werd opgefleurd met een
ballonnenwedstrijd en een speciaal optreden van
de “Rode Neuzen Reis” vol met leeuwenliedjes
(deze act werd tijdens de seizoenen 2004 en
2005 voor de ingang van het Festival opgevoerd,
waarbij drie naar voorbeeld van figuren uit de
attractie geklede entertainers verschillende
meelalliedjes ten gehore brachten. Dit
attractie-entertainment had echter al snel de
twijfelachtige eer meer serieuze
Efteling-liefhebbers wèg te jagen van het
Reizenrijkplein dan te verleiden tot een
bezoekje...). De plechtigheid vond zijn
letterlijke en figuurlijke hoogtepunt in een
toespraak van parkdirecteur Olaf Vugts en
Geesinkdochter Louise, hoog vanuit een
hoogwerker boven de attractie-entree. Met tien
kloppen op de hoed van de Circusdirecteur boven
de ingang kwam de eerste fonkelnieuwe Loeki —
Asjemenou! — te voorschijn. Het gele vogeltje
dat twintig seizoenen lang uit de hoed piepte,
was gevlogen. Het lint dat de attractieingang
afsloot werd plechtig doorgeknipt en alle
aanwezigen (waaronder zo’n beetje de voltallige
Internetfanpopulatie van het park) konden
aanschuiven om de vernieuwde attractie te
bezoeken. Er wachtten heel wat Loeki’s en
Guusje-het-eendjes op een nadere beschouwing.
Volledig volgens traditie, en dus net als bij
de opening in 1984 (en het jubelseizoen 2002),
voorzag de Efteling ook dit maal in rode
feestneuzen voor de bezoeker. De mand met de
rode carnavaleske begeerlijkheden was in mum
van tijd leeg.
Loeki verscheen overigens op deze dag niet
alleen ín de attractie, maar ook daarbuiten.
“Het Valies” werd als dé winkel van Carnaval
Festival natuurlijk flink verloekied: in de
etalage dook de leeuw op, en een mand in de
souvenirshop bood ook plaats aan de STER-leeuw.
Deze twee figuren waren overigens erg
vergelijkbaar met die uit de attractie zelf:
ongeveer even groot en van het zelfde materiaal
gemaakt. De beide figuren leken dan ook eerder
misplaatste attractiefiguren dan specifieke
winkeldecoraties, zeker de “Franse” Loekie met
baret.
Vertelden wij van het WWCW je al...
...dat je geen tijdmachine nodig hebt om
met je eigen ogen te zien hoe vroeger de
buitenkant van het Festival er uit zag? De
achterkant van het gebouw, grenzende aan
het dienstenterrein, is in 1998 namelijk
niet meegenomen bij het bouwen van de
stucwerkmuur en bestaat nog altijd uit de
oorspronkelijke blauw-grijze golfplaten met
hun typerende ruitvorm langs de dakrand. |
|
|
In het Carnaval Festival worden bezoekers
meegenomen op wereldreis. Onder begeleiding van
de nar Jokie de Prrretneus én ― sinds 2005 ―
Loeki de Leeuw & Co, maakt men een reis door
een zorgvuldig geconstrueerd universum van
eenvoud en plezier. De reis is opgesplitst in
een twintigtal scènes die voorbijtrekken als op
zichzelf staande taferelen. Hierin zijn in
totaal vijftien “landen” te herkennen. Door
middel van typische, clichématige kenmerken ―
gepresenteerd in de vorm van het uiterlijk van
de figuren, hun kleding en de decors waarin ze
figureren ― worden de verschillende plaatsten
op aarde uitgebeeld. Ook de muziek speelt
hierbij een prominente rol; aan de variaties op
de hoofdmelodie en de instrumentatie is
duidelijk te horen welke cultuur in dat deel
van de attractie centraal staat. Laten we de
hele trip (in de situatie van eind 2005) eens
bekijken: van Holland tot Hawaï, of, zo u wilt,
van Harmonie de Kwakers tot de
hoelahoepdanseressen.
We betreden de
attractie via de ingang aan het ruime
Reizenrijkplein en komen zo via een trapje
terecht in de wachtruimte. Het is niet bepaald
de mooiste wachtruimte van het park, maar
aangenaam wachten is sowieso geen
Efteling-prioriteit. Aan de crèmekleurige
wanden hangen oversized ansichtkaarten die
Loeki de Leeuw van over heel de wereld naar het
park stuurde. Ze vormen een voorproefje op de
scènes die we tijdens de rit zullen zien. Een
flinke plataan die al lang voor de bouw van
deze wachthal in 1998 hier z’n plek had, steekt
met zijn stam door het dak om met zijn kruin
het dak tegen de zon te beschermen. De
bollampen met vrolijke gezichten baden het
geheel ’s avonds in een witte weerschijn.
Confettistippen beginnen hier een
decoratieprincipe dat ons tot de uitgang van de
rit niet meer los zal laten.
