Als
creatief directeur is hij in belangrijke mate
verantwoordelijk voor het gezicht van de Efteling.
Tekenaar, illustrator en ontwerper Ton van de Ven (57),
werkte lange tijd nauw samen met Anton Pieck, een van de
grondleggers van het attractiepark in Kaatsheuvel. Hoewel
Pieck’s romantische illustratieve stijl ook in zijn natuur
zit, werkt Van de Ven thuis heel graag modern: “met een
grote kwast forse wijven schilderen.” Maar op zijn werk
gaat het om “de grootste gemene deler, de massa te
plezieren en niet om je elitair te uiten.”
Kabouters in een donker bos tussen tot de
verbeelding sprekende, groteske bomen, een grote snor en
tulband dragende prins uit Duizend en een Nacht
kijkt met over elkaar geslagen armen vanaf zijn prent de
toeschouwer onverstoorbaar in de ogen, de maquette van het
geplande nieuwe theater in neoclassicistische stijl ruikt
nog naar lijm. Ton van de Ven maakt een ontspannen en
voldane indruk. Een tevreden mens. Zijn sigaret inhalerend
en een beetje beetje achteroverleunend in zijn stoel zit
hij in zijn atelier temidden van talloze tekeningen,
aquarellen, prenten, poppen en een maquette. Muren,
kasten, tafels, stoelen en zelfs de vloer: geen enkel
plekje is nog vrij. Hier heerst – in de ogen van een
buitenstaander – de romantische en onontbeerlijke chaos
van een atelier. Dit is het domein van een kunstenaar. Van
de Ven, in Kaatsheuvel beter bekend als de opvolger van
Anton Pieck, voelt zich er zichtbaar in thuis.
Creatief directeur
Nog
niet zo lang afgestudeerd aan de Eindhovense Academie voor
Industriële Vormgeving begon de uit de Brabantse klein
getrokken ontwerper halverwege de jaren zestig zijn
loopbaan bij de Efteling. Lange tijd werkte hij er samen
met Anton Pieck, Nederlands bekendste illustrator van de
twintigste eeuw en een van de grondleggers van het
beroemde attractiepark in Kaatsheuvel.
Toen Pieck zich in 1974 op latere leeftijd terugtrok, nam
Van de Ven officieel het ‘estafettestokje’ van hem over.
Vanaf dat moment is hij als creatief directeur in
belangrijke mate verantwoordelijk voor het gezicht en de
uitstraling van de Efteling. Het Spookslot, Fata Morgana,
Droomvlucht, Villa Volta, Vogel Rok en Het Volk van Laaf
ontsproten aan zijn fantasie. Hij maakte er de tekeningen
en ontwerpen voor en schreef zelfs een geheel nieuw
sprookje.
Heilig respect
Hoewel Van de Ven al die jaren de romantische traditie van
zijn bekende voorganger voortzette, heeft hij Eftelings
vormgevingswereld nooit ervaren als de zijne.
“Begrijp mij niet verkeerd”, benadrukt hij, “ik weet hoe
moeilijk het is om aan datgene wat spontaan uit Pieck’s
handen leek te vloeien, een invulling te geven. Ik heb een
heilig respect voor zijn kunnen. Maar hij was een
romantisch illustrator. Ik ben een ontwerper die
romantisch illustreert. Een ontwerper van
sprookjesachtige, romantische zaken voor een bedrijf als
de Efteling.”
Forse wijven
Een romantisch illustrator of een ontwerper die romantisch
illustreert; voor de leek misschien hetzelfde, voor de
creatief directeur een wereld van verschil. Van de Ven:
“Anton Pieck leefde in zijn eigen wereld van romantiek. Ik
ben slechts een wandelaar in zijn wereld. Anton Pieck zou
nooit in staat zijn geweest op een andere manier zijn
tekeningen te vervaardigen. Ik wel. Kijk, thuis werk ik
hele graag modern maar met dit wereldje heeft dat heel
weinig van doen. Tot midden in de nacht ben ik dan wel
eens bezig en schilder ik met dikke kwast van die forse
wijven om het schilderij uiteindelijk aan het eind van de
vakantie onafgemaakt weer op zolder weg te bergen. Hier
ben ik, heel eenvoudig gezegd, bezig om de massa te
plezieren, te ontwerpen voor de grootste gemene deler en
niet om me elitair te uiten of te imponeren. Ik zet me er
niet tegen af, maar dit is niet mijn vormgevingswereld. In
feite ga ik vreemd in een wereld waarin het lekker is om
vreemd te gaan. Ik vind dat fijn en een leuke manier van
werken. Vergeet niet: zowel de maîtresse als de echtgenote
kunnen de ware liefde zijn. Je begeeft je alleen even
binnen een ander verbond.”
