Een Laafs Kerstverhaal - 5

 

Weer was er een lichtflits en opnieuw stonden ze bij een groot feest. Lavi en de geest waren nog steeds in de ondergrondse ruimte, maar nu stonden er in het midden lange rijen tafels. Alle Laven waren er en ze vierden uitbundig feest, zoals alleen Laven dat kunnen doen. Luim zat in een hoek bij Lal, Lijn en wat andere laven. Lavi en de geest liepen naar hem toe. Lariekoekhuys -|- Foto: Friso Geerlings (c) Het WWCW 2001Luim haalde een groot pak tevoorschijn waar met krullerige letters ‘Lavi’ op geschreven stond. Hij gaf het aan Lurk, een oude laaf die waarschijnlijk binnenkort het loodje zou gaan leggen. “Alsjeblieft, Lurk, het was eigenlijk voor Lavi, maar het is hier soms tochtig en koud en jij kan dit dan wel gebruiken”. De oude laaf glimlachte en nam het pak aan. Hij haalde het papier eraf en Lavi zag dat er een hele mooie rode trui inzat. “Ik hoop dat je hem mooi vindt, ik heb hem zelf gebreid. Vrolijk kerstfeest”.
“Dank je wel, Luim, jammer dat Lavi er niet is, ik denk dat hij hem erg mooi had gevonden. Heb je hem zelf gebreid?”, vroeg de oude laaf.
“Ja”, antwoordde Luim, “hij kan soms vervelend zijn, maar ondanks alles houd ik veel van hem en ik weet dat hij ook van mij houdt.”
Lavi kreeg opnieuw een brok in zijn keel. Zijn eigen broer had een cadeau voor hem gemaakt en hij was niet hier geweest om het aan te nemen. Wie weet wat hij door zijn starre houding wel niet was misgelopen. Hij was eigenlijk wel wat wreed geweest tegen Luim. Misschien moest hij in het vervolg maar wat aardiger doen tegen zijn broer. Lavi kon er niet meer naar kijken. “Ik heb genoeg gezien. Kunnen we niet naar huis?”. Het kleine geestje wees naar een plaats rechts van hem. Oermoeder Lot was daar opgestaan en tikte met haar lepel tegen haar glas. “Mag ik even jullie aandacht? Ik wil graag een dronk uitbrengen op Lavi en Larley, die, ondanks dat ze hier niet aanwezig zijn, onmisbare leden zijn in ons volkje. Op Lavi en Larley!”
Alle aanwezigen hieven hun glazen hoog in de lucht en riepen volmondig: “Op Lavi en Larley.”
“Ik zou nu graag echt gaan”, zei Lavi tegen het geestje, terwijl hij de tranen voelde opwellen. “Ik heb echt genoeg gezien”. Het geestje hief haar armpjes en bewoog ze naar beneden. Er was weer een lichtflits en Lavi begon weer te zweven, terwijl de ruimte rondom hem begon te vervagen. Het geestje bleef achter in de feestruimte. Het werd steeds lichter rondom hem. En ineens was er een grote duisternis. Hij voelde geen grond, hij zag niets, er was niemand. Hij was alleen…
Lavi schoot wakker. Hij was terug in zijn kamer, in zijn bed. Hij keek op de klok. Het was vijf over drie. Had hij alles dan toch gedroomd? De geest van kerstmis van het heden was er immers niet en die zou toch om drie uur komen? Lavi liet zich achterover in zijn bed vallen. Het maanlicht verlichtte nog steeds zijn kamer en er was niemand te zien. Hij draaide zijn hoofd en staarde een tijdje naar het plafond. Lekkere Laven Hapjes -|- Foto: Friso Geerlings (c) Het WWCW 2001Het was allemaal maar een vervelende droom geweest. De stilte werd verbroken door wat gerommel beneden. Er was iemand beneden, dit geluid kwam niet van de wind. Zo stil als hij kon trok hij zijn pantoffels aan. Lavi sloop naar de deur en opende deze, zodat hij zo weinig mogelijk kraakte. Hij schuifelde geluidloos naar de trap en begon deze voorzichtig af te dalen. Toen hij halverwege was zag hij dat er licht was in de huiskamer. Er was iemand aan het lachen. Een diepe, doordringende lach die Lavi herkende. Toen Lavi beneden was liep hij naar de deur die naar zijn kamer leidde. Hij opende hem tot hij op een kier stond en keek hierdoor naar binnen. Zijn huiskamertje was bijna onherkenbaar. Binnen stonden tafels die gevuld waren met de heerlijkste dingen. Met taarten en gebak, met allerlei soorten vlees, met allerlei soorten groenten, gebakken aardappeltjes, bruine, glanzende broden, kannen met wijn, het hield niet op. En daar voor de open haard zat hij. Lavi’s mond viel ervan open. Het was Vader Laaf, maar dan drie keer zo groot. Hij zat op een enorme stoel en hij was een beetje gebukt omdat het plafond te laag was. Hij keek Lavi recht aan, alsof hij hem verwachtte.
“Kom binnen, kom binnen, oude vriend. Het is hier warm en gezellig”, zei Vader Laaf. Lavi zag dat het haardvuur in zijn open haard flink knetterde en dat het vuur goed opgestookt was. Het was lekker warm in de kamer, een stuk warmer dan op zijn koude slaapkamer.
“Dit…dit…dit kan toch niet?”, stamelde hij. “U bent toch Vader Laaf en u hebt jaren geleden het Grote Lood gelegd. Hoe kan u nu hier zijn? En wat bent u groot.”
“Dat komt omdat ik Vader Laaf niet ben. Ik ben enkel zijn verschijning, dat wat er van hem is blijven hangen. Ik ben de geest van kerstmis van het heden. Maar vooruit. Stel geen vragen en ga lekker zitten. Laat je zorgen eens lekker van je af vallen. Eet wat, want je ziet eruit alsof je wel een maaltijd kan gebruiken. Dat is toch geen lavenbuik, die buik kan veel ronder en strakker zijn.” Lavi ging zitten aan een van de goed gevulde tafels. Er stond zoveel lekkers op dat hij niet wist waar hij moest beginnen. Hij had in jaren niet zo’n maaltijd gezien en hij begon van alles wat te eten. Lavi at de heerlijkste dingen, totdat hij het gevoel had dat hij ging ontploffen. Zoveel en zo goed had hij in jaren niet gegeten. Hij kon zich zelfs niet herinneren of hij ooit wel zo had gegeten.
“Was het lekker?”, vroeg Vader Laaf hem met een grote glimlach toen hij de voldane blik op Lavi’s gezicht zag.
“Heerlijk. Echt overheerlijk”, antwoordde hij, want de maaltijd was echt een culinair meesterwerk geweest.
“Mooi zo, dan gaan we nu eens wat rondkijken. Daar ben ik immers voor hier. Ach, maar wat zie ik er uit! Ik zal mezelf eerst eens wat inkrimpen, anders kom ik de deur nog niet uit.”