Terug naar de Diorama-index Pretterdam en de Hemelburcht -|- Tekening: Anton Pieck - Edits: Wonderlijke WC Web 2003
   

Locatie

Twee grote sprookjessteden bepalen het aanzicht van de korte kant van het Diorama. Daar, helemaal aan de andere kant van de plek waar we onze reis begonnen, liggen namelijk Klokkenstein en Pretterdam. Na een oversteek over de lage brug tussen beide steden zijn we vanuit de uurwerkenclave aangekomen in de vrolijke bergstad met haar machtige 'Hemelburcht' die de top van de stedelijke rotsbasis bedekt.
 

 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Veel Efteling-liefhebbers kennen het verhaal wel: Jokie de Prrretneus, sinds 1984 gastheer van het Carnaval Festival, die het saaie maar oh-zo-beschaafde plaatsje Dommeldorp weet om te toveren in een gemeente van pret en vrolijke snuiten. Zelfs de oersaaie burgemeester Droogmans van de Keurigen weet hij een rode prrretneus op te zetten en een lach te ontfrutselen.

De stad van het Diorama die we nu bekijken van achter onze glazen grens heeft, als is het dan duidelijk een flinke stad en geen dorpje in de provincie, wel wat weg van het plaatsje Dommeldorp na de door Jokie begonnen metamorfose. Er is vertier en vermaeck te over, reden te meer om het geheel te betitelen als Pretterdam.


 
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  
Het circus is in de stad!
In Pretterdam is het altijd circus, 365 dagen per jaar. De mooie ouderwetse circustent vult een deel van het kermisplein. Of binnen mini-acrobaten zwaaien op een minitrapeze is helaas niet te zien...

 


 

De Bremer Stadsmuzikanten
Grimm-index 27 - eerste deel

Er was eens een man met een ezel. Jarenlang had het dier de zakken onverdroten naar de molen gedragen, maar zijn krachten verminderden en hij werd ongeschikt voor ’t zware werk. Toen bedacht zijn meester hoe ’t hem minder duur in de kost zou worden, maar de ezel merkte dat de wind uit de verkeerde hoek woei, hij liep weg en ging nar Bremen; daar dacht hij, kon hij wel stadsmuzikant worden.

Toen hij een poosje gelopen had, vond hij een jachthond, liggende op de weg, hijgend als één die zich moe heeft gelopen. “Nu, wat hap jij naar lucht, Pakaan?” vroeg de ezel. “Ach,” zei de hond, “nu ik oud ben en elke dag minder word, en ik ook op de jacht niet veel meer waard ben, heeft mijn meester me willen doodslaan; toen ben ik weggelopen, maar waar moet ik nu de kost mee verdienen?” “Weet je wat,” zei de ezel, “ik ga naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden, ga mee en kom ook bij de muziek. Ik speel de luit en jij slaat de pauken.” Dat vond de hond best, en zo gingen ze verder.

Het duurde niet lang of daar zat een kat op de weg, met een gezicht als drie dagen slecht weer. “Nu, wat zit jou dwars, arme snorrebaard?” sprak de ezel. “Wie kan nu schik hebben, als ’t om je hals gaat, “antwoordde de kat, “omdat ik nu op jaren kom en mijn tanden stom worden en ik liever bij de kachel zit te spinnen, dan rond te jagen naar muizen, heeft de vrouw me willen verdrinken. Nu ben ik weggelopen, maar goede raad is duur: waar moet ik heen?” “Ga jij met ons mee naar Bremen, je bent toch een goeie nachtmuzikant, daar kan je straatmuzikant worden.” Dat vond de kat best en ze liep mee.

Daar kwamen de drie weggelopen zondaars langs een hoeve en op de poort zat de huishaan en schreeuwde uit alle macht. “Je kraait dat ’t iemand door merg en been gaat, “sprak de ezel, “wat scheelt er aan?” “Ik had goed weer voorspeld,” zei de haan, “omdat ’t vandaag Onze Lieve Vrouwendag is, toen ze ’t Kerstkindje z’n hemdje gewassen heeft en ’t drogen wou; maar nu morgen, met de zondag, gasten komen, heeft de vrouw toch geen medelijden met me ze wil me morgen in de soep stoppen en vanavond moet ik m’n kop laten afsnijden. Nu kraai ik maar zolang en zo hard als ik kan.” “Och kom, domme Roodkop,” zei de ezel, “trek liever met ons mee, wij gaan naar Bremen, iets beters dan de dood kun je overal vinden; je hebt een prachtstem en als we samen muziek gaan maken, dan zal dat prachtig klinken.” De haan ging op het voorstel in, en zo togen ze alle vier samen op reis.

