In
het jaar 1992 bestond de Efteling veertig jaar. Het
Kaatsheuvelse Sprookjespark wilde in dat jubileumjaar
uitpakken met zowel een knaller van een attractie als met een
nieuw verblijf in sprookjesachtige sferen, en daarnaast met de
juiste viering en herdenking van die veertig mooie jaren
waarin het park al voor zo velen “Een Wereld vol Wonderen” was geweest, stil staan bij het bereikte resultaat.
En ook al verliep 1992 niet helemaal zoals gepland doordat
Droomvlucht het liet afweten; het werd toch een bijzonder
jaar. De ontvangst van de Applause Award is hier wel het beste
voorbeeld van. Deze internationale prijs wordt om de twee jaar
gegeven aan het “beste attractiepark ter wereld”, en is een
initiatief van de IAAPA, een wereldwijde organisatie van attractieparken.
Overigens heeft de IAAPA volgens ons meer categorieën van
prijzen dan dat er pretparken op de wereld (of tenminste in
haar organisatie) zijn, zodat de Efteling de laatste tijd
ieder jaar wel iéts wint, bijvoorbeeld met haar shows. De
Applause Award echter is wel het hoogst haalbare binnen de
IAAPA (Waar de Disneyparken geen deel van uitmaken), en door
het feit dat deze slechts per twee jaar uitgereikt wordt wel
heel erg bijzonder. De IAAPA is overigens zeker niet de enige
attractieparkenorganisatie op de wereld. Zo bestaat er ook de
NAPHA, die op het behoud van natuur en historie in de
attractieparken let. Deze organisatie moet toch ook wel heel
blij zijn met de Efteling, want hoeveel pretparken in de
wereld maken in een jubileumjaar nu een kleine tentoonstelling
waar vele historische attributen te bezichtigen zijn uit de
geschiedenis van het park?
De tentoonstelling "Dwalen op de Rommelzolder" die in 2002 ter
gelegenheid van het gouden parkjubileum te bewonderen was, is
eigenlijk een vervolg op de tentoonstelling uit dat groots
gevierde jubileumjaar 1992. Die tentoonstelling van toen droeg
de naam "Het Rariteitenkabinet". Nu moeten we toch
eerst
even kwijt dat de Efteling beide tentoonstellingen zeer goed
heeft betiteld, want waar je in 1992 nog in de voorhal van het
Diorama alle tentoongestelde attributen netjes aan de muur kon
bekijken, waarbij veel objecten waren opgesteld in ouderwetse
kasten (“kabinetjes” dus) met een kleine omschrijving naast het
attribuut, daar moest je in 2002 in het kleine ex-souvenirwinkeltje
"In de Bonte Harlekeyn" aan het Anton Pieckplein zijn, alwaar
alle voorwerpen gewoon in een hoek waren gedumpt, om zo een
‘leuk’ rommelzoldereffect te krijgen. Het gebouwtje is van
buiten natuurlijk een toonbeeld van Pieck-ontwerp, maar van
binnen was het wel erg krap en muffig.
|
|
|
De tentoonstelling uit 1992 kunnen we ons niet
meer helemaal zuiver voor de geest halen. Ondergetekende was
toen immers pas acht jaar oud, en ik geloof dat ik dus nog
niet eens de artefacten op de bovenste planken kon zien staan.
Maar het geheel heeft toch een grote indruk op me gemaakt. De
mooie zware kasten (tegenwoordig in de
Witte Walvis te vinden)
met attributen, de stolpjes met curiosa, de vele Anton Pieck-
en Ton-van-de-Ven-tekeningen, en een groot bord met de hele
parkgeschiedenis in jaartallen: dat alles herinner ik me nog
wel goed. Overigens was het Rariteitenkabinet opgebouwd naar
een ontwerp van grafisch vormgever Robert-Jaap Jansen, die in
dat jaar eveneens het boekje “Mam, een duppie voor de kip?”
ontwierp. Vrijwel alle tentoonstellingen in de jaren na 1992
werden in de Dioramahal gehouden, zoals de kleine Anton
Piecktentoonstelling van 1995 en de
Wereldsprookjestentoonstelling van 1999. Maar geen enkele van
die tentoonstellingen kon voor de Efteling-liefhebber met een
zwak voor oude radartjes en vreemdsoortige weetfeitjes
opboksen tegen die jubileumtentoonstelling uit 1992.
De plannen voor een waar Efteling-museum als permanente
variant van het Rariteitenkabinet kwamen uit de geruchtenpoel
boven drijven ergens in 2001, en iedere keer kwam er een
bevestiging of ontkenning die dan het voorgaande weer
tegensprak. De ene keer werd er gesproken over een museum dat
in Marerijk volledig nieuw zou worden gebouwd, dan weer over
een museum in een gebouw dat al in het park zou staan, maar
niet werd gebruikt. Soms werd er gesproken over 2002 als jaar
van de opening, en dan weer werd 2003 daarvoor genoemd.
Eveneens werd regelmatig de hele geruchtenmolen even gestopt
met de melding dat het hele plan überhaupt niet door zou gaan.
