at ben je daar aan het
doen?”, vroeg Lavi vanachter zijn bureau. De leraar van de Laven,
een luimig volkje dat woonde in de buurt van een plaats die ze zelf
Laafsheuvel noemden, keek zijn leerling Len streng aan vanachter
zijn brilletje. De streng uitziende man stond op, schoof de stoel
van zijn bureau naar achteren en daalde af van zijn verhoging,
waarop zijn lessenaar stond. Hij liep naar de leerling toe die
wanhopig een vel papier wegstopte in zijn tas.
“Laat dat eens zien”, zei Lavi tegen de kleine Laaf. Met zichtbare
tegenzin haalde Len een blaadje tevoorschijn met daarop een fraaie
tekening van een kerstboom, die was versierd met allerlei lekkers en
die versierd was met kleine lavenpoppetjes. “Wat is dat?”, vroeg
Lavi aan Len. “Dat… dat is voor Oermoeder Lot”, zei het kleine
laafje. “Omdat het morgen kerst is”.
“Larie”, zei Lavi, “Dit is een school en jullie komen hier om dingen
te leren. Niet om tekeningen te maken en helemaal niet om aan zulke
larie als kerstmis te denken. Wat denken jullie wel niet?”. Lavi nam
de tekening af, vouwde die op en stopte hem in zijn lange, zwarte
jas. “En nu weer aan het werk. Ik geloof dat ik gezegd had dat je
sommen moest gaan doen. Dan doe dat dan ook maar eens”. Abrupt
draaide de leraar zich om en begaf zich weer naar zijn lessenaar.
Maar toen hij halverwege was werd er op de deur geklopt. Het was
Led, het hulpje van Lavi dat bij hem thuis zijn administratie
verzorgde en wat kleine boodschappen voor hem deed. Led had altijd
veel werk te doen en had een volle dagtaak aan het werk dat Lavi hem
gaf.
Lavi liep naar de deur en opende die op een kier.
“Ja? Wat is er?”, vroeg hij.
“Nou, mag ik eerst binnenkomen?”, vroeg de hulp van Lavi op bedeesde
toon. “Het is nogal koud buiten. Ze zeggen dat er een sneeuwstorm
aankomt” Lavi keek even naar buiten. Er lag al een flink pak sneeuw
en uit de hemel kwamen nog steeds onophoudelijk kleine sneeuwvlokjes
dwarrelen.
“Nou, vooruit dan, zolang je maar stil bent. Er wordt hier gewerkt”.
Hij opende de deur wat verder zodat Led naar binnen kon.
“Wat ik eigenlijk wilde vragen…”, Led had blijkbaar veel moeite met
wat hij Lavi wilde gaan vragen, “Zou ik vandaag wat eerder naar huis
mogen? Bijvoorbeeld om vijf uur in plaats van zes uur? Het is
vanavond Lachmis en ik moet nog wat werk doen, mijn kleren uitwassen
en mijn schoenen poetsen. En ik moet ook nog eten. Anders moet ik me
zo haasten.” De lachmis was een jaarlijks terugkerend evenement in
het Lonkhuys waar alle Laven heengingen. Alle Laven, op Lavi na. Hij
vond het hele kerstgebeuren maar “Larie”. Op die avond werd er
gegeten, gedronken en werden er grappige verhalen verteld. Lavi
huiverde bij de gedachte alleen al. Laven zijn een luimig volkje,
ietsje te luimig volgens Lavi.
“Was dat alles?”, vroeg Lavi, want zijn scherpe ogen hadden al
gezien dat dit niet het enige was wat Led hem wilde vragen.
“Nou, ziet u, eigenlijk wilde ik u ook vragen of ik morgen vrij zou
mogen hebben. Het is kerstmis en Oermoeder Lot geeft een banket dat
ik niet zou willen missen. Ik zou er graag heengaan.”
“Kun je er niet na je werk heengaan?”, vroeg Lavi.
“Het begint ’s middags al, het zou me veel plezier doen als u me een
dag vrij zou geven.”
“Er moet anders nog heel wat werk gedaan worden. Het is het einde
van het jaar en ik kom om in het correctiewerk. Ik moet nog boeken
doornemen en aantekeningen maken. Ik heb je eigenlijk heel hard
nodig”, zei Lavi, terwijl hij Led afkerig bekeek. “Voor zo’n larie
als kerstmis hebben we eigenlijk geen tijd, dat weet je goed”.
Led’s gezicht werd helemaal bleek en hij keek Lavi met grote,
angstige ogen aan. “Alstublieft”, smeekte hij de oude man.
Lavi zuchtte een keer flink. “Je krijgt morgen vrij. En vanavond mag
je een half uur eerder weg. Overmorgen verwacht ik je niet om acht
uur, maar om zeven uur op je werk. Nu kun je gaan.” Hij keek Led
niet aan terwijl hij dit zei. Lavi opende de deur en Led ging naar
buiten. “Dank u, dank u”, riep hij nog, maar Lavi smeet de deur al
dicht en liep opnieuw terug naar zijn lessenaar. Alle leerlingen
keken hem aan. “Nou, waar kijken jullie naar? Ga verder met jullie
werk.”. Met een nijdige blik op zijn gezicht beklom hij zijn
verhoging en ging in zijn comfortabele stoel verder met het
doornemen van zijn boeken.
|