De
Applause Award die zijn attractiepark onlangs in de VS van
vakbroeders kreeg toegekend, is mooi. Natuurlijk, dat
vindt ook creatief directeur Ton van de Ven van de
Efteling. “Maar de waardering van de bezoeker zegt me
meer.” Een bedenker van sprookjes – zoals het Volk van
Laaf, Fata Morgana en het Spookslot – over de filosofie
van zijn park, de eeuwigheidswaarde van verhaaltjes,
Nederlandse cultuur en tere kinderzieltjes.
Tonnen dor blad hebben
de wandelpaden van het ‘Beste Attractiepark van de wereld’
aan het oog onttrokken. Doornroosje heeft haar paleis in
het sprookjesbos verlaten. Kabouterdorp is leeg. Van Holle
Bolle Gijs resteert slechts een gat in de muur en Langnek
is zijn hoofd verloren. Pas in het voorjaar keert iedereen
terug.
Anton Pieck vond dit de mooiste tijd van het jaar, vertelt
Ton van de Ven, creatief directeur van de Efteling over
zijn illustere voorganger. “Zelf hou ik meer van de lente,
als het park net open is. Lekker anoniem tussen de
bezoekers gaan staan. Luisteren naar wat ze zeggen over
onze nieuwe vindingen. Prachtig, daar geniet ik van. Als
de toeschouwers leuk vinden wat jij hebt bedacht.”
Ton van de Ven (48) heeft het hele afgelopen
seizoen lopen balen. Nu slentert hij al pratend door het
sprookjesbos in een verlaten Efteling. Zojuist heeft hij
de bron van al zijn ergenis getoond: Droomvlucht. Een
nachtmerrie van vele miljoenen guldens, terwijl het
allemaal zo leuk leek te zullen worden. Droomvlucht blijkt
een wonderbaarlijke aaneenschakeling van fantasiewerelden.
“We mogen blij zijn als het, na een jaar vertraging, voor
Pasen 1993 klaar is, want de problemen zijn nog veel
gecompliceerder dan we al dachten.” De attractie is een
voorbeeld van hoe Van de Ven al 27 jaar, met een korte
onderbreking eind jaren zestig, in het park te werk gaat.
“We hadden geld over, voor het 40-jarig bestaan dit jaar.
Dan kijken we wat we daar mee kunnen doen. Daar gaan geen
jaren van planning aan vooraf, zoiets ontstaat spontaan.”
Elfjes en trollen, een
ijskasteel omgeven door een idyllische sterrenwereld. Van
de Ven leidt de weg tussen kunstbomen, zwarte gordijnen en
kamers vol elektronica. “Het ziet er nu niet uit, hier
komt waterdamp te hangen, van de wanden stroomt straks
water,” zegt hij bij het trollendal. Overal zijn nog
Duitsers aan het werk, om de door hen geleverde karretjes
alsnog deugdelijk aan de monorail te hangen.
Buiten is het inmiddels een trieste herfstdag geworden.
Miezerig valt de regen tijdens de wandeling door het bos.
Links tussen de bomen had moeder Geit moeten opduiken, maar
ook zij en haar geitjes hebben hun plek verlaten, de wolf
trekt niet meer aan de voordeurbel. In de verte doemt de
Oosterse stad van Fata Morgana op, ’s Zomers aan het oog
onttrokken door het dichte struweel.
Achter het park zijn
dezer dagen drie aannemers bezig een gigantisch
parkeerterrein aan te leggen. “Kosten: acht miljoen
gulden.” Van de Ven houdt even stil om naar het werk te
kijken. “Hier moet over drie jaar ook de nieuwe
hoofdingang komen,” zegt de man die zichzelf omschrijft
als: “Eindhovenaar, vader en een ontwerper die toevallig,
na een studie aan de Academie voor Industriële Vormgeving,
in Kaatsheuvel belandde.”