Uiteindelijk heeft het (voorlopig?) geleid naar de
Rommelzolder-tentoonstelling, die hopelijk een voorzichtige stap is op weg
naar een museum dat nog ooit wordt gebouwd.
Bij binnenkomst van De Bonte Harlekeyn in het jubileumseizoen
2002 hoorde men meteen het geluid van een tikkende klok (een
verwijzing naar van de verstrijkende tijd, erg subtiel) met af
en toe een flard van Efteling-muziek en -geluid. Dit was echt
heel erg leuk gedaan. Soms werden er ook toespraken van weleer
gebruikt in de geluidsmix (o.a. een toespraak naar aanleiding
van een jubileum uit de vroege parkgeschiedenis) en er weerklonken van tijd tot tijd zelfs heerlijk
knullige oude liedjes over de Efteling en speeltuinen in het
algemeen.
|
|
|
De tentoonstelling bood in al haar chaos plaats
aan
veel attributen die niet direct thuis te brengen waren.
Waarvan is bijvoorbeeld die pop met hoge hoed en het fraaie
groene jasje? Waarvoor hebben die reuzenspeculazen gediend?
Die vierkante lampjes? De uil? En dat grote ornament met de
knuppelende man? In de tentoonstelling werd absoluut geen
duidelijkheid gegeven over wat iets nu moest voorstellen; de
herkomst van die objecten bleef een groot raadsel. Andere
objecten waren echter weer wél erg herkenbaar, zoals Holle
Bolle Gijs, Oermoeder Lot, het masker van de eerste
Trollenkoning (dat de tentoonstelling overigens nauwelijks
overleefde door al die voelende handen en handjes), de mal
voor de herauten van het Herautenplein, of een complete
opstelling van de musicerende kabouter in het Kabouterdorp.
Helaas was dit alles rommelig geëxposeerd en waren
bovendien de objecten gewoon aan te raken of zelfs te
verplaatsen. Er was geen enkele moeite gedaan om ook maar iets
te beschermen middels een vitrinekast of met een
afstandbewarend hekje. Pas in de maand mei kwam er een klein
winkeltje voorin de ruimte (met als assortiment o.a. Pieck-ansichtkaarten
en herdrukken van de openingsposter uit 1952), waardoor er
gelijk personeel aanwezig zou zijn dat toezicht zou kunnen
houden. Helaas heeft dit nauwelijks effect gehad: het
verkooppuntje werd, wellicht door een gebrek aan klandizie,
slechts gedurende een bijzonder korte periode bemand. De
Efteling zet haar mensen liever op drukke horecapunten neer;
begrijpelijk maar jammer. Uit de tentoonstelling is
ongelofelijk veel gejat (met name kleine spulletjes zoals de
rondgestrooide maar wel vastgeplakte Efteling-ducaten
verdwenen bij het leven) en er is zelfs een echt authentiek
Efteling-figuur, een bewoner die jarenlang zijn muzikale
diensten heeft bewezen aan de bezoekers, in de fik gezet. Die
arme oude zwartbaardige Fakir! Wie later in het seizoen door
de tentoonstelling wandelde zag dan ook iets heel anders dan
bij een bezoek eerder dit jaar.
Sommige attributen werden door menig Efteling-liefhebber nog
herkend van de tentoonstelling bij het veertigjarig jubileum.
Zo werden de glazen stolpjes, die in de ‘Rommelzolder’ op de
planken bij de ingang van de tentoonstelling te vinden waren,
ook toen al gebruikt. Er lagen echte 'kostbare' en emotioneel
geladen dingen onder, zoals de eerste vervangen moer van de
Python, een stukje piepschuim uit het Spookslot of enkele rode
neuzen van het Carnaval Festival uit het eerste jaar. Helaas
ontbreken ook hier de verklaringsbordjes die het
Rariteitenkabinet zo interessant maakten, en heeft ook bij de
attributen onder de stolpjes het noodloot toegeslagen van
nergens-af-kunnen-blijvende-bezoekers. Gelukkig was het snel
verdwenen ijsbordje van het Anton Pieckplein niet het
origineel (dat was namelijk een veel groter bord)
De jubileumtentoonstelling gaf ook een voorproefje van het
befaamde jubileumboek; we kwamen veel grafisch materiaal tegen
uit de Kroniek. Foto's en tekeningen bijvoorbeeld die in grote
lijsten aan de muur hingen, maar vooral de vijf grote
lichtbakken bevatten nogal wat KVES-materiaal. Tekeningen van
Anton Pieck en Ton van de Ven, krantenartikelen en uniek
fotomateriaal: het was er allemaal. De lichtbakken waren in
het begin van het seizoen, toen de kroniek nog niet te koop
was, een geweldige toevoeging aan de tentoonstelling; later
verdween de interesse voor de TL-verlichtte trapezia snel,
omdat alle informatie daarop toch in uitvoeriger vorm rustig
op de eigen kamer nagelezen kon worden in de Kroniek. Bij twee
van de lichtbakken was overigens ook echt een verwijzing naar
‘het boek’ opgenomen, zoals een foto van de stofomslag. Een
bewijs dat de lichtbakken vooral als een soort reclame
dienenden voor "Kroniek van een Sprookje"? In elk geval was
dit dan wel een erg prettige vorm van reclame.