Via een steile trap (ouders, laat uw peuters
NIET zelf naar boven klimmen!) komen we in de
donkere, min of meer ronde instaphal van de
attractie, waar we over een brug en via weer
een trap uitkomen op een plateau midden in de
draaischijf van de attractie. Voordat we de
trap afdaalden keken we nog even achterom naar
de wand achter de loopbrug: hier bevond zich
namelijk de vroegere ingang naar het instapperron,
en deze oude situatie is nog goed te herkennen.
Het plafond van de instaphal is gedecoreerd
met een tiental cilindrische lampen waarop de
vlaggen van een aantal ― in de attractie
uitgebeelde ― landen zijn afgebeeld. Vanaf de
plaats waar de wagentjes van het
transportsysteem de hal binnenkomen, zijn dit
met de klok mee: Zwitserland, Alaska,
Frankrijk, Mexico, België, Groot-Brittannië,
Japan, China, Oostenrijk en Italië. Tussen het
“begin- en eindpunt” van de tocht door de
attractie is een groot paneel van Loeki de
Leeuw in een luchtballon te vinden. Voor de
komst van Loeki in 2005 had Jokie de Prrretneus
hier zijn plekje. Zijn paneel was met meer
reliëf uitgevoerd, waardoor het wat
professioneler (en vooral) mooier overkwam. In
de instaphal worden de confettistippen aan de
wanden uitgelicht met blacklight. Nadat we
vanaf het midden van de draaischijf naar een
karretje zijn gelopen (vaak onder begeleiding
van een door de eindeloos herhalende muziek
enigszins mentaal verstoorde medewerker),
plaats hebben genomen op een bankje, en de
beugel zich heeft gesloten, kan de werkelijke
prrret eindelijk beginnen...
n.b.: tijdens de rit zullen we op een
vijftiental plekken Loeki en/of z’n
eendenvrindje Guusje tegenkomen. Deze bespreken
we ieder in een apart kadertje, om zo de
verschillen tussen de pre- en post-Loeki-tijd
duidelijk te maken. Foto's van Loeki zijn op de
grote versie van de plattegrond (zie direct
hieronder) te vinden.
Voor we werkelijk de rit door de attractie gaan
maken (of eigenlijk lezen, dat is natuurlijk
wat correcter op het WWCW), is het interessant
een blik te werpen op de plattegrond van het
geheel. Het Carnaval Festival steekt ingenieus
in elkaar. Het is lastig om tijdens de tocht
het "richtingsgevoel" binnen het gebouw niet
kwijt te raken. De wagentjes draaien en
kantelen dan ook wat af. Onderstaande
kaart geeft precies weer hoe de baan door het
gebouw loopt, en hoe de decors in elkaar passen.
Een muisklik op de kaart doet een grotere
versie verschijnen, waarin alle Jokies,
Loeki's en scènenamen zijn aangegeven. Tevens
zijn op de vergroting foto's van alle Loeki's
en Guusjes te vinden.
Het eerste land van het Carnaval Festival dat
we met een simpele draai naar links binnen
rollen is ons eigen koude kikkerland. Een reis
door de wereld thuis beginnen is natuurlijk wel
zo logisch. Het schept meteen een duidelijk
referentiekader waaraan de andere landen
getoetst kunnen worden. Nederland wordt goed,
ja zelfs uitstekend vertegenwoordigd door drie
ruime scènes waarin tientallen clichés rond ons
koninkrijk aan onze (rode) neus voorbij
trekken. De eerste scène die we aan de
linkerkant van de baan kunnen bekijken is
meteen een speciale. Deze beschikt namelijk
over een heel eigen “muzikale” variatie op het
hoofdthema van de attractie. Het hier te horen
kwakend repertoire wordt gezongen door de
kikkermusici van Harmonie de Kwakers. Deze
amfibische vertegenwoordigers van de
Nederlanden laten tussen de waterlelies en
rietstengels vrolijk hun “Kwaak! Kwaak!” en af
en toe “Wribbit!” horen; daarbij de
hoofdmelodie losjes volgend. Op de achtergrond
van dit tableau zien we vissen in het water
spartelen. Rechts van de kikkerharmonie staan
enkele wat onnozele figuren. Opvallend is
vooral de reus in klederdracht, met aan zijn
neus een molen met tulpen als wieken. Drie
Hollandse clichés in één figuur: zo komen we de
rit wel door.
