|
pagina 4
van 4
ga direct naar:
1
2
3
4
|
|
|
|
ij
en Pardijntje volgden ZoekGoed de trap af. Deze was ontzettend
lang en ging erg diep de grond in. Aan de muren hingen hier en
daar oude, verweerde schilderijen en overal zaten spinnenwebben.
Al snel konden ze niets meer zien en ontstak Pardoes een van de
oude fakkels die aan de muur hingen en die vroeger de trap
hadden verlicht. Hij vond het wel een beetje eng. Het was eeuwen
geleden dat hij hier was geweest en alhoewel de hele wereld om
hen heen veranderd was, leek hier alles nog hetzelfde te zijn
gebleven, alhoewel de tand des tijds hier en daar toch duidelijk
haar sporen had achtergelaten.
Na een afdaling die een eeuwigheid leek te duren eindigde de
trap. Ze openden een vermolmde deur en kwamen in een gang, die
zich links en rechts van hen uitstrekte.Voor hen kon Pardoes
vaag een gang onderscheiden. Hij kon zich herinneren dat dit
deze gang rechts naar de troonzaal leidde, waar de vijf troons
van de vijf broers hadden gestaan. De gang leidde links naar de
oude ingang. Toen Pardoes deze kant uit keek, zag hij dat de
gang hier helemaal was ingestort.
"Pas op, het riekt hier naar Rattar en Pantagor", zei hij.
"Waar zit Pantagor ergens, in de troonzaal?", vroeg Pardoes?
ZoekGoed knikte. "We moeten KWAAK stil zijn, anders hoort
Pantagor ons."
Heel stil en heel langzaam schuifelde het drietal in de richting
van de oude troonzaal. De deuren waren dicht. Langzaam, heel
langzaam opende Pardoes de deur. Voorzichtig keken hij en
Zoekgoed naar binnen. Daar was niemand te zien. Toch was de hele
ruimte goed verlicht. De kaarsen waren ontstoken. Vreemd.
eel
stilletjes, zonder ook maar een enkel geluid te maken, liep het
drietal naar de troonzaal in. Aan het uiteinde stonden nog
altijd de vijf tronen, en aan de zijkanten stonden stoelen voor
de hofhouding. In het centrum van de zaal was in een grote een
enorme ster met vijf punten gemaakt van goud in de vloer
verwerkt.
Voorzichtig liepen ze in de richting van de tronen.
"Waar zit Pantagor?", fluisterde Pardijntje bijna onhoorbaar.
Voordat Pardoes iets kon zeggen hoorden ze alle drie een suizend
geluid. Pardoes keek omhoog, maar het was al te laat. Er kwam
een enorm net uit de lucht vallen.
"Gevaar, pas op! Dit gaat mis!", riep hij angstig.
En toen hoorde Pardoes die akelige, kille stem, die hem
vanbinnen helemaal koud maakte. De duistere gestalte van
Pantagor stapte uit de schaduwen voor hen.
"Hehehe, dag Pardoesje, ik wist wel dat je vroeg of laat wel een
keer je walgelijke gezicht zou laten zien!"
"Wat wil je bereiken, Pantagor?", vroeg Pardoes, "Wil je meer
macht?"
"Was het maar zo simpel, narretje, was het maar zo simpel. Wat
ik wil is walgelijke wraak. Eens heeft de sprookjeswereld mij
verstoten, nu is het tijd dat zij boeten voor hun wandaden, bij
zwelgende zwavel. Rattar heeft je Twinkelvanger gestolen en ik
heb de twinkels met donkere magie betoverd zodat het zwarte
tovertwinkels werden. Een oude vorm van zwarte magie die me in
het verleden al vaker van pas is gekomen. Nu wil ik de sprookjes
ermee vernietigen, zodat ik eindelijk rechtvaardigheid zal
krijgen!"
"Maar Pantagor, sprookjes zijn de spiegel van de menselijke ziel.
Ze mogen nooit en te nimmer verdwijnen!", schreeuwde Pardoes.