Beste lezer, wees niet bevreesd.
Er is nog meer als ge graag verder leest.
 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Anton Pieck was een groot liefhebber van de nostalgische kermis. Niet voor niets haalde hij in 1956 de Stoomcarrousel naar de Efteling en was de sfeervolle speeltuin vol prachtige molens (van meer dan alleen ijzer en beton) één van zijn paradeplaatjes naast het Sprookjesbos. Misschien dat het daarom ook wel niet uit kon blijven dat ook het Diorama haar eigen kermis kreeg van de ontwerper, want dat stukje nostalgie en plezier vermaakt natuurlijk ook op schaal jong en oud.


 
De Rondeelrots

Voor de muren van Pretterdam ligt een grote massieve rotsklomp, met eronderdoor een spoorwegtunnel. Een aantal kleine tegen elkaar leunende huisjes vormen hierop de bebouwing. Slechts een legertje kluizenaars zal deze huisjes bewonen.

 

   
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

De Rondeelrots vanaf de achterkant gezien. Scheve huisjes, kromme daken en geen rechte lijn te vinden: alles wat de ontwerpen van Anton Pieck zo bijzonder maakt is hier in een stukje Diorama van nog geen vierkante meter verpakt.
 

 
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  
Een boer die met zijn riek de trappen van de rotsen op loopt. Vreemd. Eigenlijk zouden we namelijk van een boer toch verwachten dat hij op het platteland woont. Of dan toch tenminste aan de rand van de stad in plaats van op een kale rotspunt. Maarja, in het Diorama is wel meer een beetje... vreemd.


Tussen de stevige, ronde middeleeuwse muren van Pretterdam vinden we de kermis. Schommelschuitjes, een reuzenrad(je), de Kop van Jut, een zweefmolen en een draaimolen: het is er allemaal. Er is zelfs een circus neergestreken op het plein, waardoor de bevolking van de stad dubbel vertier heeft.

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

We kunnen de stad Pretterdam ruwweg verdelen in vijf regionen. Allereerst is er, buiten de eigenlijke muren van de stad, het bebouwde eiland Pretterdam Buiten. Dit deel van de stad heeft samen met het omliggende landschap een eigen bespreking, wat verderop in de Diorama-wandeling van het Wonderlijke WC Web. Binnen de hoge stadsmuren, die zich boogvormig rond de voet van een hoge rotsberg draperen als de muren van de Gondoreese vestingstad Minas Tirith uit de boeken van Tolkien, bevinden zich op twee niveaus afzonderlijke delen van de stad. Allereerst is er dus het kermis-niveau, maar daarachter, beschermd door wederom een linie van muren met torens en vreemde bouwsels, bevindt zich nog een stuk van de stad. Een kerkje en enkele klokgevel-huisjes bepalen daar het aanzicht. Recht voor de stad, gelegen op een ondertunnelde rotspinakel die we voor het gemak maar even de Rondeelrots noemen, bevinden zich ook een aantal bijzondere huisjes. Als een soort vooruitgeschoven wachtplaats kan van hieraf de omgeving van de stad afgespeurd worden.

 
De Bremer Stadsmuzikanten
Grimm-index 27 - tweede deel

Maar in één dag konden ze niet naar Bremen komen. ’s Avonds bereikten ze een bos, waar ze wilden overnachten. De ezel en de hond gingen liggen aan de voet van een grote boom, de kat ging in de takken, maar de haan vloog in de top, want dat vond hij het veiligst. Voor hij insliep, keek hij nog éénmaal alle vier de windstreken na, en toen meende hij dat hij heel in de verte een lichtje zag branden. Hij riep zijn kameraden toe, dat er niet ver vandaan een huisje moest zijn, want hij zag licht.

