|
Het WWCW-team loopt het hele jaar door rond
in het Kaatsheuvelse sprookjespark. Meestal geeft dat ons een
heerlijk gevoel vol plezier, nostalgie en rust. Maar bovenal
geeft het ons een gevoel van 'thuis' en een warme, gemoedelijke
sfeer. Eén keer echter was de dag heel anders dan we van te
voren hadden verwacht. Vol met droevigheid en eindeloos geween.
Lees hier over die dag, waarop we eveneens een nieuwe Sprookjes-WC
ontdekten.
|
Elfenkoning Oberon
Het was winter... de lucht was grauw en de thermometer had
zijn laagste punt bereikt. Maar hoe koud het ook is, het
WWCW-team is nooit en te nimmer weg te slaan uit het
prachtige parkje in Kaatsheuvel, zo ook niet op de dag dat
we dit wonderlijke avontuur beleefden.
Het was geen gewone Efteling-dag zoals alle andere dagen
die we het afgelopen winterseizoen meegemaakt hadden. Het
was de laatste dag van de Winter-Efteling en het was
ontzettend rustig in het park; zo rustig zelfs dat het een
beetje een naar gevoel gaf in onze Efteling-harten. Maar
de rust die heerste in het park was niet het enige vreemde.
Sprookjesfiguren en andere bewoners van de Efteling leken
zich anders te gedragen dan normaal. Tijdens ons rondje
Sprookjesbos viel het op dat de Trollenkoning een stuk
minder lol had in zijn toekomstvoorspellingen. Hij leek
zelfs een beetje bedroefd! De altijd al zo treurige
Raponsje leek dit maal écht verdriet te hebben, en de
druppels die zo vaak uit Draak Lichtgeraakts neus vallen
kwamen deze keer uit zijn betraande ogen. Wat was er toch
aan de hand?
In de Fata Morgana was het helemaal een vreemde
gewaarwording. Alle bewoners van de verboden stad leken
treurig en bedroefd. Ze hadden geen enkele zin om ook maar
één seconde hun vaste programma af te draaien. Het enige
dat ze deden was staan en diep zuchtend het hoofd van
links naar rechts schudden. Alle drie de fluitspelers
hadden
hun fluit naast zich neergelegd, en bliezen een droevig
deuntje langs hun lippen. Het was duidelijk voor ons: de
bewoners van de Efteling zaten ergens mee. Iets dat hen
allen ontzettend aangreep. Nadat we ook Hugo op enkele
dikke tranen betrapten, besloten we op onderzoek uit te
gaan.
Met de twee vorige avonturen in onze geheugens gegrift
wisten we prima hoe we tot na sluitingstijd in het park
konden blijven, en dat besloten we ditmaal wederom te doen.
Het kasteel van de stiefmoeder van Sneeuwwitje leek ons
een prima plaats om ons te verschuilen zodat we na achten
rustig op onderzoek konden gaan, maar de boze stiefmoeder
had ons al gezien en schopte ons als de wiedeweerga haar
kasteeltje uit. “Niemand, maar dan ook niemand zal hier
ooit verblijven nadat de poorten gesloten zijn!” bulderde
ze. Iets wat ons daar echter meteen opviel was dat de
stiefmoeder helemaal niet zo bedroefd was als alle andere
figuren! Ook Ezeltje-strek-je en de herauten leken niet
echt aangeslagen te zijn; vreemd...
Het begon al tegen achten te lopen en we hadden nog steeds
geen goede schuilplaats gevonden. Gelukkig kwam een van
ons op het idee om een oude kennis om hulp te vragen. Met
dat idee in ons achterhoofd liepen we met stevige pas
richting Repelsteeltje. Ook hij deed erg vreemd. Hij was
niet als anders vrolijk in zijn huisje aan het zingen en
springen, maar lag rustig op zijn stro-bedje een pijpje te
roken en pinkte af en toe een traantje weg. Gelukkig
konden we in zijn huisje schuilen totdat het park veilig
was voor ons onderzoek naar de aangeslagen Eftelingers. We
vroegen natuurlijk meteen ook Repelsteeltje het hemd van
het lijf over alle vreemde zaken die we die dag waren
tegen gekomen, maar er kwam niks ander uit het ventje dan
de stilletje geprevelde woorden: “Het is voorbij... het is
allemaal voorbij...”
Na een uur was het veilig genoeg om het park weer in te
trekken, maar vlak voordat we Repelsteeltje's huisje
verlieten zei hij nog iets terwijl hij z'n neus snoot in
een geruite zakdoek: “Zoek Oberon... die kan jullie helpen”.
Met die info liepen we richting Droomvlucht waar we via
een nooduitgang de Wereld der Dromen inslopen. We kwamen
terecht in de sterrentunnel en we wisten dat we dichtbij
Oberon waren; we haastten ons richting de elfentuin waar
Oberon met zijn Elfjes al tien jaar een vredig bestaan
leidt. Maar wat we in de tuin aantroffen was iets wat we
niet verwacht hadden ooit nog te zien. Het was er een
enorme chaos... bladeren lagen op de grond, bloemen waren
verwelkt en de prachtige elfenhuisjes lagen in honderden
stukken dorrig op de grond.
Het meest vreemde was echter dat er helemaal niemand was!
Geen Oberon, geen elfjes en geen dieren, ze waren allemaal
weg! Het enige dat we hoorden was een hevig gesnik, achter
een flinke berg bladeren. We slopen erop af en hoe dichter
we bij de berg kwamen, hoe duidelijker we zagen wie
erachter zat. Het was de Elfenkoning Oberon zelf! zijn
mooie kroon stak een beetje boven de berg uit en daaraan
herkenden we hem. Maar oeps, één van ons trapte op een
droog takje wat een nogel duidelijke 'knak' gaf in de
stilte van de Efteltuin. Oberon keek verschrikt over de
berg, zag ons, en vluchtte weg richting de sterrentunnel.
Via het rijk der Hemelburchten vluchtte hij het Zompenwoud
in. Zo vlug we konden renden we hem achterna. Na veel
geklim en gevaarlijke afdalingen in het Zompenwoud, dat al
even chaotisch en dor was als de Elfentuin, kwamen we
beneden aan, maar Oberon was al uit ons zicht verdwenen.
Het enige dat we nog hoorden in de verte was zijn gehuil.
Het kwam uit het Wondermoeras!
Daar aangekomen misten we ook al onze trollenvriend met
zijn drie mooie elfjes, maar wat we wél zagen was de deur
achter zijn vaste stek, die op een klein kiertje stond...
Dat was meteen de plaats waar het gejammer vandaan kwam.
Muisstil gingen we bij de deur staan om te luisteren naar
Oberons geween. We wisten het zeker... we hadden wederom
een nieuwe WC gevonden in de wondere wereld van de
Efteling. Maar Oberon prevelde opeens wat woordjes, en dus
luisterden we stilletjes. “Vader, waarom? Waarom verlaat
gij ons? Beste mijnheer Ton... We kunnen niet zonder U!”
WWCW'er Bram Elstak maakte nog snel even een schets van
het kleinste kamertje van Droomvlucht voor we de koning
stilltjes alleen lieten met zijn ondraaglijke verdriet.
|
|
|
|