Nadat ons wagentje een draai
van honderdtachtig graden naar rechts maakt
komen we aan bij een volgend tafereel uit eigen
land: een Hollands visserijdecor. Uiterst
rechts zien we een man die er met de deegroller
van langs krijgt, terwijl hij in de waslijn
(van zijn vrouw?) hangt. In de beginjaren van
de attractie was op deze plek (net onder de
deegroller) het actiefotopunt van de rit te
vinden. Hierover meer verderop in deze
bespreking. Links van dit huiselijk geweld,
naast een kittig boerinneke met bril, staat een
opvallend figuur met hoge hoed die qua formaat
net iets boven de gemiddeld Carnaval
Festival-figuur uitsteekt. Breed lachend en
zwaaiend met zijn vlaggetje verwelkomt hij
iedere bezoeker. Hoe gastvrij! Delfts Blauwe
tegels in reuzenformaat tonen wat
karakteristieke taferelen die we vaker
tegenkomen op dergelijke wandbekledingen. Veel
tijd hebben we niet om ze te bekijken, want
onze blik wordt reeds getrokken door wat zich
hier achter afspeelt: een visser die met zijn
netten juist een flinke vangst heeft
binnengehaald, met daarachter weer een
reusachtige en uitermate curieuze boerin (de
landbouw is goed vertegenwoordigd) die als plat
decorstuk druk met haar handen en vlechten
staat te zwaaien. Op de meerpaal die zich ook
in het visserijtafereel bevindt zat vroeger een
kraai; deze is tegenwoordig weggepromoveerd tot
museumstuk in de collectie van het
Efteling-museum (te vinden op een van de
bovenste planken van het Wonderdepot).
Achter
ons bevinden zich inmiddels enorme, kleurige
tulpen. We maken een grote draai om een rond
podium dat zich op ooghoogte bevind. Hierop
zien we een aantal in klederdracht gehulde
paartjes rondjes zwieren op de vrolijke muziek.
Een oud souvenirboekje van het park verklapt
ons in een fotocommentaar bij deze scène wat we
nu eigenlijk zien: een heuse klompendans, ook
weer zo’n typisch Oudhollandse volkstraditie.
Wie kent immers niet, zelfs in deze moderne
tijd, de klompendansklassiekers die nu als
kinderliedjes te boek staan? “Schipper mag ik
overvaren”, “De Zevensprong”, “Zeg ken jij de
Mosselman” en “Jan Huigen in een Ton”: noem
maar op. De dansmuziek wordt in dit tafereel
echter niet uitgevoerd door een perfect bij de
klompendans horende oude, kreupele
accordeonist, maar middels een grote
verscheidenheid aan polyester instrumenten.
Althans, zo moet het lijken natuurlijk. De
instrumenten (onder andere een trompet, de
bekkens, de trommel en de trombone) worden
bespeeld door figuren die op vreemde wijze
vastzitten aan het “lichaam” van een
gigantische carnavalspop die in het midden van
het podium op een verhoging staat. Het is een
Zuid-Nederlands carnavalsoptochtontwerp ten
top: volslagen idioot en toch absoluut honderd
procent feestelijk. Het wagentje maakt nu een
draai in tegenovergestelde richting, en zo
komen we aan bij een scène die zó op zichzelf
staat, dat je je afvraagt of deze eigenlijk nog
wel bij de sectie Nederland hoort. We zien hier
een veldje met daarop een vogelverschrikker van
reusachtig formaat. Rond de verschrikker (die
z’n werk dus niet erg goed doet), tsjilpen
gekleurde vogeltjes dat het een lieve lust is.
Hoe meer ons wagentje zijdelings verder rijdt,
hoe meer vreemde zaken we in deze scène onder
ogen krijgen: een koe met melkbus, een varken
met strohoed, een vreemdsoortige draaimolen vol
met groentefiguren, een hooiberg waar twee
doerakken af en toe onder vandaan komen, en een
boer die voor zijn kippen graan strooit. Eén
van de kippen bevindt zich overigens in een
soort tobbe vlak langs het traject van het
transportsysteem. De tobbe doet tevens dienst
als opvangbak voor de plasjes van het beeldje
van een kleine jongen dat aan de wand bevestigd
is; een duidelijke hint naar het volgende land
op onze wereldreis.
Loeki
in de tuba
Locatie: het duurt wat langer dan we
wellicht zouden verwachten, maar daar is
hij dan toch: de eerste Loeki van de rit.
Onze STER-leeuw heeft zich verstopt in de
tuba van de gigantische carnavalspop met
muzikanten, in het midden van het
klompendanstafereel op het ronde podium.
Uitbeelding: Loeki draagt een boers petje
en kijkt van tijd tot tijd stiekempjes,
middels een eenvoudig mechaniek, over de
rand van de tuba. Te missen is hij
nauwelijks.
Veranderingen: voor de komst van De Leeuw
bezette een klein blauw vogeltje de plek in
de tuba. Net als de vogel uit de hoge hoed
van de Circusdirecteur (boven de ingang van
de attractie) is deze nu gevlogen danwel
verorberd. Op zich toepasselijk gedrag
natuurlijk, voor een katachtige.
Loeki
als boer
Locatie: al
vrij snel komt de volgende Loeki in beeld.
Deze keer staat de leeuw prominent in de
boerderijscène, vlak naast de bovenmaatse
vogelverschrikker.
Uitbeelding: Loeki is uitgedost in een
boeren kiel, aangevuld met bijpassende
klompen en zakdoek. Op zijn rug draagt hij
een zak graan, waar (klunzig als de leeuw
nu eenmaal is) een scheur in zit. Goudgele
korrels vallen op de grond, tot genoegen
van een groepje gekleurde vogeltjes, die
deze oppikken. Ook op Loeki’s pet en op de
zak zelf is een bijpassend vogeltje te
vinden. Deze nieuwe vogeltjes zien er
behoorlijk anders uit dan de uit 1984
stammende soortgenoten iets verderop in de
scène. Deze laatste dragen een bolhoedje en
een streepjesshirt.