De ezel sprak: “Dan moeten we daar nog maar heengaan, want dit is geen beste herberg.” De hond zei: “een stuk vlees en wat been zou mij ook goeddoen.” Dus togen ze alle vier in de richting waar het licht vandaan kwam, en het werd helderder, en groter, en eindelijk stonden ze voor een groot rovershuis. De ezel, de grootste, ging naar ’t raam en keek naar binnen. “Wat zie je, Grauwtje?” vroeg de haan. “Wat ik zie?” zei de ezel. “Een gedekte tafel zie ik met heerlijk eten en drinken, en er zitten rovers aan en ze smullen.” “Dat zou wat voor ons zijn,” zei de haan. “Ja ja, waren we er maar,” zei de ezel.

Toen beraadslaagden de dieren, hoe ze het zouden aanleggen om de rovers weg te jagen. Eindelijk vonden ze een middel. De ezel zou met de voorpoten op de vensterbank gaan staan, de hond op de rug van de ezel, de kat bovenop de hond en de haan op de kop van de kat. Zo gezegd zo gedaan. Toen ze opgesteld waren, gaf de ezel ’t teken en ze begonnen: de ezel balkte, de hond blafte, de kat miauwde en de haan kraaide; toen stortten ze zich door het venster in de kamer, zodat de ruiten kletterden. De rovers vlogen bij ‘t ontzettend geschreeuw overeind, ze dachten niet anders of er kwam een spook naar binnen, en ze vluchtten in grote angst het bos in. Nu gingen de vier reizigers aan tafel, en aten alsof ze in geen vier weken eten zouden krijgen
.

Toen de vier muzikanten klaar waren, deden ze de lichten uit en zochten iedere een geschikte slaapplaats. De ezel ging op de mest liggen, de hond achter de deur, de kat in de haard op de warme as, en de haan op de hanenbalken; ze sliepen dadelijk in. Na middernacht, toen de rovers van verre zagen dat er geen licht meer in huis brandde, en alles doodstil was, zei de roverhoofdman: “We hadden ons toch eigenlijk niet zo moeten laten wegjagen,” en hij beval één van hen om eens naar binnen te gaan om eens te kijken. De afgezant vond alles stil, sloop naar de keuken om licht te maken, en hij nam een zwavelstok want hij wilde die aansteken aan twee vurige kolen die hij zag gloeien.

Maar de kat vond dat niet leuk, vloog hem in ’t gezicht en krabde hem. Hij schrok, en wou door de achterdeur ontsnappen, maar toen trapte hij op de hond en die beet hem in zijn been; hij rende weg over de hof langs de mesthoop en de ezel gaf hem een flinke trap met zijn achterpoot, en de haan van ’t gestommel wakker was geworden, riep van de hanenbalk: “Kukelekuu!” En de rover liep wat hij lopen kon, kwam bij de hoofdman en zei: “Het huis is ingenomen door een gruwelijke heks, ze heeft me met haar harde vingers in ’t gezicht gekrabd, en voor de deur staat een kerel met een mes die in m’n been stak, op de hof ligt een zwart ondier dat met een knots op mij lossloeg, en bovenop het dak zit de rechter en roept: ‘Hier met de schurk!’ zodat ik maakt dat ik wegkwam.” Nu durfden de rovers voortaan niet meer in ’t huis; maar de vier Bremer stadsmuzikanten vonden het er zo heerlijk, dat ze er bleven. En dit verhaal wordt overal verteld!
 


 
 

 
Brand in de wachttoren!

Dat in Duisterstee de boel door de bliksem in lichterlaaie staat zal niemand ontgaan. Maar wie zorgvuldig kijkt ziet ook hier de sporen van het vuur: uitgebrande ramen en roetsporen op het dak. Dat de twee hoektorentjes bijna - als waren ze gesmolten van de hitte - naar weerszijden hangen, dat zal wel zo z'n eigen reden hebben.

 

  
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Het tweede niveau van de stad, boven het kermisplein. We zien, zoals in elke Diorama-stad, een kerkje, maar ook een stuk stadsmuur met daarop torens en wachtlokalen.
 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Het vijfde en meest opvallende onderdeel van Pretterdam is echter toch wel het enorme en sierlijke kasteel dat trots met ranke torens de hoge bergpiek waar de stad omheen is gebouwd bekroont. Dit gebouw is het fijnst uitgevoerde kasteel van het hele Diorama, met torens en spitsen die in een woud van langwerpige kegeltjes zich tegen de achtergelegen wolkenlucht verheffen. Er is toch werkelijk geen passender naam mogelijk dan “de Hemelburcht”, waarbij we inderdaad de link leggen met de dichtbebouwde planeetbollen in de attractie Droomvlucht.

