Sommige gebeurtenissen en nieuwigheden
zijn niet of bijna niet in één specifiek jaar te plaatsen.
Deze zijn dan ook per decennium bij elkaar gezet na de
betreffende jaartallen.
1952
Opening Sprookjesbos
Kasteel van Doornroosje
paddenstoelenparcours
Langnek
Sprekende Papegaai
Chinese Nachtegaal
Put en huisje Vrouw Holle
Toiletten en kabouter Kleine Boodschap
Grot van Sneeuwwitje en de zeven dwergen
Herautenplein met de Kikkerkoning, de Magische Klok en de
Prinsenpoort
Muzikale paddenstoelen
Siertuin
1953
Klein Duimpje-prullenmanden
Inrichting kamers in kasteel van Doornroosje.
Toevoeging bewoners:
Doornroosje, schildwacht en twee slapende koks
Roodkapje en de wolf
De Rode Schoentjes
1954
Heksenpoort als
ingang van Sprookjesbos. Soldatenpoort toegangspoort Anton
Pieckplein, later gebruikt als zij-ingang
Sprookjesbos
Borstbeeld Kogeloog. Beeld met rijmpje en vijvertje
verdwijnt enkele jaren later
Magische
Liefdesbron
Vijver rond
Kikkerkoning
1955
Vijvertje
rond Langnek
Hans en Grietje
1956
Ezeltje-strek-je in
Speeltuin
1957
Duiventil achter grot van Sneeuwwitje voor gekleurde duiven
op Herautenplein
1958
Vliegende Fakir
1960
Huisje van grootmoeder van Roodkapje. Houten
Roodkapje-tafereel verdwijnt
1961
Beeldje “Tien jaar kindervreugde” in Siertuin
1952
- 1961
Wegwijzers en borden
Langneks
eerste gedaanteverwisseling
In den Noordpool
Omvorming
houten Roodkapje tot wegwijzer
Menuet van Bach uit muzikale paddenstoelen
ter vervaninging compositie Jan van Oort
Toevoeging en verdwijnen "watereffect" put Vrouw Holle
Verwijdering ijzeren "basket" Kikkerkoning
1962
Herautenplein bestraat met maaskeitjes
Spiegeltje aan de wand in Sprookjesmuseum
1963
Sprookjesmuseum met sprookjesattributen in vitrines en
knuppel-uit-de-zak aan muur
Kleine Boodschap gestolen door studentenvereniging
1964
Magische Liefdesbron verdwijnt, decortje blijft behouden.
Opening Dansende Dolfijn
Start bouw Indische Waterlelies
1965
Knuppel in Sprookjesmuseum bewegend gemaakt
Verkooppunt op Herautenplein
1966
Indische Waterlelies
1967
Niveauverschil in vloer bezoekersruimte Indische Waterlelies
1968
Aanleg van spoortraject van Stoomtrein, welke aan west- en
noordkant van het Sprookjesbos grenst
1970
Dansende Dolfijn verdwijnt, decortje blijft behouden.
Opening Zeemeermin
Opa Gijs
1962 - 1971
Verhalen ingesproken door Peter Reijnders bij 'De Zes
Dienaren' en 'De Magischë Klok'
Verkooppunt Kogeloog
Wagen Gijs
1972
Grote bewoonde Kabouterhuis
1973
Boekanier Gijs
Wolf en
de Zeven Geitjes
1974
Holle boom met muziekkabouter
1975
Toevoeging speelkamer aan huisje Zeven Geitjes
Nieuwe grot voor Sneeuwwitje, met animatronickabouters en
veel mooier decor
1977
In den Ouden Marskramer
Poppen Hans en Grietje vervangen door animatronics
1979
Lichaam, inclusief hals, van Langnek vernieuwd. Eerder werd
het hoofd van de dienaar al vervangen. Deze
gedaantevernieuwing is de laatste die Langnek heeft
ondergaan
Draak Lichtgeraakt vervangt Chinese Nachtegaal. Muurtje en
tak van nachtegaal blijven behouden en maken nu deel uit van
decor draak
1980
Kabouterdorp compleet door toevoeging van paddenstoel met
schrijvende kabouter en waterradhuisje van kabouterechtpaar
Nieuwe stem (Barbara Hofman) voor verhaal Indische
Waterlelies
1981
Nieuw kasteel Doornroosje
Torenkamerscène
Doornroosje uitgebreid met spinnende boze fee
1972
- 1981
Sluiting
'In den Noordpool'
Nieuw hoofd Langnek
Verandering ligging hoofdingang
Sprookjesbos
Verhalen van veel sprookjes ingesproken door Wieteke van
Dort
In plaats
van chocolade- nu plasticdukaten met sprookjesfiguren uit
Ezeltje
Het historisch overzicht gaat verder op
deze pagina
|
De
vertelling begint natuurlijk allereerst in Kaatsheuvel, waar
stichting ‘Natuurpark de Efteling’ in 1950 werd opgericht
ter vervanging van de stichting ‘Sportpark’ van pastoor de
Klijn en kapelaan Rietra. De twee geestelijken exploiteerden
hun trapveldje en speeltoestellen al jaren ter vermaak van
de lokale jeugd, maar in die eenvoudige, kleinschalige
Katholieke gemeenschapszin was behoorlijk wat verandering
gekomen met de komst van een nieuwe burgervader in de
gemeente. De autoritaire maar vooruitziende Van der Heijden
had op kosten van de gemeente (400.000 gulden) vijvers laten
graven, gazons laten zaaien en paden laten leggen. De
ingenieurs Heidelberger en Markvoort maakten het plan, en zo
werd het ook uitgevoerd. Niet zomaar natuurlijk; Van der
Heijden zag in dat de Langstraat niet tot in de eeuwigheid
op schoenmakerij kon draaien. Toerisme was zijn wedpaard, en
het juiste, naar al snel bleek.