Veranderingen: voorheen stond hier een
zenuwachtig heen en weer wiebelend meisje,
met in haar hand een portretje van Jokie.
Deze stille bewonderaarster had eigenlijk
verder niets met het tafereel waar ze zich
in bevond te maken; boer Loeki is hier
daarom duidelijk beter op z’n plaats. |
Na de poort met het “Manneken Pis” volgt een
lange bocht die ons langs een drietal
Francofone landen voert. Allereerst brengen we
een bezoek aan de zuiderburen: België. Wanden
bedekt met spiegels, gekleurde bollen die
lijken te zweven in de lucht, een klassieke
fontein: het zijn allemaal nogal vreemde
beeldelementen die niet iedereen direct met dit
land zal associëren. De kleurstelling van de
vier dwaze figuren in deze sectie geeft wat
meer over het uitgebeelde land weg. De linker
van de figuren in deze sectie springt het meest
in het oog: door zijn borstelsnor, fototoestel
(waar een plaatje van Jokie uit tevoorschijn
springt) en uitbundige carnavalshoed
—een verwijzing naar de
Waalse haan— wijkt hij
behoorlijk af.
Direct na de kleine Belgische spiegelscène
krijgen we een klein podium onder ogen waarop
verschillende figuren in avond- of zomerkleding
hun rondjes draaien. Boven de feestvierders
straalt een grote goudgele zon er lustig op
los. Op de achtergrond van het enigszins
afgeschermde tafereel zien we een soort
havendecor. We lijken, als we de puzzelstukjes
met wat vrijheid aaneen passen, hier te maken
te hebben met een rijke stad aan de
Middellandse zee. Als we dan toch moeten raden
welke geografische locatie dit dan wel niet mag
zijn, lijkt Monaco ons de meest logische keuze.
Wie goed kijkt ziet vreemde snuiters tussen het
rijkeluisvolk. We ontdekken ook typische
Monagasten; een aantal topmodellen in bikini,
één met een exorbitante hoed van een duur merk
(waar een zwarte kat overheen spiekt) en een
ondefinieerbare groene figuur met een roze
puntmuts. Tja. Een beetje meer absurdistisch
dan de rest van de attractie is deze scène
eigenlijk wel te noemen.
Na de verwarring van Monaco is de volgende
scène gelukkig weer een toonbeeld van
herkenbaarheid: alle clichés werden ingezet
door Geesink voor zijn weergave van de
hoofdstad der Fransen: Parijs. In een
zuurstokachtig rozerood belicht decor maken we
kennis met haar bewoners, terwijl op de
achtergrond een typisch Frans arrangement
klinkt van de attractiemelodie. We zien een
bistro waar obers af en aan lopen om hun gasten
van wijn te voorzien. Even verderop leunt een
dame van lichte zeden tegen een lantaarnpaal,
en knipoogt verleidelijk naar ons. Meer
verleiding (Parijs is niet voor niets la cité
de l'amour, tenslotte): in het midden van de
scène dansen drie danseressen onder een
weergave van de befaamde “Moulin Rouge” de
Can-Can. Ook vinden we in Frankrijk/Parijs een
grote schilder met kwast en palet, twee
kleinere tekenaars zoals we die kennen uit
Montmartre, en vinden we nog drie figuren op de
eerste verhoging aan de linkerkant. Op de
voorgrond, vlak bij het traject van het
transportsysteem, zien we een fotograaf (tel
die gerust eens tijdens een hele rit – het zijn
er meer dan je zou denken!), een agent met
zwaaiende knuppel, een boef aan een stalen bal,
en natuurlijk de overbekende bloemiste die in
de loop der jaren aardig door haar flora heen
is geraakt.
Loeki
als toerist
Locatie: op de fontein in België.
Uitbeelding: Loeki draagt z’n “casual”
outfit: een t-shirt en een spijkerbroek,
heeft een zonnebril op zijn hoofd en draagt
een fototoestel. Het is meer dan duidelijk
dat hij als toerist op bezoek is bij de
zuiderburen. Met de voeten en handen fier
in de lucht, spettert Loeki olijk op de
waterstraal in het midden van de fontein.
Veranderingen: voorheen was op de fontein
een Jokie te vinden met een uitzonderlijke
narrenkap (met drie in plaats van twee
punten). Deze was echter nogal klein
uitgevallen; de Loeki die er nu is te
vinden weet dan ook heel wat meer de
aandacht te trekken.
Loeki
als romanticus
Locatie: In een raampje achterin het decor
van de Parijsscène.
Uitbeelding: zwijmelend van liefde in de
stad der liefde kijkt onze leeuw naar
beneden vanuit een hoog in het decor
geplaatst venster. Op zijn hoofd een
Franser-dan-Franse baret en om zijn nek een
rode sjaal om de amoureuze bui van Loeki
nog maar eens extra kracht bij te zetten.