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Hoger, sneller, harder!
Hoger, sneller en harder draait de grote zweefmolen van Pretterdam. Verderop, bij de mooie oude draaimolen, gaat het een stuk rustiger toe. De kleine zit voor een duppie op het paard; vader en moeder kopen een oliebol bij de kraam. Beschermd door de eeuwenoude veilige muren van de stad kan het tafereel zich eeuwig blijven herhalen. Hoger, sneller en harder. Steeds weer.
 

 
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  
Meteora?
In de bergen voorbij de stad ligt dit bouwwerk, geplakt tegen de rotsen als de kloosters van Meteora in Griekenland. En net als daar in Zuid-Europa zijn ze ontoegankelijk voor eenieder behalve de meest vasthoudende reiziger.

 


Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

 
De Drie Spinsters

Grimm-index 13


Er was eens een meisje. Ze was lui en wou niet spinnen. De moeder kon zeggen wat ze wilde, spinnen deed ze niet. Eindelijk werden toorn en ongeduld de moeder te machtig, ze schudde haar kind, gaf het slaag en ze begon te schreien. Daar kwam juist de koningin voorbij, en toen ze het luide schreien hoorde, kwam ze het huis binnen en vroeg aan de moeder, waarom ze haar dochter zo sloeg, dat men op straat het schreien kon horen. Toen schaamde de vrouw zich de luiheid van haar kind aan de kaak te stellen, en ze zei: “Ik kan haar niet van ’t spinnen afhouden, altijd en eeuwig wil ze maar spinnen, en ik ben arm en kan niet zoveel vlas krijgen.” De koningin antwoordde: “Ik hoor niets liever dan spinnen en voel me nooit gelukkiger dan als de raadjes snorren, geef me uw dochter maar mee naar ’t slot, vlas heb ik genoeg, dan kan ze spinnen zoveel ze lust heeft.”
 
De moeder was van harte blij, en de koningin nam het meisje met zich mee. Toen ze in ’t slot gekomen waren, bracht ze haar naar boven, naar drie kamers, die lagen van onder tot boven vol met ’t prachtigste vlas. “Spin dit vlas maar voor me,” zei ze, “en als je dat klaar hebt, mag je mijn oudste zoon als man hebben, al ben je arm, dat geeft niets, onverdroten vlijt is bruidsschat genoeg.” Het meisje schrok eigenlijk, want ze kon het vlas niet in drie dagen spinnen, en als het driehonderd jaar geweest was, had ze het nog niet gekund, al had ze van de morgen tot de avond erbij gezeten. Toen ze dus alleen was gelaten, begon ze weer te schreien en zat er drie dagen zonder een vinger uit te steken. De derde dag kwam de koningin, en toen ze zag dat er nog niets gesponnen was, verbaasde ze zich, maar het meisje verontschuldigde zich, dat ze nog niet had kunnen beginnen, ze was nooit van huis geweest en zo bedroefd. Dat kon de koningin wel begrijpen, maar bij het weggaan zei ze toen: “Morgen moet je met ’t werk beginnen.”
 
Toen het meisje weer alleen was, wist ze zich helemaal geen raad en ze ging in haar wanhoop naar ’t venster. Daar zag ze drie vrouwtjes naderen. De ene had een brede platvoet, de tweede had een grote onderlip, die tot over haar kin hing, en de derde had een dikke duim. Ze bleven voor ’t raam staan, keken naar boven en vroegen haar, wat haar scheelde.
 

Ze klaagde haar nood, toen boden ze haar hulp aan en zeiden: “Wil je ons op je bruiloft noden, je niet voor ons schamen en zeggen dat we familie van je zijn, ons ook aan je tafel laten – dan zullen we alle vlas opspinnen en wel heel gauw.” “Heel erg graag,” antwoordde ze. “Kom meteen binnen en begin dadelijk.” Toen liet ze de wonderlijke vrouwtjes binnen en ze maakte een plek vrij in de eerste kamer, waar ze konden zitten en ze waren meteen al aan de ’t spinnen.

