De
Piraña werd in 1983 geopend in een hele reeks van relatief ‘on-Eftelingse’-attracties
(natuurlijk gezien vanuit het standpunt van toen – tegenwoordig
denken we hier heel anders over). Het park was op zoek naar
nieuwe doelgroepen om zichzelf staande te houden, en onderdeel
van die strategie was om meer te bieden dan sprookjes en
speeltuin. Het startsein van de grote ‘bouwen-bouwen-bouwen’-periode
werd gegeven met de komst van het Spookslot in 1978, maar met de
komst van de Python in 1981 kwam de snelheid er écht in. De
Piraña (op dat moment nog ‘Rapid River’, naar de typebenaming
voor deze attractie van fabrikant Intamin uit Zwitserland) zou
eigenlijk één jaar later al aan het attractieaanbod toegevoegd
worden, maar dit bleek niet haalbaar. De Efteling was een kijkje
gaan nemen in Astro World, Texas, waar Intamin’s eerste Rapid
River gebouwd was, en wilde er toch wat ‘meer’ van maken dan een
betonnen goot met snelstromend water. 1982 werd daarom het jaar
van de Halve Maen; toch een boot en ook spectaculair, zij het op
kleinere schaal.
De meerwaarde van de Piraña werd gezocht in een aankleding,
zowel qua architectuur als landschappelijk, met een thema dat
zou passen bij de essentie van de attractie: plezier door een
collectief risico op nat worden, maar dat tegelijk niet zou
botsen met de hoge kwalitatieve eisen die de Efteling stelde aan
haar creatieve creaties. Ton van de Ven, die zich inmiddels meer
dan bewezen had met succesprojecten als het Spookslot, ging aan
de slag, en kwam tenslotte met een geniaal idee dat overal ter
wereld navolging zou vinden.
Het Jubileumboek, ‘Kroniek van een Sprookje’, verhaalt de
gedachtengang van Ton, op weg naar zijn Pre-Colombiaanse vondst,
als volgt:
“De ronde vormen van de vlotten waarin de bezoekers
vanaf 1983 de kolkende rivier bedwingen, herinneren
hem aan de theorie van Erich von Däniken uit zijn boek
‘Waren de Goden Kosmonauten?’ en de perfect ronde,
onverklaarbare cirkels die in Zuid-Amerikaanse
landschappen werden aangetroffen. Die gedachtengang
brengt hem vervolgens bij de culturen van Inka’s,
Maya’s en Azteken. Om de attractie een bijzonder
Efteling-gezicht te geven en tegelijkertijd een dak
boven de bezoekers te creëren, laat hij zich
inspireren door de architectuur van die culturen. De
blokvormige bouwstijl met zandstenen beelden en veel
reliëfs is in principe eenvoudig, maar geeft een
spetterend resultaat.”
|
|
Ton zelf bespreekt zijn idee ook in een interview uit 1984:
|
“…dan ga ik aan de tekentafel zitten met het idee die
zo goed mogelijk in de Efteling in te passen. Neem
bijvoorbeeld de Piraña. We kochten als bedrijf alleen
de spanning en het avontuur van snelle vaartuigen en
kolkend water. Ik ben dan als ontwerper degene die de
omgeving moet creëeren, de sfeer bepaalt. Ik
onderzocht daar van alles voor: marslandschappen,
futurisme, indianendorpen of gewone Ardennenrotsen…
Uiteindelijk heb ik voor een mengeling van allerlei
Zuid-Amerikaanse culturen gekozen.”
|
|
|
De bouw van de attractie begon in 1982 in de vijver waar
voorheen gekanood kon worden. De Kano’s schoven een eindje op
naar de voormalige roeivijver, en de roeiboten op hun beurt
verhuisden een heel eind, naar de Vonderplas waar enkele jaren
later Fata Morgana (op dat moment wel al volop in ontwikkeling)
zou verrijzen. Het ‘tempelcomplex’ waar de in-/uitstapschijf
zich bevindt werd opgetrokken, en van daaruit werd een betonnen
goot aangelegd die via een flinke lus van 520 meter weer terug
uitkwam bij het tempelcomplex. Een hoogteverschil van drie meter
zorgde voor een sterke stroming die via drie enorme pompen in
stand gehouden werd.
Net als bij het Spookslot al gedaan was, en later bij Fata
Morgana ook zou gebeuren, werd de Piraña voorzien van meer dan
slechts een mooie façade. Een complete omgeving werd gecreëerd,
waaronder een groots meegethematiseerd plein voor de entree, een
eigen horecapuntje (dat verschillende keren van naam zou
veranderen) en veel exotisch groen langs het traject van de
rivier. Rondom de ‘goot’ werden kunstrotsen, heuvels,
watervallen, muurtjes en brokstukken van stenen geplaatst. (Voor een impressie van de bouw in foto's verwijzen we graag
naar pagina vier van deze bespreking)
Op 18 mei 1983 werd de Piraña door Mr. Pieter van Vollenhoven
officieel geopend. Geheel in lijn met eerdere attracties werd
ook deze keer gekozen om de opening een aardige ‘twist’ mee te
geven: met speciaal uit Peru (het land waar de oorsprong van
zowel de Chimu- als Inkaculturen ligt) ingevlogen bronwater
werden de vlotten gedoopt, terwijl Pieter zelf zijn best deed op
een voor die gelegenheid ingestudeerde spreuk van een
Zuid-Amerikaanse Indianenstam.
|
o Yucatan of
Kaatsheuvel? In 1983 had de Piraña nog heel wat weg
van het Mexicaanse schiereiland. |
|
|
|
In het openingsjaar benaderde de Piraña de gewenste
Meso-Amerikaanse sfeer wellicht wel het meest. De beplanting
rond de rivier bestond toen nog niet uit dichte loof- en
naaldbosjes, maar veel meer uit korte grassen en lage struikjes.