Handige
jongen
Verloochend heeft hij zichzelf dan ook nooit. Van de Ven:
“Hier ben ik gewoon iemand die een beroep uitoefent. Geen
kunstenaar, maar een padvinder met het insigne van handige
jongen die kan modelleren, tekenen, illustreren, dichten
en schrijven. Er staan genoeg beelden in dit park die ik
met mijn eigen handen heb gemaakt maar bij Anton Pieck was
de romantiek onderdeel van zijn werk én zijn leven. Ik kom
me alleen maar goed aan zijn stijl aanpassen. Een stijl
die voor een deel ook in het verlengde ligt van mijn
opvattingen. Mijn referenties als kind zijn altijd sterk
bepaald door zijn werk. Per slot van rekening zijn zijn
dwergen totaal anders dan die van Disney. In Pieck’s stijl
kan ik mij vinden, die zit ook in mijn natuur. Als dat
niet het geval was geweest, had ik er geen verdere
invulling aan kunnen geven. Dan had ik mezelf wél geweld
aangedaan. Maar dat was helemaal niet nodig: ons werk ging
naadloos in elkaar over. Toen hij ermee stopte, was ik de
enige die het kon voortzetten. Er zijn hier natuurlijk
meer geweest die het geprobeerd hebben maar dan bleef het
voornamelijk steken bij het kopiëren van zijn werk, dat
natuurlijk veel meer is dan alleen maar tekenen. Je moet
weten waar je mee bezig bent en waarvoor je iets doet.
Zo’n schets moet leiden tot een attractie.Pas als je daar
goed van doordrongen bent, ken je behalve je mogelijkheden
ook je beperkingen. Zo moesten wij ontwerpers rekening
gouden met de uiteindelijke kosten van een attractie.
Maar, zo moet ik toegeven, zeker in het begin waren wij
daar niet altijd even sterk in. Vaak ging het goed maar
soms ook was er sprake van een redelijk dramatische
overschrijding van het budget. Daar moet je ook weer niet
al te moeilijk over doen. Ik zie dat als de aard van een
dergelijk avontuur. Een avontuur dat nog nooit eerder door
iemand anders op deze wijze en omvang was aangepakt.”
Kneuterigheid
Een avontuur was het, zeker in de beginjaren die Van de
Ven zich nog goed herinnert. “Een paar jaar na mijn
afstuderen aan de Academie kon ik in 1965 aan de slag op
de afdeling Ontwerp en Ontwikkeling. Op grond van mijn
opleiding werd van mij verwacht leiding te geven aan een
stel oudere collega’s. Daar vond ik natuurlijk geen zak
aan. Ik ben dan ook begonnen met de geur op te snuiven van
de stal waarin ik mij bevond. Ik hield me wat op de
achtergrond. Pas na een half jaar ben ik me met de
Indische Waterlelies gaan bemoeien en hielp ik mee met het
uit klei modelleren van de figuren. De Efteling bestond
vijftien jaar en we moesten alles op alles zetten om de
nieuwe attractie op tijd te voltooien. Ik had al vaker met
klei gewerkt. In die tijd speelden we graag met grote,
spannende vormen. Misschien heel modern, maar hier totaal
niet aan de orde. Hier maakte men in alle lieflijkheid
grappige dingetjes; een kneuterigheid die er niet om loog.
Ik kon me niet alleen maar aanpassen maar ontdekte ook dat
het mijn passie was. Anton Pieck was gecharmeerd van mijn
ontwerpen en tekeningen. Eigenlijk was dat het begin van
zijn volledige acceptatie van mij. Ik leende als het ware
zijn hand en communiceerde in zijn taal die toen zo
langzamerhand door het bedrijf begrepen werd.”
|
Emotionele vrijheid
Hoewel de kunstenaar in hemzelf met regelmaat op zolder
werd opgeborgen,heeft de ontwerper er geen spijt van al
die jaren te hebben moeten werken ‘in de taal van de
massa’.
Integendeel: “Het fantastische van de Efteling”, zegt Van
de Ven, “is altijd geweest dat je naast je vrouw en
kinderen nog een tweede familie had. Hoewel het ook hier
er steeds hectischer en zakelijker aan toegaat, heeft dat
familiegevoel het mogelijk gemaakt ervan te maken wat het
nu is. Een sprookje dat ons in staat stelt de wereld om
ons heen die ons voortdurend beïnvloedt, voor eventjes te
ontvluchten. Maar altijd is die andere ik, de kunstenaar,
sluimerend om mij aanwezig. Die bewaar ik tot ik dit niet
meer als beroep hoef te doen, wat niet wil zeggen dat ik
nooit meer voor de Efteling zal werken. Maar wanneer ik me
verplaats in die andere kant van mijzelf dan raak ik daar
zo in verstrikt dat ik bij wijze van spreken moet afkicken
om weer terug te komen in deze wereld van het romantische
illustreren. Over twee jaar maak ik gebruik van de VUT en
stap ik op. Veel mensen begrijpen
dat niet, maar ik verlang naar mijn emotionele vrijheid,
om ook die andere te zijn en me, als ik daar zin in heb,
op een elitaire manier bezig te houden met een uitdaging
op een gebied dat anderen kunst willen noemen. Dus geen
kaboutertjes meer. Misschien een kunstzinnige kabouter,
maar dat weet ik nu nog niet.”
(c)
interview: Recreatie - magazine voor recreatie en
tourisme. Graphics en lay-out: Het Wonderlijke WC
Web. |
|