Deze Loeki is wellicht het moeilijkst te
vinden (eigenlijk meteen ook de enige die
niet direct in het oog springt) en is dan
ook wat kleiner dan de rest.
Veranderingen: Loeki vervangt hier een
enkel bloempotje. Naast de toevoeging van
de leeuw zijn tevens de drie oplichtende
hartjes bij het venster nieuw. |
We maken met ons behoorlijk comfortabele
voertuig weer een draai, en belanden zo in het
land dat Frankrijk menigmaal naar het leven
heeft gestaan. Uit de speakers klinkt hier het
neutrale hoofdthema van de attractie. We zijn
gearriveerd in het Verenigd Koninkrijk. Londen
trekt als eerste de aandacht in het Britse
decor. Bij de ingang van een metrostation lijkt
een Brit met bolhoed moeite te hebben om zijn
paraplu in bedwang te houden. Aan de achterwand
van de ondiepe scène (meer dan een meter is het
niet) hangen wat platte Britse taferelen.
We komen langs de goudgepunte poorten van
Buckingham Palace, hart van het Koninkrijk en
de Commonwealth. Achter de poorten verdringen
zich horden toeristen uit allerlei landen. Weer
een mooie kans voor Geesink om zich uit te
leven in een keur aan grappige
Festival-bewoners. De menigte deint op en neer
in de hoop een glimp op te vangen van Her
Majesty of gewoon het dagelijkse Changing
of the Guards. Het uitzicht op The Queen's
Guard hier is nogal geestig: achterop het
strenge gezicht van de wachters met de hoge
berenbontmuts blijken clowns en andere vreemde
gezichten verstopt te zijn. In de hoek van de
scène (we maken hier een scherpe bocht) staat
een witte ronde toren alwaar Jokie ons wijst op
de ruiters te paard, die wellicht een
verwijzing zijn naar de jaarlijkse Trooping the
Colour-ceremonie in The British Capital.
Bovenin de toren roteren nog wat
ondefinieerbare gezichten achter een raam.
Volgende stop (of, eigenlijk, alleen een stop
als de baan weer eens retteketet-is-stilgezet)
zijn de Schotse Hooglanden; het land van de
doedelzak, de kilt en tartanpatroontjes. Dit
zijn dan ook precies de elementen die zijn
opgenomen in deze microscène; het moge wel
duidelijk zijn dat elke Schot natuurlijk zwaar
beledigd zal zijn door de achtergestelde
positie die zijn geboortegronden innemen in de
attractie, maar vooruit: grappig is het geheel
natuurlijk wél. We zien tegen een decor van
Schotse ruiten een doedelzakspeler (in kilt) de
haren uit z’n benen blazen, om zo het
carnavalsdeuntje mee te doedelen.
Loeki
gaat ondergronds
Locatie:
op de trap van de metro-ingang, helemaal
aan het begin van de Britse scènes.
Uitbeelding:
Loeki draagt een keurig businessmannenpak
(The name is Leeuw, Loeki de Leeuw) en de
obligate bolhoed, die op z’n hoofd op een
neer hupt. Als prima passende accessoire
heeft onze bovenmaatse kater ook gedacht
aan een paraplu. Niet onterecht ook: boven
het regenscherm hangt een venijnig lokaal
regenbuitje. De proporties zijn hier wel
ver te zoeken. Hoe Loeki ooit de treden
richting Undergound nog verder zou moeten
afdalen is ons een raadsel.
Veranderingen:
de plek van Loeki werd vroeger ingenomen
door een al even goed geklede Brit met
stiff upperlip. Deze moest het echter
doen zonder de bewegende bolhoed (hij had
in plaats daarvan een bewegende paraplu) en
het regenwolkje. |
Tijd voor het volgende grote Europese blok; dit
keer brengen we vanuit onze voertuigen een
bezoek aan de germanofone landen van de Unie.
We belanden direct midden in wat op een soort
Oktoberfest in de Duitse bondsrepubliek
moet voorstellen. De klarinettist die helemaal
vooraan in de scène te vinden is, en zo dus
voor attractiebezoekers het feestje inluidt, is
één van de meer beweeglijke figuren die we
tegenkomen tijdens de rit.
Op het balkon met druivenranken (we besparen de
lezer hier een etymologische verklaring van de
Duitse herkomst van het woord balkon) boven het
"dorpsplein" (want daarvan heeft de complete
decorinrichting toch het meeste weg) lallen wat
knaapjes in matrozenpak mee met de muziek.
Mogelijk betreft het hier een verwijzing naar de Wiener Sängerknaben,
die voor de gelegenheid buiten Wenen
optreden. Beneden, op het plein, zwieren de
jodelkampioenen, Beierse jongelingen en andere in
lederhosen gehesen figuren vrolijk in het rond.