Op zijn werkkamer heeft hij eerder die middag de eerste
schetsen van de nieuwe ingang laten zien. Een enorme
galerij, met de bekende paleisachtige torentjes. “We zijn
er nog lang niet uit. Het enige dat vast staat, is dat we
onze gasten nog wat extra’s willen bieden, voor ze
definitief uit het park vertrekken. Zodat ze nog wat langer
in Eftelingsfeer blijven.”
Het
park is nu zo’n 70 hectare groot, maar het bedrijf
Efteling heeft in totaal 300 hectare grond beschikbaar
voor toekomstig gebruik: een bungalowpark, golfbaan en tal
van andere dingen. Plannen zijn er genoeg, zegt de
creatief directeur. “Alles wat we zouden kunnen doen is
benoemd, maar die normen zijn aan te passen zodra wij
getroffen zouden worden door voortschrijdend inzicht.”
Een grijns komt om zijn mond. “Je begrijpt, ik kan weinig
concreet zijn, soms ontstaat in een vloek en een zucht een
plan om iets aan Efteling toe te voegen. Buiten alle
strategische stappen in ons lange termijnplan om.”
De regio zal de vruchten plukken van die
investeringsdrang, meent Van de Ven. Zoals de plaatselijke
bloemisten twee weken geleden een pendeldienst naar de
lobby van het hoofdgebouw onderhielden, om felicitaties
van uit de hele wereld in geuren en kleuren over te
dragen.
”Het economisch belang van de Efteling voor Brabant is
groot. We bieden heel veel mensen werk, niet alleen
rechtstreeks, maar vooral ook indirect.”
Toch bestaat in sommige kringen ook grote aversie tegen de
toeristische Moloch.
”Van wie komt dat? Vroeger wilde iedereen een graantje
meepikken van onze aantrekkingskracht. De Kaatsheuvelse
middenstand smeekte ons om het autoverkeer door het dorp
te leiden, zodat men daar ging winkelen, een frietje
kocht, noem maar op. De burgers protesteerden, tegen de
stinkende auto’s. Tegenwoordig heeft de regio een betere
infrastructuur en daarmee is de overlast goeddeels
verdwenen. Het aantal protesten is tegenwoordig nihil.”
Van de Ven meent dat de druk op de natuur zelfs is
afgenomen, ondanks het enorme ruimtebeslag en de aanleg
van een snelweg rond Kaatsheuvel. “Niemand die voor de
Efteling komt schiet de Drunense Duinen in. Onze
aantrekkingskracht overschrijdt de provinciegrens, is
zelfs internationaal.”
De invloed van het park op het toeristisch beleid van de
provincie is groot. “Zeker. Of er zonder Efteling geen
provinciale VVV zou zijn? Die stelling lijkt me wat
overdreven, wij bepalen dat beleid zeker niet alleen. Als
je het omdraait, wanneer je stelt dat wij geen VVV nodig
hebben, dan zit je dichter bij de waarheid. Wij waarderen
de inspanningen van de VVV enorm, maar de aanwezigheid van
de provinciale VVV is voor ons geen economische noodzaak
meer.”
De Applause Award is
een erkenning van de vakbroeders, voor management,
organisatie, creativiteit en originaliteit, onder meer.
“De waarde? Het wil zeggen dat wij met de beperkte
middelen van een Nederlands bedrijf dezelfde emotionele
snaar kunnen raken als al die anderen. Een produkt als het
onze hoeft niet iets te zijn van een gigantische
miljarden-omvang.
De Efteling voel je, onderhuids. Dat laat zich niet
wetenschappelijk benaderen.”
”Efteling was vroeger Het Sprookjesbos, De Speeltuin, Het
Zwembad en Het Park. Inmiddels is Efteling een instituut,
een stukje Nederlands Cultuurgoed, dat niet meer uit ons
land valt weg te denken, met een grote invloed op de
Nederlander. Iedereen is hier als kind immers ooit
geweest. Wij krijgen jaarlijks een dwarsdoorsnede uit de
Nederlandse samenleving binnen de poorten, van jong tot
oud, van rijk tot arm.”