Pantagor begon zich zichtbaar te ergeren: "Je vergist je, stomme,
walgelijke nar, je vergist je. Wanneer mensen geen sprookjes
meer hebben kunen ze hun dromen niet meer najagen. Ze zullen
ongelukkig zijn en verdeeld raken. Dan zal het mijn tijd zijn,
ik zal opstaan als leider van de nieuwe wereld en een nieuwe,
duistere periode zal aanbreken waarin ik heerser zal zijn van
alles!"
"Niet als wij daar een stokje voor kunnen steken", riep
Pardijntje naar Pantagor.
"Ah, juist, en daarom zal ik jullie als eerste uit de weg ruimen.
Bij donker en duister, Rattar, rampzalige rat, luister!" Uit de
schaduwen verscheen nog een gestalte, die van Rattar. Rattar was
de slaafse lakei van Pantagor, die alles deed om het Pantagor
naar de zin te maken.
"Ja, mijn meester?", zei het ongure heerschap op onheilspellende
toon.
"Bind die drie daar vast".
n
zoals hem het verteld was, deed Rattar. Hij haalde een touw uit
zijn zak, en bond Pardoes, Pardijntje en ZoekGoed vast aan
elkaar. Pardoes wendde zijn gezicht af toen Rattar hem
vastmaakte. Het beest was in kwalijke onwelriekende zwaveldampen
gehuld en de stank was ondraaglijk. De zak met mysterieuze
inhoud die Pardijntje al die tijd met haar mee had gedragen nam
hij haar af. Pantagor kwam aanzetten met een enorme zak, die
helemaal bol stond. Zijn ogen flonkerden.
"Deze is gevuld met zwarte tovertwinkels. Ik ga deze over jullie
heengooien, zodat het licht van magie in jullie meteen gedoofd
zal worden en ik binnen enkele tellen van jullie walgelijke
verschijningen af zal zijn."
Rattar trok aan zijn gewaad.
"Wat is er, rampzalige rat?", snauwde Pantagor.
"Wat moet ik hiermee doen?" vroeg de kruiperige rat op
onderdanige toon.
"Wat is het?", vroeg zijn meester.
"Het is een zak met daarin de laatste tovertwinkels van Pardoes",
zei Pardijntje op neerslachtige toon. Maar toen Pardoes haar
aankeek knipoogde ze snel.
"Ja, eh, die had ik meegenomen om ze tegen je te gebruiken", zei
de tovernar snel.
"Waaargh! Niet die ellendige tovertwinkels!", schreeuwde
Pantagor. "Wat walgelijk, ik moet ze snel vernietigen".
Pantagor opende de zak en meteen riep Pardijntje: "Knuppeltje
uit de zak".
De
knuppel schoot onmiddellijk uit de zak. Hij keek rond, zag
Pantagor, vloog op hem af, en begon hem flink af te ranselen.
"Auw, auw! Wat walgelijk, wonderlijk, waaaah, onhebbelijk
onmogelijk." Stop, stop. Pantagor ging op de grond liggen,
terwijl Rattar probeerde de knuppel aan het stoppen te krijgen.
Dit lukte niet al te best, want de pogingen de knuppel aan het
stoppen te brengen leken deze alleen maar woester te maken met
als gevolg dat de knuppel ook Rattar begon af te ranselen.
Pantagor, die enkele momenten geleden nog zo groots en machtig
had geleken, lag nu op de grond te krijsen.
Ondertussen was ZoekGoed erin geslaagd met zijn bevliesde voeten
een brievenopener te pakken te krijgen, die nog kwam uit de tijd
dat het Huis in zijn volle glorie geweest was. Hij was bezig het
touw door te snijden en al snel was hij los. Hij maakte ook
Pardoes en Pardijntje los. Pardoes keek om zich heen. Zou
Pantagor al zijn tovertwinkels betoverd hebben?
"Help me, help me, bij zwelgende zwavel."
"Wat heb je met mijn Twinkelvanger gedaan?", vroeg Pardoes.