Jokie de Prrretneus staat er bij en kijkt er
tevreden naar. De dorpspleinscène heeft nog wat
aardige details te bieden. Zo zien we hier een
standbeeld van een violist (nee, André Rieu was
in 1984 nog niet bekend genoeg om hier model
voor te hebben gestaan) en hangt er een nogal
koddig uit de ogen kijkend
hertengewei aan de
muur. Wat verderop rijden we langs één van de
meer originele stukken decor: een drietal
antropomorfe kasteeltorens die hun bierpul fier omhoog steken. Tsja, je bent Duits of je bent
het niet natuurlijk. Ook als Duits kasteel. Het bacchanaal bij onze oosterburen wordt
gecompleteerd door dansende paters (vast en
zeker met een stevig abdijbier) en een
gelukzalige wijnslurper in de hoek van de
scène.
We draaien weg van al die beelden van openbare
dronkenschap, maken een halve ronde om de as
van ons voertuig en kijken uit op de
glimlachende gezichten van de Alpen. Grote
oplichtende ogen doen Europa’s hoogste
bergketen onschuldiger ogen dan ze vaak is. De
vertegenwoordiging in de vorm van symbolen van
natiestaten is vooral Zwitsers. We zien een
sint-bernardshond, de Zwitserse vlag, en een
steenbok. Een aantal skiërs en een sneeuwpop
completeren de wintersportidylle.
Hoewel we de scène hierboven al aanduidden als
voornamelijk Zwitsers moet het geheel
waarschijnlijk ook doorgaan voor het
Oostenrijkse alpengebied. We baseren dit op de
Oostenrijkse vlag in de instaphal van de
attractie, en op wat oude fotoboekjesteksten.
Erg veel concrete aanwijzingen voor Oostenrijk
kunnen wij echter niet vinden, de Sängerknaben
daargelaten; zelfs Jokie
staat te smikkelen van een Zwitserse
kaas in de scène... Maar goed, we melden het
maar even.
Guusje
op het vat
Locatie: op het rode vat aan de rechterkant
van de Duitse sectie.
Uitbeelding: Loeki’s kleine eendenvriend
Guusje kijkt, gehuld in een kleurig
zwembandje, vanaf het aan de wand
bevestigde vat naar beneden. Het komt
eigenlijk als een verrassing dat ook
Loeki’s vriendje van de partij is tijdens
de rit. We zijn immers al een heel eind op
weg, en nu pas duikt hij voor het eerst op.
Eenmaal gespot blijven we echter het
innemende eendenkuiken tegenkomen in de
attractie. Tot ons genoegen, overigens.
Want zeg nu zelf: wie Guusje zelfs niet
schattig vindt, is een échte professor
Koudhart.
Veranderingen: geen, Guusje is zonder
verdere aanpassing aan de scène toegevoegd.
Loeki
en Guusje op wintersport
Locatie: in de Alpenscène, bungelend aan
een touw dat de sneeuwpop op de top van de
centrale bergpiek omhoog houdt.
Uitbeelding: vooral in deze scène is het
enorme verschil in grootte tussen de nieuwe
Loeki-poppen en de oudere bewoners van het
Festival duidelijk. Loeki hangt samen met
Guusje te bungelen aan een
bergbeklimmerstouw dat wordt vastgehouden
door een sneeuwpop; ze dragen een skipak en
hebben de lange latten ondergebonden. Erg
goed blijkt de STER-held niet te zijn in
wintersport, want z’n snorharen zitten
danig in de kreukels, de ski’s zijn
afgebroken en de stokken vervormd. Niet
voor niets roept Loeki hier zijn
onmiskenbare “Asjemenou!” uit, terwijl hij
perplex naar boven staart en z’n vinger
vragend bij z’n mond houdt. Guusje, die nog
net het uiteinde van het touw weet vast te
houden, draagt naast de latten niet veel
meer dan zijn zwembandje en een blauw
mutsje.
Veranderingen: voorheen hing er een veel
kleinere pop met Beierse klederdracht aan
het touw. Voor wat betreft deze scène is de
Loekificering twijfelachtig. Met name de
extreme omvang van de leeuw (zeker relatief
tot het decor) is debet aan het nieuwe
totaalbeeld. |
Lees verder in de hoofdtekst van "een Wereld vol Prrret!"
op pagina vier... |
|
Carnaval Festival blinkt niet uit in
verbazingwekkende speciale technische
effecten of Peter-Reijndersfoefjes. Er zijn
geen lasers, mistsystemen, projecties,
complexe nokkenschijfkelders of Pepper’s
Ghosts te vinden in de Wereld vol Prrret.
Voor de effectiviteit van de “beleving” van
de rit lijkt dit echter weinig uit te
maken. De vrolijk gekleurde spots en de
zich steeds herhalende draaibewegingen van
de figuren en andere showelementen: samen
geven voldoende dynamiek om de decors
interessant en afwisselend te houden; ze
brengen, als het ware, voldoende “leven in
de brouwerij”.
