De tekst bij
dit jaartal bestaat uit drie alinea's. De eerste gaat vooral over de pers, deze mocht namelijk als eerste
een kijkje nemen in het nieuwe Sprookjesbos. Er staan hier
maar enkele citaten uit de kranten van 31 mei 1952, want
in "Mam, een duppie voor de kip?" staan er toch wat meer.
Alinea twee gaat over de natuur in het park, deze is al
vanaf dag 1 zeer belangrijk. Deze zorgt ook echt voor de
sfeer en dat is nu echt de kracht van de Efteling. Ik
denk...
nee, ik weet wel zeker dat als de Efteling was gebouwd op
een oud industrieterrein het absoluut nooit het succes
had gehad dat het nu nog steeds heeft. Sterker nog, Anton
Pieck was dan nooit door Reijnders over de streep
getrokken. In de laatste alinea word dan nog iets verteld
over de eerste Pinksteren, nog steeds de eerste
periode van het seizoen waarbij altijd de spanning valt te
snijden: wordt het druk of niet?
De anecdotes en wetenswaardigheden tussendoor zijn
makkelijk te herkennen aan de lichtbruingekleurde vakjes.
Ze bestaan uit niet-onbelangrijke informatie en zijn
meestal interessanter dan de hoofdtekst. Voor diegenen
die de hoofdtekst te droog en te zakelijk vinden, is het
een oplossing om alleen de ingekaderde teksten te lezen.
De wetenswaardigheden hier zijn niet nieuw, maar het is
toch goed dat ze vermeld zijn, ze worden hier zelfs
uitvoeriger verteld dan ooit.
Nu worden alle sprookjes wel behandeld, maar informatie wordt
er toch echt maar weinig gegeven. In het boek wordt over
klassieke Eftelingsprookjes als De Chinese Nachtegaal,
Vrouw Holle of De Magische Klok zelfs helemaal niets aan
informatie gegeven.
Waarom er een afbeelding van de wolf van Roodkapje op
pagina 28 staat, mag Joost weten. Ook al is deze
afbeelding misplaatst (hoort eigenlijk bij 1960 en als
we naar dat jaartal bladeren, zien we een afbeelding van
Roodkapje anno 1952??), hij wordt er niet minder
interessant op. De foto was al te zien in de
tentoonstelling, maar hier heb je de mogelijkheid om
hem beter te bekijken: vernuftige techniek uit de jaren '50 voor het bewegen van een tong en twee ogen.
In het hele
boek vinden we vijf plattegronden van het park door de
jaren heen, uit 1949, 1953, 1966, 2002 en één zonder
jaartalvermelding (vermoedelijk uit 1967/1968,
aangezien wel De Indische Waterlelies, maar niet de
Stoomtrein op die kaart staat afgebeeld). De toevoeging
hiervan is ook al zoiets
prachtigs, want wat geeft je nu een beter beeld van de
indeling van het park uit voorgaande jaren dan een
plattegrond. Een klein gemis zijn wel plattegronden uit
de jaren '70 en '80.
De plattegrond hier afgebeeld geeft de
structuur van het park, zoals die nog
steeds is, al aardig weer. De korte tekst bij dit jaartal
beslaat wel alle nieuwe attracties van dat jaar, maar geeft
absoluut niet genoeg informatie van het
Café-Restaurant, het Zwembad en nieuwe sprookjes. De
wetenswaardigheden staan op pagina 32, met de vermelding
van de techniek van de bewegende boezem van Doornroosje en
het aantal personeelsleden. Ook leuk zijn de eerste
advertenties voor het zoeken naar nieuwe werknemers.
Daar is-ie
weer, het ijsbordverhaal. Dat is dan ook het meest
bijzondere dat er in 1954 gebeurde. Ook hier worden alle
nieuwe attracties netjes genoemd in de tekst, inclusief
het vijvertje om de Kikkerkoning, maar hier wordt daarover
in het boek ook niet echt veel
informatie gegeven. Op de Liefdesbron na,
waarvan we later in het boek (p. 68) het verhaal kunnen
lezen, hoe het mislukken van deze attractie De Dansende
Dolfijn heeft gecreëerd en uiteindelijk heeft geleid tot
de Zeemeermin. De wetenswaardigheden hier zijn voor mij de
eerste nieuwe en dan vooral van de "Scheervlucht over
tenten" en "Incognito".
