Het Plein voor de
Attractie
We beginnen deze
tocht op het plein voor het gebouwencomplex van de Piraña.
Wie hier om zich heen kijkt ziet al snel een drietal opvallende
beelden. Een Pre-Colombiaanse Holle Bolle Gijs roept met een
diepe stem om papier, en een eindje verderop staan twee hoge
beelden streng de entree tot de tempel te bewaken.
De Holle Bolle Gijs hier is een zogemaande ‘Chac-Mool’, een
beeld van de regengod Chac. De Chac-Mool is weergegeven als een
halfopgericht mens, die op het punt staat zich op te richten. Op
de buik houdt de Chac-Mool een offerschaal vast, bedoeld voor
het plaatsen van mensenharten. De figuur is verder voorzien van
armbanden, gevederde ringen en sandalen. De Chac-Mool is een
beeld dat we tegenkomen bij bijna alle culturen in Midden-Amerika. Zowel de Tolteken, de Azteken als de Maya kennen
deze vorm van “offeraltaar”. De Chac-Mool van Kaatsheuvel is een
Maya-exemplaar, vrijwel zeker door Ton van de Ven gebaseerd op
de Chac-Mool van de Tempel van de Krijgers in Chichén Itzá, een
ruïnestad van de Maya in het noordelijke oerwoud van de
Mexicaanse staat Yucatán. De Tolteekse invloeden zijn legio; ook
niet zo vreemd als je je bedenkt dat Chichén Itzá eeuwenlang
onder Tolteekse invloed stond. De Chac-Mool van Chichén Itzá
staat zoals gezegd bovenop de Tempel van de Krijgers, en is te
bereiken via een tientalle meters lange, steile trap. Het beeld
wordt bewaakt door twee pijlers in de vorm van gestileerde
gevederde slangen met wijd opengesperde bek. In de Piraña zien
we deze ook terug, maar dan boven de entree.
De twee machtige Atlanten die de entree tot het tempelcomplex
van de Piraña bewaken zijn Tolteekse krijgers. We komen ze in
Mexico tegen in de voormalige Tolteekse stad Tula, maar ook in
Chichén Itzá zijn wel enigszins vergelijkbare Atlanten te
vinden. In Tula zijn ze te vinden bovenop de Tempel van de
Hemellichamen, een grote trap-piramidevormige (vijf treden)
stenen constructie. Er staan er hier echter geen twee, zoals in
de Efteling, maar vier. Samen met een aantal cilindrische zuilen
(verwijzingen naar de god van de morgenster, een
verschijningsvorm van Quetzalcoatl, god van het water, de
vruchtbaarheid, sterren, maan en wind) droegen ze het dak. De Tolteekse krijgers dragen op hun borst een vlindervormig schild,
symbool van hun status. De Tolteekse tempel waar de beelden deel
van uitmaakten werd rond 1170 verlaten toen Tula werd ingenomen
door stammen uit het noorden.
Niet zozeer een decoratie, maar wel voorzien van een aardige
naam is ‘Casa Caracol’, het horecapuntje aan het plein. Casa
Caracol laat zich vertalen als ‘Huis van de Slang’, maar er valt
meer te vertellen over Caracol. ‘El Caracol’ van Chichén Itzá,
een machtige Maya-Tolteekse stad in Yucatan, is namelijk een
bijzonder, rond gebouw dat gebruikt werd als observatorium voor
het bestuderen van de sterren en andere hemellichamen. Het is
een bouwwerk van zo’n 12 meter hoog, met in het inwendige een
wenteltrap. De ronde vorm is erg bijzonder voor
Maya-architectuur: we komen ronde bouwwerken verder vrijwel
nergens tegen in Meso-Amerika. Overigens was het Caracol van
Chichén Itzá gedecoreerd met maskers van Chac, de zelfde god
waaraan de Chac-Mool beelden geweid waren. En zo is het
cirkeltje van de bloeddorstige Holle
Bolle Gijs naar het naastgelegen horecapuntje weer mooi rond.
De Voorgevel
Wanneer we verder
lopen richting de entree van het complex, valt een tweetal
zaken vooral op: de driedimensionale ornamenten rond de
trapeziumvormige poort en de vooral vlakke decoraties op de rest
van het gebouw.
De vissen- en vogelreliëfs die deel uitmaken van de vlakke
decoraties zijn door Ton van de Ven regelrecht overgenomen van
de Chimú, een pré-Inka beschaving uit Peru. De decoraties naast
de entree zijn tegenwoordig nog in Peru terug te vinden op de
archeologische vindplaats van de voormalige Chimú-hoofdstad
Chan-Chan. Chan-Chan was een enorme stad van negen bij twintig
kilometer.