Met Van der Heijden is de eerste hoofdpersoon op het toneel
verschenen. Voor de tweede hoeven we niet ver te zoeken: de
Eindhovense cineast Peter Reijnders was namelijk de zwager
van Van der Heijden; een rascreatieveling en onstuitbare
uitvinder/knutselaar
met
ideeën te over. Toen de burgemeester (of eigenlijk zijn
vrouw, maar dit speelt zich voor het feminisme af) hem op
een familiefeestje in 1951 vroeg eens na te denken over een
verdere invulling van ‘De Efteling’ was Reijnders snel
gestrikt. Een idee had de meermaals bekroonde filmer al; in
dat zelfde jaar ontwikkelde hij namelijk voor het
zestigjarig bestaan van de N.V. Philips in zijn stad een
tijdelijk sprookjespark vol technische snufjes. Zoiets moest
de Efteling (waar men stug doorwerkt aan theehuizen,
speeltuinen en plannen voor een zwembad en een heus
panoramarestaurant) ook krijgen, maar dan groter en beter,
is zijn insteek.
Reijnders is echter zeer wel op de hoogte van zijn
kwaliteiten en gebreken. Hoe ver zijn technisch talent en
gevoel voor kwaliteit ook reikt, een écht mooi nostalgisch
sprookjesbos ontwerpen kan hij niet. Anton Pieck (ah, daar
is nummer drie!), romatiserend illustrator van honderden
boeken en sprookjesbundels, kan dat natuurlijk wél.
Reijnders stelt zich tot doel zijn techniek te combineren
met de ingetogen esthetiek van Pieck. Er is nog slechts één
horde te nemen tot het Sprookjesbos-drietal compleet is: hoe
haalt hij Anton Pieck over zich in het unieke
Noord-Brabantse avontuur te storten?
Gestoken in zijn netste pak
en met zijn immer vlotte babbel paraat vertrekt Reijnders
naar Overveen om daar zijn plannen aan de illustrator voor
te leggen. Een eerdere “neen” van Pieck door de telefoon
heeft hem niet uit het veld geslagen. Een geforceerde
afspraak van vijftien minuten lijkt hem genoeg om de plannen
te kunnen uitleggen en daarmee de weg naar samenwerking in
te slaan. Pieck ziet het werkelijk niet zitten.
Bordkartonnen sprookjes zullen het vast worden, in felle
kleuren. Zijn stijl past helemaal niet in dat park met die
moderne speeltuin. Bovendien heeft hij geen tijd. Maar
Reijnders geeft niet op, praat en praat, tot Pieck lacht:
het ijs is gebroken, een Sprookjesbos geboren. Jo Pieck
heeft het wel door: haar man is gevallen voor de bezwerende
dosis enthousiasme van de Eindhovense techniektovenaar.
|
Reijnders moet Pieck wel een
aantal beloften doen, die hij echter met graagte en in
wederzijdse overeenstemming maakt: bij de bouw van het
Efteling-Sprookjesbos zal alleen met authentieke materialen
gewerkt worden, echte oude stenen, echte dakpannen, echte
houten balken, waaraan je je kunt stoten zonder dat ze
breken en uit karton blijken te bestaan. Hij belooft Pieck
dat alles zo gebouwd zal worden dat mensen de indruk zullen
hebben dat dit geen tekeningen zijn van Pieck die in 't echt
zijn nagebouwd, maar andersom: dat de gebouwen er eerst
waren en Pieck ze vervolgens aan het papier heeft
toevertrouwd. Die visie bevalt Pieck en algauw merkt hij dat
hij nog wel meer met Reijnders gemeen heeft: beide mannen
willen mensen een romantische bril opzetten en een
artistieke wereld creëren te midden van een jachtige
samenleving.