Hans en
Grietje. Dit sprookje werd in 1955 toegevoegd aan het
Sprookjesbos. Voor een schets moeten we naar pagina 19,
voor de openingsfoto naar pagina 83 en informatie
schittert door afwezigheid in het boek. In de
documentaire werd er nog wel een anecdote over verteld. Dan
is er nog de wetenswaardigheid van de Kip, over de fraters
van Tilburg, ook hiervan is fotomateriaal elders in het
boek te vinden. Als ik het dan toch over het doorbladeren
van de pagina's heb: het boek mist een alfabetische
bibliografie. Je bent daardoor uren aan het bladeren, op
zoek naar een bepaald stukje tekst of een foto, en dat komt
het boek ook niet ten goede.
Dit blijf ik
een mooi hoofdstukje vinden, de Efteling geeft hier hun
fout van verjaardagen toe en pagina 37 bevat een
paginagrote tekening van de plantekening van Ezeltje strek
je. Bovendien wordt hier veel minder melding gemaakt van de directieplannen dan bij de
andere jaartallen. In de hoofdtekst vinden we de anecdotes van Ezeltje strek je en
zelfs een vermelding van de dubbele toegangsweg. Onderaan pagina 36 staat ten slotte nog
iets leuks: ja, al in de jaren '50 werden er
meetings georganiseerd.
Na het
gedeelte over 1956 vinden we een twee pagina's tellend
'minihoofdstuk' over de Stoomcarrousel. Deze kleinere
hoofdstukken zijn in ieder decennium te vinden, voor de
grootste attractie van die tien jaar. Bij 1966 vinden we
de Indische Waterlelies, bij 1978 het Spookslot, bij 1986
Fata Morgana en bij 1993 Droomvlucht. Toch wel jammer dat
dit niet bij meerdere attracties is gedaan, een wat
langere bespreking van Villa Volta, Carnaval Festival en
het Volk van Laaf was toch wel leuk geweest. Iedere
bespreking van de vijf bovengenoemde attracties kent
bijzonder fotomateriaal (vooral van achter de schermen) en
informatie die kort wat weergeeft over het tot stand komen van de attractie.
De informatie over de Stoomcarrousel hier haalt het
natuurlijk niet bij "Mam, ik wil het paard!", maar het
blijft goed dat de Efteling op deze manier de attractie
even kort belicht. Oh, waarom is dit niet bij alle
attracties gedaan? Fotomateriaal met informatieve tekst, en
het neemt maar twee pagina's in beslag! Deze vijf
minihoofdstukken zijn ook nog eens beter geschreven dan de
hoofdtekst.
Echte informatie om over te discussiëren is niet te vinden
in dit hoofdstuk, want zoals gezegd, het stond allemaal
uitgebreider in het speciale boekje uit 1995.
Het is nu voor
het eerst dat de Efteling geen nieuwe aanwinst heeft, dus
is de tekst relatief kort en gaat grotendeels over het
teruglopend bezoekersaantal en het verlies van dat jaar.
Dit is de eerste keer dat de Efteling een 'mislukking' uit
haar geschiedenis noteert, en dat is een erg positief feit
van het boek. Het zou ook te erg zijn geweest als de
Efteling zich had voorgedaan als een bedrijf met alleen
maar successen en alleen maar winst.
Verder zien we bij dit jaartal dat de Efteling haar prijs
nu fors verhoogt en dat de commissie van de Streek-VVV een
grote fout maakte door te denken dat mensen die in Brabant
vakantie vieren vooral voor de natuur komen en niet voor
de Efteling, het tegendeel heeft zich steeds meer bewezen in de
loop der jaren.
De nieuwigheid van 1958 is de Vliegende
Fakir. Op pagina 41 staat een schetsje van de techniek
op de achtergrond, met daarboven op vijf foto's de
realisatie van het sprookje. Ook pagina 42 bevat wat
uniek fotomateriaal, deze keer van de bouw van de
attractie. De hoofdtekst gaat zelfs grotendeels over deze
bijzondere noviteit. In dit hoofdstuk worden de
rollen van de ingekaderde teksten en de hoofdtekst zelfs
even omgedraaid, want in het hokje onderaan de bladzijde
kunnen we iets lezen over de wisseling van directeur.
|
Er wordt in deze hoofdtekst zelfs
even verteld dat het verdoezelen van de kabels van de
Fakir niet zo goed is gelukt als Reijnders zag bij de
druppels over de telefoonkabels. Dat ligt dan ook
natuurlijk vooral aan de achtergrond van het sprookje,
want de muur is wit en de kabels hebben een donkere kleur.
De techniek van de tulpen vind ik dan weer verwarrend
uitgelegd, er wordt namelijk gezegd dat deze op kurk
drijven, maar verderop in het boek, op pagina 89 aan de
linkeronderkant van de foto, staat dat de
eitjes van de Kip juist de tulpen helpen drijven.