Tien
ommuurde eenheden, ook wel bekend als ‘paleizen’, vormen de kern
van het geheel. De decoraties die op de Piraña terug te vinden
zijn, komen uit het paleis “Tschudi”, dat in de late jaren
zestig van de twintigste eeuw prachtig gerestaureerd werd. De
gebouwen in Chan-Chan zijn voornamelijk opgetrokken uit Adobe,
een zongedroogde klei-achtige substantie waarin met mallen vrij
makkelijk repeterende patronen konden worden gemaakt. Zo ook de
muurversieringen in de beroemde “Gang van de Vissen en Vogels”
in Tschudi. Naar verluidt leden de ambachtslieden van Chan-Chan
aan de zogenaamde ‘horror vacui’ (angst voor de leegte),
waardoor ze, net als de Chimú-wevers, een haast dwangmatige
drang tot het decoreren van elke vierkante meter muuroppervlak
hadden.
Boven de trapeziumvormige poort vinden we een ornament in de
vorm van een opengesperde bek en een omhooggestoken staart. Het
is de gevederde slang Quetzalcoatl. Quetzalcoatl was bij o.a. de
Mixteken, Tolteken en Azteken de god van het water, de
vruchtbaarheid, sterren, maan en wind. Ornamenten zoals deze
komen we tegen als plafond-dragende pijlers (dus niet als
muurdecoratie) op verschillende tempels in het door de Tolteken
en Azteken beïnvloedde gebied in Mexico en overig
Latijns-Amerika. In Teotihuacan is een grote tempel gewijd aan
Quetzalcoatl voorzien van vergelijkbare opengesperde
slangenbekken. De versie van het ornament dat Ton van de Ven
model liet staan voor zijn ontwerp lijkt echter, evenals de
Chac-Mool die hij als Holle Bolle Gijs liet functioneren,
afkomstig van de Tempel van de Krijgers in Chichén Itzá, Yucatan,
Mexico. De tempel is een onder zowel Tolteekse als
Maya-invloeden opgetrokken bouwwerk, vrijwel geheel gebaseerd op
de grote tempel van Tula. Niet ver van de tempel vandaan is
overigens ook de kleinere Tempel van de Tijgers te vinden,
waarin we ongeveer dezelfde Quetzalcoatl-zuilen tegenkomen, dit
keer echter iets minder langwerpig.
De laatste decoraties rond de ingang van het complex die we
bespreken zijn de twee versierde Maya-hoofden links en rechts
boven de entree. De hoofden zijn typisch Maya: de geprononceerde
neus en het hoge voorhoofd zijn duidelijke stijlkenmerken.
Waarschijnlijk betreft het hier twee Maya-heersers, door Ton
gemodelleerd naar Maya-aardewerk zoals dat onder andere in grote
hoeveelheden is gevonden in de necropolis van het eiland Jaina,
enkele meters uit de kust van Yucatan. De meeste van de daar
gevonden beeldjes zijn slechts een dertigtal centimeter hoog,
waardoor we de decoraties van Ton moeten zien als blow-ups.
Wellicht ook dat Ton stijl en decoraties van verschillende
Maya-vorsten combineerde, bijvoorbeeld ook van vondsten uit
Palenque en Tikal.
We kunnen in elk geval concluderen dat de door Ton ontworpen
entree een bijzonder fantasievol gecombineerd, maar daardoor
nogal eclectisch geheel is geworden. Esthetisch is het resultaat
echter bijzonder aantrekkelijk. De hoge Maya-priesters hadden
het vast niet gewaardeerd als offerplaats, maar voor onwetende
westerlingen is het natuurlijk al snel dik in orde als
sfeermaker.
De Instaphal
In de hal vinden we de typerende trapeziumvormige ‘ramen’
die overal in de Pre-Colombiaanse wereld opduiken, bijvoorbeeld
in de Inka-stad Machu Picchu (de prachtige, pas in 1911
herontdekte bergstad van waaruit het Inka-rijk na de Spaanse
verovering door de laatste Inka’s werd bestuurd). Aan de muren
is een tweetal verschillende decoraties te zien. Zogenaamde
gouden “Tumi’s” en kleurige vanen. De vanen zijn voorzien van
typische geometrische Inka-patronen in felle, warme kleuren, die
zelfs tegenwoordig door de bevolking van de Andes nog nog
gebruikt worden op kleding en kleden. De Tumi’s van Ton zijn
relatief enorm: normaal gesproken is een Tumi een handzaam,
ceremonieel mes, geheel of gedeeltelijk
uitgevoerd in edelmetaal, rijkelijk gedecoreerd en
ingelegd met (half-)edelstenen.
Tumi’s werden door de Inka’s niet alleen gebruikt voor het
brengen van offers (overigens geen mensenoffers zoals we die wel
bij de volken uit Mexico tegenkomen), maar ook voor ‘operaties’
waarbij Inka-dokters met de Tumi een gat in iemands hoofd
maakten om ‘slecht bloed’ te laten weglopen. In Europa kennen we
vergelijkbare medicinale kunsten als aderlaten. Tons
Piraña-Tumi’s zijn uitgevoerd in de Chimú-stijl: juist ja,
gebaseerd op de kunstzinnige uitingen van hetzelfde pre-Inka-volk dat ons ook de vissendecoraties van de voorgevel van het
Piraña-complex bracht. De Inka's namen de
edelsmeedkunsten van de door hen veroverde Chimú
maar wat graag over.
