Sprookjes-WC's - Elfenkoning Oberon

 

Het WWCW-team loopt het hele jaar door rond in het Kaatsheuvelse sprookjespark. Meestal geeft dat ons een heerlijk gevoel vol plezier, nostalgie en rust. Maar bovenal geeft het ons een gevoel van 'thuis' en een warme, gemoedelijke sfeer. Eén keer echter was de dag heel anders dan we van te voren hadden verwacht. Vol met droevigheid en eindeloos geween. Lees hier over die dag, waarop we eveneens een nieuwe Sprookjes-WC ontdekten.
 

 
Elfenkoning Oberon


Het was winter... de lucht was grauw en de thermometer had zijn laagste punt bereikt. Maar hoe koud het ook is, het WWCW-team is nooit en te nimmer weg te slaan uit het prachtige parkje in Kaatsheuvel, zo ook niet op de dag dat we dit wonderlijke avontuur beleefden.

Het was geen gewone Efteling-dag zoals alle andere dagen die we het afgelopen winterseizoen meegemaakt hadden. Het was de laatste dag van de Winter-Efteling en het was ontzettend rustig in het park; zo rustig zelfs dat het een beetje een naar gevoel gaf in onze Efteling-harten. Maar de rust die heerste in het park was niet het enige vreemde. Sprookjesfiguren en andere bewoners van de Efteling leken zich anders te gedragen dan normaal. Tijdens ons rondje Sprookjesbos viel het op dat de Trollenkoning een stuk minder lol had in zijn toekomstvoorspellingen. Hij leek zelfs een beetje bedroefd! De altijd al zo treurige Raponsje leek dit maal écht verdriet te hebben, en de druppels die zo vaak uit Draak Lichtgeraakts neus vallen kwamen deze keer uit zijn betraande ogen. Wat was er toch aan de hand?

In de Fata Morgana was het helemaal een vreemde gewaarwording. Alle bewoners van de verboden stad leken treurig en bedroefd. Ze hadden geen enkele zin om ook maar één seconde hun vaste programma af te draaien. Het enige dat ze deden was staan en diep zuchtend het hoofd van links naar rechts schudden. Alle drie de fluitspelers Sprookjes WC Elfenkoning Oberon -|- Tekening: Bram Elstak (c) Het WWCW 2003hadden hun fluit naast zich neergelegd, en bliezen een droevig deuntje langs hun lippen. Het was duidelijk voor ons: de bewoners van de Efteling zaten ergens mee. Iets dat hen allen ontzettend aangreep. Nadat we ook Hugo op enkele dikke tranen betrapten, besloten we op onderzoek uit te gaan.

Met de twee vorige avonturen in onze geheugens gegrift wisten we prima hoe we tot na sluitingstijd in het park konden blijven, en dat besloten we ditmaal wederom te doen. Het kasteel van de stiefmoeder van Sneeuwwitje leek ons een prima plaats om ons te verschuilen zodat we na achten rustig op onderzoek konden gaan, maar de boze stiefmoeder had ons al gezien en schopte ons als de wiedeweerga haar kasteeltje uit. “Niemand, maar dan ook niemand zal hier ooit verblijven nadat de poorten gesloten zijn!” bulderde ze. Iets wat ons daar echter meteen opviel was dat de stiefmoeder helemaal niet zo bedroefd was als alle andere figuren! Ook Ezeltje-strek-je en de herauten leken niet echt aangeslagen te zijn; vreemd...

Het begon al tegen achten te lopen en we hadden nog steeds geen goede schuilplaats gevonden. Gelukkig kwam een van ons op het idee om een oude kennis om hulp te vragen. Met dat idee in ons achterhoofd liepen we met stevige pas richting Repelsteeltje. Ook hij deed erg vreemd. Hij was niet als anders vrolijk in zijn huisje aan het zingen en springen, maar lag rustig op zijn stro-bedje een pijpje te roken en pinkte af en toe een traantje weg. Gelukkig konden we in zijn huisje schuilen totdat het park veilig was voor ons onderzoek naar de aangeslagen Eftelingers. We vroegen natuurlijk meteen ook Repelsteeltje het hemd van het lijf over alle vreemde zaken die we die dag waren tegen gekomen, maar er kwam niks ander uit het ventje dan de stilletje geprevelde woorden: “Het is voorbij... het is allemaal voorbij...”

Na een uur was het veilig genoeg om het park weer in te trekken, maar vlak voordat we Repelsteeltje's huisje verlieten zei hij nog iets terwijl hij z'n neus snoot in een geruite zakdoek: “Zoek Oberon... die kan jullie helpen”. Met die info liepen we richting Droomvlucht waar we via een nooduitgang de Wereld der Dromen inslopen. We kwamen terecht in de sterrentunnel en we wisten dat we dichtbij Oberon waren; we haastten ons richting de elfentuin waar Oberon met zijn Elfjes al tien jaar een vredig bestaan leidt. Maar wat we in de tuin aantroffen was iets wat we niet verwacht hadden ooit nog te zien. Het was er een enorme chaos... bladeren lagen op de grond, bloemen waren verwelkt en de prachtige elfenhuisjes lagen in honderden stukken dorrig op de grond.

Het meest vreemde was echter dat er helemaal niemand was! Geen Oberon, geen elfjes en geen dieren, ze waren allemaal weg! Het enige dat we hoorden was een hevig gesnik, achter een flinke berg bladeren. We slopen erop af en hoe dichter we bij de berg kwamen, hoe duidelijker we zagen wie erachter zat. Het was de Elfenkoning Oberon zelf! zijn mooie kroon stak een beetje boven de berg uit en daaraan herkenden we hem. Maar oeps, één van ons trapte op een droog takje wat een nogel duidelijke 'knak' gaf in de stilte van de Efteltuin. Oberon keek verschrikt over de berg, zag ons, en vluchtte weg richting de sterrentunnel. Via het rijk der Hemelburchten vluchtte hij het Zompenwoud in. Zo vlug we konden renden we hem achterna. Na veel geklim en gevaarlijke afdalingen in het Zompenwoud, dat al even chaotisch en dor was als de Elfentuin, kwamen we beneden aan, maar Oberon was al uit ons zicht verdwenen. Het enige dat we nog hoorden in de verte was zijn gehuil. Het kwam uit het Wondermoeras!

Daar aangekomen misten we ook al onze trollenvriend met zijn drie mooie elfjes, maar wat we wél zagen was de deur achter zijn vaste stek, die op een klein kiertje stond... Dat was meteen de plaats waar het gejammer vandaan kwam. Muisstil gingen we bij de deur staan om te luisteren naar Oberons geween. We wisten het zeker... we hadden wederom een nieuwe WC gevonden in de wondere wereld van de Efteling. Maar Oberon prevelde opeens wat woordjes, en dus luisterden we stilletjes. “Vader, waarom? Waarom verlaat gij ons? Beste mijnheer Ton... We kunnen niet zonder U!”

WWCW'er Bram Elstak maakte nog snel even een schets van het kleinste kamertje van Droomvlucht voor we de koning stilltjes alleen lieten met zijn ondraaglijke verdriet.