Bij 1959
vinden we de Holle Bolle Gijs. Vreemd is
dat over de toch wel beroemdste Eftelingbewoner veel
minder wordt verteld dan in het jubileumboek uit 1992 "Mam,
een duppie voor de kip?". Nog vreemder vind ik het dat hij bij
dit jaartal wordt gezet. Ik kan me toch duidelijk
herinneren dat op 9 november 1998 de verjaardag werd
gevierd van Holle Bolle Gijs, waardoor hij toch echt in
1958 werd geplaatst in de Efteling. Waarom hij hier dan
bij 1959 wordt gezet is me een raadsel, ook omdat
hij al in vele andere publicaties (inclusief de
tentoonstelling) bij 1959 wordt gerekend. Er zijn twee
redenen die ik me kan voorstellen. Ten eerste de zelfde
reden als die voor het Huis van de Vijf Zintuigen. Deze
attracties werden aan het eind van het seizoen geopend, en
werden dan misschien als de nieuwe attractie van het daar
op volgende jaar beschouwd. De tweede reden is vanuit de opbouw van het boek gezien
een logische. Het was
misschien ook een beetje vreemd geweest om 1958 twee
bladzijden te geven en 1959 amper één zin. Door Gijs toe
te voegen aan 1959 (en aangezien hij pas in september werd
geopend, is het misschien ook wel logisch dat de meeste
bezoekers hem pas in '59 voor het eerst ontdekten) is dat
probleem opgelost.
Nu wordt van Holle Bolle Gijs dus niet zo veel verteld als
mogelijk zou zijn. Er wordt zelfs even doodleuk gezegd dat wie meer wil weten over de komst van Gijs, maar even
in het boek "Het Sprookje van de Efteling" moet kijken.
Wel komen we nog het haagje-hekjeverhaal tegen en wordt
tenslotte nog even duidelijk gemaakt dat Gijs de eerste
echte wereldberoemde attractie van de Efteling is.
De eerste vorm van reclame dient zich aan in '59, maar verder wordt hier niet op ingegaan in het boek.
Dit
hoofdstuk rammelt aan alle kanten. Roodkapje wordt vermeld,
maar daarvan wordt gezegd dat het oude tafereeltje dateert uit
1953. Als we terugbladeren zien we dat het sprookje zowel
bij 1952 als 1953 niet wordt genoemd en zo raak ik toch
aardig in de war. Als we kijken naar de plattegrond van
1953 op pagina 31 zien we Roodkapje er nog niet eens op
staan. Wie weet van wanneer de oude Roodkapje
precies is? Jammer is ook dat er niet wordt gezegd dat de
houten Roodkapje van het oude tafereeltje later als
wegwijzer werd gebruikt en vooral wanneer.
|
Een andere wetenswaardigheid die voorgaande berichten
tegenspreekt is de geur van pannenkoeken bij de opening
van Hans en Grietje. Op het feit na dat er eerst altijd
werd gezegd dat het peperkoekgeur was ("Mam, een duppie
voor de kip?"), staat hier ook nog eens dat dit hele
effect niet werkte, omdat de bomen de geur neutraliseerden
(huh?). Het Kraanven krijgt ook heel wat stof, maar niet zo
veel foto- en publicatiemateriaal.
Aan de
tekst van dit jaartal is goed te zien hoe erg de Efteling
gesteld was op mijlpalen in de geschiedenis om vooral veel
bezoekers te trekken, want de Efteling bestaat 10 jaar,
dus worden er zomaar wat bezoekers in het zonnetje gezet
die als de zoveelste bezoeker door de ingang komen. De
750.000-ste van het seizoen krijgt een televisie en de 7-miljoenste zelfs een auto, terwijl de Efteling
tegenwoordig de 60-, 65-, 70-, en 75-miljoenste bezoeker
cadeaus als een gratis abonnement of een overnachting in
het Hotel geeft. Er bestond dan ook nog geen
Postcode Loterij in 1961.
Het meest interessant hier is de tekst op pagina 48,
en dan vooral het Shangri-La en Eldoradoproject maakt erg
nieuwsgierig. Reijnders had al een idee van een dark ride
in 1961. Stel je voor dat dat Eldoradoplan wel was door
gegaan, dan had er nu een stad van huizen in de Efteling
gestaan die waren bedacht in de jaren '60. Het had
ongelooflijk veel tijd en geld van de Efteling opgeslokt
en of zoiets anno 2002 nog een succes zou zijn?
Het verhaal over de vele bezoekers die meerdere kaartjes kochten
in 1961 om de gelukkige eigenaar te worden van de DAF is
best lachwekkend, het zal de Efteling flink wat hebben
opgeleverd en dat geld zal misschien gebruikt zijn voor de
Indische Waterlelies.
|
|
|