avi schoot wakker. Hij keek op zijn kleine wandklokje. Het was vijf
voor twaalf. Over vijf minuten zou de eerste geest komen. Of was het
maar een droom geweest? Lavi trok zijn dekens wat dichter over zich
heen en probeerde aan andere dingen te denken. Maar dat lukte niet
echt goed. Hij keek nog eens naar de klok. Vier voor twaalf. De tijd
leek zo ontzettend traag te gaan. En terwijl de tijd gestaag voorbij
leek te gaan hoorde Lavi uiteindelijk toch de klok ineens slaan
beneden.
Na
zes keer was er nog steeds niets gebeurd. Na tien keer nog steeds
niet. Toen er na twaalf slagen nog steeds niets gebeurde slaakte
Lavi een klein zuchtje van opluchting. Er was geen geest gekomen.
Het was allemaal maar een droom geweest. Ineens hoorde hij echter
een snerpend geluid dat dichterbij leek te komen. Het kwam van
buiten en het leek zijn richting uit te komen. Lavi schoof zijn
gordijnen opzij en keek naar buiten. Achter de scheve torentjes van
het Lavenlaar zag hij een lichtstreep met aan het uiteinde een felle
lichtbol. De bol kwam snel dichterbij en het snerpende geluid werd
luider en luider. Lavi trok zijn dekens op tot vlak onder zijn ogen
en zag dat de bol recht op zijn raam afkwam. Op deze snelheid zou de
lichtbol binnen enkele ogenblikken zijn raam stuk gaan slaan. Lavi
drukte zijn kussen over zijn oren. Het raam ging niet kapot. De bol
ging recht door zijn raam heen, alsof het helemaal niet bestond en
landde op de vloer langs het bed waarin Lavi lag te trillen. Hij kon
net niet zien wat het was dat er op de vloer geland was. Voorzichtig
bewoog hij zijn hoofd naar de rand van zijn bed, om te kijken wat
het was. Hij keek en zag daar…Oermoeder Lot! Maar ze zag er anders
uit, ze had vleugeltjes en was veel kleiner. Ze straalde een wit
licht uit, alsof ze een klein engeltje was.
“Oer…Oermoeder Lot?”, stamelde Lavi.
Het kleine, teer uitziende wezentje antwoordde: “Nee, ik ben
Oermoeder Lot niet, ik draag enkel haar uiterlijk. Ik ben de geest
van kerstmis van het verleden. Ik ben hier om je terug te brengen
naar je eigen verleden, zodat we voorbije feesten kunnen bekijken.”
“Larie”, zei Lavi, “Allemaal Lariekoek. Wat heeft dat nu voor zin,
het is een nutteloos feest.”
“Kom maar mee, dan zullen we wel kijken”, zei de geest en ze stak
hem haar kleine handje toe. Lavi nam haar handje en voelde meteen
zijn hele lichaam tintelen. Langzaam begon hij op te stijgen. Toen
hij halverwege tussen zijn bed en het plafond was, trok het kleine
wezentje aan zijn hand, zodat hij omdraaide en de dekens van hem
afvielen. Met een handgebaar opende Lotje het raam en ze zweefde er
samen met Lavi naartoe. Toen ze buitenkwamen had Lavi het helemaal
niet koud. Het was opgehouden te sneeuwen en de wereld zag er wit
uit, bedekt onder een dikke witte mantel. Ze vlogen hoger en hoger,
over het Leunhuys heen, naar de hemel, waar de sterren duidelijk
zichtbaar waren. Plotseling begon het lichter te worden en heel even
later zag Lavi alleen nog maar wit om zich heen.
Maar
onder zich begon hij water te zien. Hij keek voor zich uit en zag
een groen eiland. Hij keek naar Lotje, maar die keek recht voor zich
uit. Ze vlogen naar het eiland, dat Lavi ineens herkende.
“He, dit ken ik, dit is Lavartica, hier heb ik als klein kind
gewoond”, riep hij enthousiast.
“Heel goed, we gaan eens kijken of je de rest ook nog weet”, zei
Lotje.
De twee landden op het eiland en Lavi zag in de verte een groepje
kinderen zitten. Hij keek naar de grotere laaf die voor hen stond en
herkende Larley meteen. Maar wat was hij nog jong!
“Wat is dit?”, vroeg Lavi, terwijl ze dichter bij de kinderen kwamen.
“We zijn in het verleden”, zei de geest, “herken je dit niet?”
Lavi keek nogmaals. “Dit is mijn oude schoolklas. We kregen les van
de mijnheer Larley.” Hij keek naar de openluchtklas. Op Lavartica
was het weer altijd heel erg goed geweest. De Laven hadden er een
waar paradijs gehad, totdat heel langzaam de koude was gekomen. Toen
waren ze aan het graven gegaan totdat ze bij de lava kwamen, waar
het lekker warm was. Hier leek het er nog niet op dat dat ging
gebeuren. Het was erg warm en de bloemen en bomen stonden in de
bloei. Larley stond voor de klas en keek zijn leerlingen streng aan.
Lavi herinnerde zich dat hij destijds altijd de beste van de klas
was geweest. Telkens als een andere laaf een vraag fout beantwoordde,
wat nogal eens voorkwam, vroeg Larley aan de jonge Lavi het goede
antwoord, wat deze altijd wist. “Wat krijg je als je Geelzwamwortel
met Paddengal vermengt?”, vroeg hij streng aan een van de jonge
Laven.
“Surevespeensap” riep de oude Lavi, maar niemand hoorde hem. “Waarom
horen ze me niet?”, vroeg hij aan het kleine geestje, dat zwijgzaam
toekeek.
“Dit is allemaal geweest. Daar kunnen we niets meer aan veranderen.
We kunnen enkel kijken, niet ingrijpen”, antwoordde de kleine Lot.
Lavi bekeek het hele schouwspel met een trotse glimlach. “Ik was
altijd de beste. Ik wist altijd alles.” Hij keek naar de Laafjes en
zag daartussen zijn broer Luim zitten. “Luim was toen al een luilak”,
zei Lavi. Hij wist geen van de vragen die Larley hem stelde goed te
beantwoorden. De geest van kerstmis van het verleden zei niets. Ze
maakte enkel een armbeweging, waarna er een lichtflits was.
|