Het laatste belangrijke onderdeel van de tentoonstelling
‘Dwalen op de Rommelzolder’ was de kleine videoruimte. Deze
was helemaal achterin de Bonte Harlekeyn te vinden. Aldaar
projecteerde men de hele dag lang de documentaire over Anton
Pieck (die in 1995 en 1996 kort verkrijgbaar was in het park)
In deze documentaire komt ook Ton van de Ven regelmatig aan
het woord over zijn illustere voorganger, waardoor de twee
grootmeesters — zoals het hoort — allebei te zien waren. Helaas
bewijst Ton van de Ven in deze documentaire dat hij maar beter
kan tekenen dan presenteren. Het oorspronkelijk vlakke
projectiescherm werd overigens in de loop van het seizoen
vervangen door een kunststof “boek” waarop de beamer zijn
stralen richtte. Dit klinkt misschien als een leuke Eftelingse
decoratie, maar eigenlijk zorgde dit “leuke” scherm er alleen
maar voor dat alle beelden vervormd werden. Liever niet dus,
dat boek.
Een heel aardig aspect van de tentoonstelling willen we niet
onbesproken laten. Erg leuk voor de terugkerende bezoeker van
de tentoonstelling (en dat waren we!) was namelijk het feit
dat er regelmatig wat nieuws te zien was. Niet alleen omdat de
liefhebbersblik telkens weer op andere objecten viel (en
sommige objecten waren wel heel erg goed verstopt achter
anderen), maar ook omdat er echt nieuwe voorwerpen werden
geplaatst. Zo werd er plots in de zomer een besturingsschijf
van Fata Morgana ontdekt, die van de ene op de andere dag
opeens vlak onder het scherm van de Pieck-documentaire stond,
en was er opeens een Sparta T-shirt uit het begin van de jaren
tachtig te vinden in het hoekje met de musicerende kabouter.
De Efteling bleek toch wel de nodige historische verrassingen
in petto te hebben voor de bezoekers van de Rommelzolder.
De tentoonstelling werd in de vierde Winter Efteling tot
verrassing van de regelmatige bezoeker geprolongeerd. Het
geheel kreeg zelfs een nieuwe naam (“Een Winters Weerzien”) en
zowaar had het parkbestuur ook een decorateur een kwartiertje
tijd gegeven voor het rondstrooien van kunstsneeuw, wat
dennentakken en een enkele kerstdecoratie. Inmiddels kenden we
de inhoud van de tentoonstelling op ons duimpje, maar bij
slecht weer was het in de Bonte Harlekeyn prima schuilen.
Buiten het vaststaande feit dat we de Rommelzolder als
extraatje in het jubileumjaar erg konden waarderen vragen we
ons wel een aantal zaken af: waarom is de Efteling nu toch
altijd zo vaag of zelfs dommig bezig? Het park had in 1992 een
prachtige tentoonstelling, goed beschermd achter glas, netjes,
en voorzien van duidelijke beschrijvende teksten die leuke
achtergronden van de voorwerpen en illustraties aanhaalden. Er
was ook volop loopruimte beschikbaar op die locatie. Maar
schijnbaar was de voorhal van de Dioramahal in 2002 niet
beschikbaar als expositieruimte? Misschien wordt deze vooral
gebruikt voor feesten en partijen, en moest er snel een andere
ruimte worden gezocht? De Efteling heeft er voor gekozen om de
Bonte Harlekeyn (uit 1954) als locatie te nemen en daar een
stuk aan te bouwen. De plek van het ‘museumpje’ daar is
natuurlijk prima — alhoewel niet echt duidelijk aangegeven —
maar de manier waarop alles was uitgestald vonden we echt
vreselijk en oneerbiedig. Meer dan “neergekwakt” en voorzien
van wat “Engelenhaar” zijn de mooie spulletjes uit de
parkhistorie hier echt niet. Snel snel even, zo kwam het over.
Gelukkig maar: wát er te zien was, was wel weer helemaal top.
En het is nog niet eens de helft van wat de Efteling nog
allemaal in haar magazijnen en kelders heeft liggen. Hopelijk
dient deze tentoonstelling dan ook als een springplank naar
een permanent Efteling-museum. Er zijn immers spulletjes
genoeg om ten toon te stellen. En de interesse is er ook, dat
bewijzen de goede bezoekerscijfers van de Rommelzolder en het
aantal verkochte exemplaren van de Kroniek wel. Een park met
zo veel geďnteresseerden als de Efteling, en een dusdanige
uitstraling en historie, is zuinigheid op haar zo belangrijke
verleden eigenlijk wel verplicht. In een
Efteling-museum zullen die honderden objecten die samen de
geschiedenis van het park vertellen hopelijk wél gewoon netjes
in vitrines worden gelegd, met een verklaring erbij en een
medewerker in de buurt. Dat moet toch best kunnen?
|
|
|
|