Het meest opvallende technische aspect van
Carnaval Festival is dan ook niet zozeer in
de decors te vinden (daar doen
elektromotoren en pneumatische cilinders
immers braaf hun werk), maar in de manier
waarop bezoekers worden verplaatst binnen
de attractie. Carnaval Festival was de
eerste échte “darkride” van het park. In
deze context moeten we “darkride” zien als
een attractietype waarbij bezoekers met
behulp van een of ander transportsysteem
bewogen worden door een volledig
geconditioneerde, van de buitenwereld
afgesloten ruimte, waar met behulp van
decors en (meestal) poppen en robots een
bepaald verhaal of thema gepresenteerd
wordt. Hoewel het park eerder met ‘De
Indische Waterlelies’ en het Spookslot al
werkte aan gedetailleerde indoor shows,
ontbreekt het bij deze twee vroege
attracties aan een transportsysteem; de
bezoeker wandelt zelf langs de scène(s) en
kijkt vanaf een immobiele plaats de geboden
Efteling-wonderen. Carnaval Festival
verplaatst de bezoeker middels een continu
bewegend transportsysteem langs allerlei
scènes. De attractie kan hierdoor
ononderbroken, de hele dag door, bezoekers
verweken en hen laten genieten van de malle
streken van Loeki en de wereld van het
feest.
De
eerste toepassing van een vergelijkbaar
transportsysteem vinden we in Disneyland,
California. In 1967 opende hier, in het
futuristische parkdeel “Tomorrowland” de
attractie “Adventure Thru Inner Space”.
Deze door de biotech-multinational Monsanto
gesponsorde rit bood bezoekers een blik in
het wilde moleculaire binnenste van een
sneeuwvlok. Nadat bezoekers door de “Mighty
Microscope” verkleind waren, reden ze in de
nu zo bekende wagentjes-met-hoge-rug door
allerlei scènes. Het ritsysteem werd door
onder andere Disney-imagineer Bob Gurr
ontwikkeld op basis van transportsystemen
die hij gezien had op de New York World’s
Fair van 1964-1965; de fair waar ook It’s a
Small World debuteerde. Op de wereldtentoonstelling presenteerde General
Motors zich in een enorme hal waar
bezoekers middels automatisch draaidende en
rijdende stoeltjes op een ketting doorheen
werden geloodst. Deze eerdere
transportsystemen boden echter lang niet
alle mogelijkheden die Gurr in het systeem
opnam. Hij wilde, naar aanleiding van
ideeën van Walt Disney zelf, een systeem
ontwikkelen dat van “kijkrichting” zou
kunnen wisselen en hellingen kon nemen. Op
deze manier zou de bezoeker een ervaring
kunnen ondergaan als in een speelfilm: de
showontwerper bepaalt de ideale
kijkrichting, niet de bezoeker zelf. Gurr
ging dan ook op basis van het aloude, nog
door Henry Ford voor zijn Highland Park
autofabriek ontwikkelde
transportbandsysteem aan de slag, en wist
een complex maar betrouwbaar ontwerp te
maken. Door de combinatie van het (middels
draaiingen) kunnen kijken in meerdere
richtingen (omni) en beweging (movement)
doopte men het systeem “Omnimover”. Deze
naam draagt dit type transportsysteem nu
nog.
De machaniek die Gurr voor “Adventure Thru
Inner Space” bedacht bleek, ondanks de
complexiteit, prima te werken. Disney paste
het dan ook spoedig toe in andere
attracties, zoals zijn in 1969 geopende
spookattractie “The Haunted Mansion”. Het
prototype (overigens gebouwd door het
Amerikaanse bedrijf Arrow, dat begin jaren
tachtig ook de Python voor de Efteling zou
ontwerpen) in “Adventure Thru Inner Space”
bleef in gebruik tot 1986, toen deze
attractie vervangen werd door de
Star-Warsvluchtsimulator “Star Tours”. Het
ritsysteem was inmiddels echter
onsterfelijk geworden in ontelbare Disney-
en andersoortige attracties.
Het lag voor Geesink en co wellicht meer
voor de hand om, bij het “klonen” van
Disneys It’s a Small World voor de
Efteling, ook het daarvoor gebruikte
transportsysteem over te nemen. Door It’s a
Small World rijdt de bezoeker immers niet,
maar vaart men. Het opnemen van een
(loodzware) vaargeul zou echter de
attractieconstructie enorm veel duurder
hebben gemaakt. Het park had, sinds 1981,
ook al een bootvaart in de vorm van de
Gondoletta. Daarnaast waren de
creatievelingen en technici van de Efteling
druk doende met het ontwikkelen van Fata
Morgana, eveneens een darkride, maar dan
één waardoor de bezoeker ook al zou gaan
“varen”.
Voor de instap van Carnaval Festival week
de Efteling af van het gangbare
transportbandprincipe van Disneyland en
Walt Disney World. Disney gebruikte
voornamelijk Droomvlucht-achtige
instapbanden, terwijl de Efteling koos voor
het met de Gondoletta en Piraña beproefde
draaischijfsysteem. Als leverancier van de
Kaatsheuvelse Omnimover werd gekozen voor
Mack Rides GmbH, een Duitse, aan Europapark
gelieerde attractiebouwer. Het
Omnimover-systeem van Mack is net wat
eenvoudiger dan het door WED Enterprises
ontworpen systeem. Het mist, bijvoorbeeld,
een horizontale stabilisatie bij het nemen
van hellingen. De betrouwbaarheid van het
systeem is echter onbetwistbaar. Carnaval
Festival heeft nauwelijks last van storing.