Overigens schijnt een aan de muur gehangen Tumi geluk te
brengen, een beetje vergelijkbaar met een hoefijzer aan de muur
in Europa. Met zo veel enorme Tumi’s aan de wanden van het
Piraña-complex kan er dan ook al bijna niks meer mis gaan. Toch?
Enfin, of tijdens het Piraña-ongeluk van 2003 toevallig net een
deel van de bovenmaatse Tumi's in onderhoud was, is ons helaas
niet bekend... Ter plaatse afstoffen lijkt ons in elk geval wél
zo veilig.
Tijdens de vaart
Eenmaal
aan het varen op de woeste, kolkende Piraña komen we nog een
flink aantal decoratieve elementen tegen die het waard zijn om
nader te bekijken. De meeste bevinden zich redelijk tegen het
einde van de ‘vaart’ (wanneer de inmiddels doorweekte reiziger
al weer in de buurt van het complex komt), maar ook wat verder
vooraan zijn al in typische Inka- en Chimú-stijl opgetrokken
muren en muurtjes te bekennen.
De muurtjes die bestaan uit — in de Efteling helaas nogal slecht
nagemaakte — perfect aansluitende, meerhoekige stenen, komen we
bij de Inka’s veelvuldig tegen. De Inka’s waren ware meesters in
het bouwen van enorm sterke muren uit blokken steen die zo
perfect aansloten dat er -letterlijk- geen speld tussen te
krijgen viel, en dat er eveneens geen mortel nodig was om de
aansluitingen af te dichten. Het Inka-fort ‘Sacsayhuaman’
(koningsadelaar) is hiervan het mooiste voorbeeld. Het werd ten
noorden van Cuzco door 30.000 Inka’s gebouwd tussen 1438 en
1500, en bestaat uit drie terrasvormig achter elkaar geplaatste
reusachtige muren.
Zichtbaar vanaf het vlot, maar eveneens makkelijk bereikbaar
vanaf de laan Anderrijk-Ruigrijk is een op de Chimú-architectuur
gebaseerde wafelmuur geplaatst langs het traject. Deze muren
komen we tegen in Chan-Chan, de Chimú-stad die we eerder al
noemden in verband met de vis- en vogeldecoraties van de
voorgevel van het Piraña-complex.
Het laatste deel van de tocht is, zoals gezegd, weer rijk
gedecoreerd, voornamelijk met reliëfs. Een rand van jaguars
begeleidt de wildwatervaarder op weg naar het tempelcomplex, en
rechts en links zijn verschillende vogels
en
antropomorfe figuren zichtbaar. Rechts van het water is een
aantal decoraties te zien dat afkomstig is van een cultuur die
de Inka-beschaving wel duizend jaar vooraf ging: de
Tiahuanaco-cultuur.
Op de Zonnepoort, het belangrijkste overblijfsel van de
Tiahuanaco-cultuur, vinden we een afbeelding van Kon-Tiki
Viracocha, de schepper-god van vrijwel alle culturen uit de
Andes. Het hoofd van Kon-Tiki is trapeziumvormig, en uit de
ronde, lege oogkassen rollen tranen. Uit het hoofd komen stralen
waarvan sommige in poemakoppen eindigen. Aan de gordel hangen
trofeeënkoppen: en-profil afgebeelde mythische wezens. Ton heeft
deze decoratie van de Zonnepoort (gebouwd tussen 300 en 600 na
Christus) vrijwel letterlijk overgenomen, op de tranen na.
Overigens was ‘Kon Tiki’ één van de namen die geopperd is voor
de River Rapid in de Efteling. Een andere naamsuggestie, ‘Uru
Bamba’, is gebaseerd op een wilde Peruaanse bergrivier. Ton van
de Ven heeft zich duidelijk aardig ingelezen in de
Pre-Colombiaanse culturen. Op de Tiahuanaco-Zonnepoort vinden
we overigens ook (achtenveertig keer) de krijger terug die Ton
afwisselend met Kon Tiki Viracocha heeft gebruikt als decoratie.
De laatste decoratie die we tegenkomen voor de vlotten via de
transportband hun weg terug naar de tempel vinden, is te vinden
aan weerszijden van de tunnel. Het betreft een van de tempel van
Cerro-Sechin (een aan de Chavin Pre-Inka-cultuur verwante
beschaving) overgenomen reliëf van een man met een ceremoniële
staf. De figuur draagt een gordel en een hoofdtooi. Opvallend is
ook dat zowel het hoofd en de benen en-profil weergegeven zijn,
terwijl de borst dat niet is. Een dergelijke weergave van het
lichaam vinden we ook terug bij bijvoorbeeld de Egyptenaren (de
bekende ‘Walk Like an Egyptian’-houding).
Terwijl op de achtergrond de Gipsy-kings nog eens inzetten vaart
het vlot de tempel weer binnen. De opvarenden kletsnat, maar
zeer voldaan na zo veel cultuursnuiverij op zo’n klein stukje Kaatsheuvelse zandgrond.
|