Hans Vogelesang (in: “Anton
Pieck, zyn leven, zyn werk”) beschrijft Piecks nostalgische
zienswijze als een dichotomie, een samengaan van het
"bezonken verlangen naar een geïdealiseerd verleden" en "de
fantastische sfeer van sage en sprookje". Wat deze
dichotomie samenhoudt is de feilloze smaak, de fijne humor
en de meesterlijke techniek van de tandem Reijnders-Pieck.
Beide mannen blijken elkaar perfect aan te voelen en aan te
vullen. Ze gaan vol goede moed aan de slag: Pieck maakt
honderden ontwerpen voor talloze bouwwerken,
sprookjesfiguren en decoraties, terwijl Reijnders met het
oog van
een psycholoog die onfeilbaar zeker de verlangens van het
kind, en het kind-in-de-volwassene, weet te peilen, op zoek
gaat naar manieren om de ontwerpen van Pieck leven in te
blazen.
Het tweetal en hun gemeentelijke opdrachtgever hebben geen
tijd te verliezen. Het Sprookjesbos moet in mei 1952
namelijk haar poorten openen. In het voorjaar van dat jaar
werken bouwlieden op kosten van de gemeente, die door
toedoen van Ven der Heijden nog eens 600.000 gulden naar het
park schuift, aan de sprookjesachtige bouwsels van Pieck.
Een kasteeltje verreist op een zandheuvel, een put wordt
gegraven, houten beelden worden geplaatst, een kasteelplein
gelegd: de basis van het Sprookjesbos zoals we dat nu nog zo
goed kennen ontstaat in niet veel meer dan een lenteseizoen.
Reijnders experimenteert er op los: bandrecorders,
korsetbaleinen, voetballen, orgelmechanieken, elastiek en
touw: de hele santenkraam past hij toe om het bos tot een
levend geheel te maken. Beide heren houden het proces
nauwgezet in de gaten; geen detail ontsnapt aan hun kritisch
oog. Op de achtergrond trekt Van der Heijden als een
waarachtig en correct aristocraat aan de touwtjes.
Een paar dagen voor de grote
dag op 31 mei 1952, werkt lang niet alles naar behoren;
hiermee ontstaat meteen een Efteling-traditie die later door
het Droomvlucht-debacle nieuwe proporties krijgt. Met man en
macht werkt een team van (o.a. Philips-)medewerkers aan de
technische kant van de sprookjes. Er is twijfel over het
succes van de weerbarstige uitbeeldingen. Zal het publiek
het kunnen waarderen? Wordt het een succes?
|
En dat succes, dát is er
gelukkig wél. Wanneer het Sprookjesbos, en daarmee de
Efteling in haar nieuwe incarnatie op 31 mei 1952 haar
poorten opent, vermoedt niemand dat aan het eind van het
seizoen 222.941 bezoekers zullen worden genoteerd. De totale
investering van ongeveer een miljoen gulden, waarmee het
park, het Sprookjesbos, de speeltuin én het Café-restaurant
zijn aangelegd en gebouwd, blijkt te renderen. Anton Pieck
was er anders niet echt gerust op: "Het was gek," vertelt
hij in de videodocumentaire die naar aanleiding van zijn
85ste verjaardag werd gemaakt, "ik had gedacht: dat wordt
een groot fiasco. En ik had ook gedacht dat als ik een jaar
later nog eens in de buurt van Kaatsheuvel kwam, dat ik dan
een beetje moest oppassen omdat het een grote mislukking zou
worden." Maar het tegendeel blijkt waar: het Sprookjesbos is
een schot in de roos en Anton Pieck zal nog tot vlak voor
zijn dood in 1987 heel regelmatig een bezoek brengen aan
Kaatsheuvel. Zonder schaamte of vermomming.
Niet alleen het publiek is enthousiast, maar ook de pers
schrijft zeer lovend over het sprookjesproject van Pieck en
Reijnders, die 31ste mei. "De vindingrijkheid van Peter
Reijnders," jubelt het Eindhovens Dagblad enigszins
chauvinistisch door de grote Eindhovense inbreng in het
geheel, "die met zijn technische medewerkers dit alles
mogelijk maakte, en de artisticiteit van Anton Pieck kregen
hier de unieke kans een sprookje in vier dimensies te
realiseren. Het resultaat is verrassend; de techniek is hier
in dienst gesteld van de ieder aansprekende romantiek en
groot en klein waant zich in een andere wereld."
Ter ere van het drietal Van der Heijden, Reijnders en Pieck
wordt in 1992, in het Sprookjesbos, een monument in de vorm
van een driekantige zuil onthuld. Vanaf hun wolkjes in de
hemel kijken de aartsvaderen van de Efteling vast met
vreugde en een goedkeurende blik toe hoe hun creatie dat
jaar uitgeroepen wordt tot het beste attractiepark ter
wereld. Toch heel wat, voor iets dat ooit begon met enkel
wat échte stenen en korsetbaleinen.
|