Allerlei rotsblokken en lage muurtjes tussen de begroeiing in
gaven het geheel perfect de warme, bijna woestijnachtige sfeer
van het Mexicaanse schiereiland Yucatan waar veel van de Piraña-decoraties hun oorsprong vinden. Voor het grootste deel zijn
deze muurtjes en rotsen inmiddels overgroeid door welig tierende
vegetatie. Hoewel dit de Piraña een heel mooi, natuurlijk
aanzien geeft, haalt het wel een beetje de door Ton bedoelde
sfeer naar beneden.
De entree van de Piraña was in 1983 ook anders. In tegenstelling
tot tegenwoordig was de grote, rijk geornamenteerde poort zowel
in- als uitgang. Het lichtelijk claustrofobische gangetje dat
bezoekers van nu naar het hart van het complex leidt, was nog
niet in gebruik. Mede door de komst van de Maxi-fotobalie
veranderde dit later. Aan de gevel hingen op verschillende
plaatsen vaandels in mooie felle Inka-kleuren. Deze zijn nu
(helaas) alleen nog in de instaphal te vinden.
|
Vanaf dag één trof de Piraña het Efteling-publiek in het hart.
De attractie was en is, zeker op de warmere dagen, ongekend
populair. De wachtrijen voor het tempelcomplex liepen dusdanig
op dat het plein, tot ver voorbij de monolithische beelden van
de Tolteekse krijgers die de ingang sinds 1983 kundig bewaken,
voorzien werd van een met dranghekken in het gareel gehouden
rij. Spoedig werd dit dan ook gefatsoeneerd met een van
grote, van
dik touw gemaakte meandering, die tegenwoordig tussen houten
stokken loopt. Bij hoge uitzondering,
maar tegenwoordig eigenlijk nooit meer, treed er een bandje op
op het podiumpje boven de tunnel waardoor vlotten het
tempelcomplex weer in varen. Eigenlijk is het jammer dat dit
podium in ongebruik geraakt is. Het zicht is dan wel niet
optimaal, maar de Piraña is een attractie waarvoor het toch niet
al te moeilijk moet zijn een toepasselijk muzikaal gezelschapje
samen te stellen. Pluk een clubje "centrum-Inka's" uit de
gemiddelde binnenstad en voila: sfeer compleet.
Via
die wachtrij betreden bezoekers de met Tumi’s versierde
instaphal. In het midden hiervan bevindt zich de controlepost
waar het traject van de Piraña zorgvuldig in de gaten word
gehouden. Vanaf
een draaiende schijf stappen bezoekers in de ronde
en gepatenteerde (‘Made for
Intamin River Rapid Ride’) bootjes die de hele dag door de
tempel binnen komen varen. In de
instaphal en de meandering buiten klinkt een nogal variabele
combinatie van Gipsy-kings, Dario-G, Jody Bernal en onbekendere
doch meestal wel ietwat Latijns-georiënteerde klanken.
Via een scherpe bocht begint de wilde tocht die voor zo velen
zal eindigen met een nat pak en bergen plezier. De donkere
tunnel waardoor de vlotten hun reis beginnen is meteen een punt
in de Piraña waar we ook weer een verandering ten opzichte van
de oorspronkelijke situatie van 1983 kunnen bespeuren. Halverwege
de tunnel bevond zich namelijk een ‘watergordijn’ dat de uitgang
naar buiten aan het oog onttrok. Vlak voor een bootje het
watergordijn zou raken hield het water op met stromen waardoor
de bezoekers (nog) niet kleddernat werden. Het systeem heeft
slechts kort gefunctioneerd, maar de leidingen van het water
zijn nog steeds duidelijk te zien.
De tocht op de Piraña voert de bezoeker langs hoge watervallen,
verraderlijke stroomversnellingen, golven en rustige
dobberstukjes waar de vlotten elkaar zelfs in kunnen halen.
Voorbij de helft van het traject bevindt zich een stukje rivier
waar aan twee zijden enorme watergordijnen zich in de Piraña
storten; onervaren bezoekers slaat meestal de schrik om het hart
bij het benaderen van de stomende smalle doorgang, maar échte
Piraña-vaarders weten dat de even verderop gelegen
stroomversnelling en waterval veel verraderlijker zijn. Menigeen
zal tijdens het bevaren van de wild klotsende rivier de handen
vol hebben aan het proberen zo droog mogelijk te blijven. Voor
wie zich van spetters niet te veel aantrekt is er echter heel
wat te zien: mooie muurschilderingen van Jaguars en dappere Inka-krijgers, een prachtig uitzicht op de halfronde tempel met
z’n typische trapeziumvormige ramen en natuurlijk het publiek
dat langs het traject wacht om zelf te mogen inschepen voor een
vaart. Uiteindelijk
komt elk vlot weer terecht bij z’n oorsprong
in het grote complex waar de reis begon.
Wie na het bedwingen van de Piraña maar geen genoeg kan krijgen
van de Pre-Colombiaanse sferen, kan een aardige wandelroute
volgen die begint bij de uitgang van het tempelcomplex en van
daar af voert over het ‘middendeel’ van de lus die de rivier
maakt. Een blik op het terras voor Piraña-personeel hoort niet
tot de hoogtepunten, maar tegelijk zijn er verschillende mooie
uitzichtpunten vanwaar het heerlijk genieten is van het
waterleed van de Piraña-vaarders. Een van knoestige takken en
touw geknoopte brug brengt wandelaars vervolgens over de
‘Karpervijver’ op het pad tussen Ander- en Ruigrijk.
|