"In de hoek, hij staat in de auw hoek, waaargh!", jammerde
Pantagor.
Pardoes liep met ZoekGoed naar de hoek, waar de Twinkelvanger
stond. Deze was helemaal gevuld met Twinkels. Pardoes vulde snel
zijn zakje met tovertwinkels en nam een handjevol mee naar
Pantagor.
Hij knikte naar Pardijntje en die zei: "Knuppeltje, in de zak".
De knuppel sloeg nog even door en keek Pardijntje kwaad aan.
Toch keerde hij terug in de zak, maar duidelijk met tegenzin.
"Dit roept om walgelijke wraak, waaargh!", brulde Pantagor.
Maar Pardoes zei: "Een andere keer, Pantagor" en hij wierp een
handjevol tovertwinkels op de meester van het kwaad. Meteen
begon deze samen met Rattar weg te twinkelen.
aar
Pantagor balde bij zijn verdwijnen zijn vuist en riep: "Wacht
maar, Pardoesje, hehehe, je bent nog niet van mij af. Bij
zwelgende zwavel, dat zweer ik je. Ik, Pantagor, de
allergrootste meester van het duistere kwaad."
En enkele momenten later was het kwaad verdwenen. Waar Pantagor
nu zit weten we niet, maar waarschijnlijk zit zich op dit moment
te verschuilen achter kometenbanen, terwijl hij nieuwe plannen
bedenkt om nog meer macht te krijgen.
In ieder geval werd de knuppel, die in zijn zak onrustig door
was gegaan met bewegen, weer rustig, wat betekende dat Pantagor
ver weg was gegaan.
Pardoes nam de Twinkelvanger en Pardijntje de zak met de knuppel.
Na een lange klimtocht kwam het gezelschap weer boven. De lucht
was nog steeds grijs, maar toch was de sfeer minder drukkend.
Pardoes floot een keer en Belletje Bel kwam aanvliegen. Hij
fluisterde de bel wat in zijn oren en de bel vloog weer weg.
Even later hoorden ze geflap van vleugels en de gekleurde duiven
van Genoveva kwamen aanvliegen met elke een zakje op hun buik.
Pardoes vulde alle zakjes met Tovertwinkels en de duiven vlogen
een voor een weer op. Waar ze vlogen verscheen weer kleur en
stukje bij beetje verdween de grijze lucht weer. De grauwe sfeer
verdween als sfeer voor de zon. Het licht der magie keerde terug
in de sprookjes.
Pardoes ging hand in hand met Pardijntje naar Fata Morgana,
terwijl ZoekGoed voor hen uitsprong. In de verte zag hij al dat
de immense vogel weer op was gestaan.
Hij zag dat ook Pardoma, Pardotje, Paddeltje, Pietertje en zelfs
Pardopa op het plein waren. Ze zwaaiden naar Pardoes toen die
aan kwam lopen en Vogel Rok krijste van blijdschap.
"Is alles weer goed?", vroeg Pardoes aan Paddeltje.
"Ja, de spoken zijn weer zichtbaar geworden, de spiegel doet het
weer en in het sprookjesbos is iedereen weer naar buiten gekomen.
Het enige vervelende is dat je Tovertwinkels in de veren van de
duiven zijn blijven zitten. Die zijn nu helemaal wit en zelfs
het kaboutervrouwtje krijgt het er niet meer uit."
aar natuurlijk was dat niet zo erg. Er werd flink gefeest en
Pardoma bakte samen met de bakkers van het Volk van Laaf wel 30
sprookjesbosbessentaarten. Dat kwam ook voor een gedeelte omdat
de reus Djinn er 20 had opgegeten, maar natuurlijk was dat niet
erg.
Alles was dus goed gekomen.
lles?
Nou, ook weer niet helemaal. Want wie een rit op Vogel Rok maakt zal merken
dat niet alle zwarte tovertwinkels uit zijn veren zijn verdwenen.
De lichtstralen die je tijdens je vlucht moet zien zie je
namelijk niet altijd. Maar ach, een enkeling die zich daar druk
over zal maken.
|