Al sinds 1984 rijden de 118 wagentjes
betrouwbaar elke acht minuten hun 240 meter
lange rondje. Een eenvoudige rekensom
brengt ons dan op 1,8 kilometer per uur,
waarmee het Festival net iets langzamer is
dan Fata Morgana. De attractiecapaciteit
komt hiermee op 1600 bezoekers per uur;
meer dan voldoende, waardoor de wachtrijen
bij Carnaval Festival alleen op
zomeravonden substantieel zijn. De
aandrijving van het hele parcours bevindt
zich overigens onder het traject, en niet,
zoals menigeen denkt, in de compressorbox
tussen het laatste en eerste wagentje van
de keten. De meerijdende compressor houdt
slechts het circuit op druk dat de beugels
tijdens de rit dichtdrukt. Bij calamiteiten
valt de druk weg en openen de beugels zich
direct.
In een recordtempo werd de kolderieke
wereld van Geesink tussen eind 1983 en de
opening begin 1984 in elkaar gezet.
Gelukkig bood de eenvoudige vormentaal van
de attractie genoeg mogelijkheden voor een
snelle bouw: de meeste figuren zijn terug
te brengen tot een aantal geometrische
basisvormen, en de detailafwerking beperkt
zich tot schilderwerk. De hele rit ademt de
sfeer die zo kenmerkend is voor de grote
carnavalsoptochten van Zuid-Nederland:
papiermachéconstructies in eenvoudige
vormen en felle kleuren. Natuurlijk moesten
de poppen van de Wereld vol Prrret wel wat
duurzamer uitgevoerd worden dan hun
eendagscollegae van de openluchtoptochten.
Deze zijn dan ook, met behoud van de
structuur van papiermaché, uitgevoerd in
polyester. De decors zijn grotendeels
opgetrokken uit hout en piepschuim met ook
weer een laagje polyester of kleurige verf.
Al deze clowneske decors worden belicht met
een heel arsenaal spots in tientallen
kleuren. De meeste hiervan branden
permanent, maar sommigen gaan aan of uit,
of vormen zelfs speciale patronen zoals de
rotatieprojectoren die het Alaskatafereel
bedekken met een eindeloze stroom
sneeuwvlokjes.
In tegenstelling tot Efteling-attracties
als het Spookslot of Fata Morgana, is er
geen sprake van een echt “programma” dat de
decors en poppen volgen. De figuren gaan
hun gang en bewegen continu, zonder
afhankelijk te zijn van bepaalde momenten
in een voorgeprogrammeerde show of de
positie van voortuigen in het
transportsysteem. Eenvoud troef, dus.
Wanneer het transportsysteem, meestal door
het instappen van een gehandicapte, even
wordt stopgezet tijdens de rit, bewegen
alle figuren, geholpen door de aanvoer van
elektriciteit en perslucht, eveneens gewoon
door.
Net als in eerdere Efteling-attracties
waarin belichting een centrale rol speelt (zoals
het Spookslot) of latere dark rides (zoals
Fata Morgana en Droomvlucht), is ook het
Carnaval Festival voorzien van een enorme
hoeveelheid spots, lampen, TL’s en andere
lichtarmaturen. De felgekleurde
decorstukken tegen hun donkere
achtergronden vormen een ideaal tableau om
sfeervol uit te lichten. Dat is dan ook
gedaan; wie bij een bezoek aan het Carnaval
Festival eens wat meer opzij kijkt dan
vooruit krijgt een beeld van de rijkdom aan
kleuren die de tinten van verf en polyester
nog verder versterken. In 2005 werd, voor
het eerst sinds 1984, het hele lichtplan
onder handen genomen; dankzij informatie
die het verantwoordelijke
belichtingsbedrijf ― TeamProjects Lighting
and Sound ― op haar site zette weten we ook
precies wat er wel niet allemaal is
geïnstalleerd. 160 Fresnel-schijnwerpers,
88 stuks Menuette Profile, 72 maal de Plano
Convex (allemaal 500 watt per stuk), 46
Floodlights van 1000 watt elk en ook nog
eens vijftig puntspots hangen aan de wanden.
Er zijn echter ook nog wat speciale
lichteffecten opgenomen. Zo baadt het
Festival in het black light van 15 TL’s,
zijn er tien zogenaamde “Strobe eggs”
geplaatst, bevinden zich in de attractie
vijf “Neon-effects” en zijn er ― in Alaska
― twee RS Sneeuwprojectors opgehangen die
samen 4000 watt verbruiken. 40 meter
lichtslang maakt het af. Een aardige
elektriciteitsrekening voor Jokie, Loeki en
co alles bij elkaar, leek ons zo.
|
|
|
|
|
|
|