De een trok de draad en trapte het wiel, de tweede maakte de draad vochtig, die derde draaide hem rond en sloeg met haar vinger op tafel, en telkens als ze sloeg viel er een tol garen op de grond, allerfijnst gesponnen. Voor de koningin verborg ze de drie spinsters, ze toonde alleen, zo vaak zij bovenkwam, de grote massa gesponnen garen, zodat de koningin geen woorden genoeg had om haar te prijzen. Toen de eerste kamer leeg was, begonnen ze aan de tweede, eindelijk dan de derde en die was ook weldra opgeruimd en klaar. Nu namen de drie vrouwtjes afscheid en ze zeiden tegen ’t meisje: “Vergeet niet wat je ons beloofd hebt, het zal nog je geluk zijn.” Het meisje kon nu aan de koningin drie lege kamers tonen en een stapel gesponnen garens.

De bruiloft werd nu aangericht, en de bruidegom was blij, dat hij zo’n handige en vlijtige vrouw kreeg, en hij prees haar uitbundig. “Ik heb nog drie oude nichten
, zei het meisje, “daar heb ik erg veel aan te danken, daarom wilde ik ze niet graag vergeten in mijn geluk: mag ik ze op de bruiloft vragen en mogen ze dan bij mij aan tafel zitten?” De koningin en de bruidegom zeiden: “Waarom zouden we dat niet goedvinden?”

Toen het feest begon, kwamen de drie vrouwtjes binnen, wonderlijk uitgedost en de bruid zei: “Welkom, wees welkom lieve nichten.” “Och,” zei de bruidegom, “hoe kom je aan zulke wezens in de familie?” en hij ging naar de eerste met haar brede platvoet en vroeg: “Hoe kom je aan zo’n platvoet?” “Van ’t trappen,” zei ze, “van ’t trappen.” Nu ging de bruidegom naar de tweede toe en zei: “Hoe kom je aan zo’n hanglip?” “Van ’t likken,” zei ze “van ’t likken.” Toen vroeg hij aan de derde: “Hoe kom je aan zo’n dikke duim?” “Van ’t garendraaien,” zei ze, “van ’t garendraaien.” Toen schrok de prins en zei: “Dan zal mijn mooie bruidje nooit of te nimmer meer een spinnewiel aanraken!”
En zo was ze meteen van ’t spinnen af!
 


 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Het kasteel is met de onderliggende stad verbonden via een smal zigzagweggetje aan de linkerkant van de rots waarop het gebouwd is. Een tweede verbinding is een stuk opvallender: een enorm bastion in de vorm van een logge toren verheft zich namelijk vanaf het tweede niveau van de stad tot op de hoogte van de torens van het kasteel. Zowaar: weer een Tolkieneske overeenkomst tussen Pretterdam en Minas Tirith. Hebben we hier soms te maken met een mini-Gondor? Of zijn het de universele stereotypen van de wereld van de fantasie en het West-Europese verleden die zowel Pieck als Tolkien mateloos inspireerden?


 
Aan de Poort van Pretterdam
Twee stevige torens en een muur met kantelen bewaken de toegang tot de stad. Een kleurrijke stoet oude automobielen rijdt tussen Klokkenstein en Pretterdam over de brug. De zware deuren staan, in deze tijd van vrede, ver open om de vreemdelingen te verwelkomen.

 

    
Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Als geheel maakt Pretterdam een heel andere indruk dan haar nabije zusterstad Klokkenstein. Waar deze laatste haar schoonheid toch vooral te danken heeft aan een bijna Weense chique, is het bij Pretterdam veel meer de tot leven gekomen droomwereld van jonkvrouwen, ridders, kastelen, hoge muren en roemrijke edellieden die haar vorm en daarmee gepaard gaande pracht bepalen.

Het Diorama - Pretterdam en de Hemelburcht -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web   
 
Het zal moeite kosten om Pretterdam met al haar vreugde vaarwel te zeggen. Gelukkig hoeft dat ook nog niet direct. Wie namelijk de ramen van het Diorama in oplopende volgorde volgt komt eerst nog langs het kleine Pretterdam Buiten dat ligt bij de prachtige Klippervalei. Reizigers die de tegenovergestelde richting op gaan horen in de verte de klokken al luiden in Klokkenstein.
 

 

© 2001 - 2003 Het Wonderlijke WC Web