”De zogenaamde ‘thrill-rides’, de superattracties, die
iedereen als wezensvreemd voor het park zag, zijn
uiteindelijk de middelen geweest die Efteling weer
acceptabel hebben gemaakt voor brede groepen. Ze waren een
alibi voor sommigen. Vroeger zeiden we dat wij er waren
voor ouders met kinderen tot een leeftijd waarop ze de
deur van de badkamer op slot gingen doen. Nu zijn we
acceptabel voor alle leeftijden.”
“Romantisch zijn is weer in bij jongeren. Ik ervaar ook
een herleving van het sprookje. Sprookjes zijn van alle
tijden. Dit klikt misschien wat vergezocht, maar ik zie
het sprookje als een spiegel van het leven, zeker nu. Met
al die haat en dat geweld om ons heen. Verplaats een
sprookje naar de actuele situatie en je ziet Joegoslavië.
Het stiefmoeder-gedoe. Mensen die andere mensen verwerpen
of weigeren te accepteren. Een sprookje vertelt dat,
overdachtelijk, in metaforen.”
Het klinkt als
filosofie in hoofdzinnen. “Misschien vind je het
bombastisch gelul, maar dat is het niet. Sommige sprookjes
zijn voor kinderen geschreven, anderen helemaal niet, die
zijn een vertaling van het gewone leven, geven een cyclus
weer van de dagelijkse gebeurtenissen. Maar daarnaast
biedt zo’n verhaaltje steeds de fantastische mogelijkheid
om overal aan te ontsnappen, een vluchtmogelijkheid die de
werkelijkheid je nooit geeft.”
”Soms
zijn kinderen bang voor bepaalde dingen in het park, zoals
de draak in het bos, of het spookslot, twee van mijn eigen
ontwerpen. Toch hoef je niet bevreesd te zijn een
kinderzieltje te kwetsen. Sprookjes zijn immers ook kei-
en keihard, maar ze leren kinderen hoe ze “Het Kwaad”
kunnen hanteren. Van Hans en Grietje leren ze dat ze hun
angst kunnen verbranden, door een heks in het vuur te
werpen. Daar identificeren kinderen zich mee. Dat, waar je
bang voor bent, kun je wegstoppen. Alles is oplosbaar.”
Ton van de Ven steekt zijn zoveelste sigaret op als hij de
wandeling voortzet. “Ik ben kettingroker, maar van lichte
sigaretten,” excuseert hij zich.
Fata Morgana ziet er prachtig uit, scherp afgetekend tegen
de donkere wolken. “Ik heb het vanuit boeken over het
Midden-Oosten getekend. Pas later ben ik zelf gaan kijken,
hoe het daar in werkelijkheid is.” Hij lacht. “Toen we
attributen nodig hadden zijn we naar Marokko gereisd. In
Marakesh heb ik letterlijk een marktkoopman op straat de
kleren van het lijf gekocht. Met een vriend hebben we
zowat alles wat los en vast zat meegenomen, een
vrachtwagen vol hadden we.”
Naast het witte gebouw, opent hij een poort, dan een deur,
de koffiekamer door, langs een aankondiging van de
Ondernemingsraad. Ton draait het licht aan, maar achter
een volgend gordijn wordt het stikdonker. “Ik wil je de
kelder laten zien.” Hij gaat voor, bij het licht van zijn
aansteker, op zoek naar de trap.
Onder de Oosterse toverwereld beginnen de ogen van de
creatief directeur te glimmen van trots. Hier staat het
besturingsmechanisme van de poppen in de ‘feestzaal’ boven
de grond. ‘Pasha’ staat er op een rek met wielen. “Ze
werken als marionetten, aangedreven door vliegtuigkabels.”
De kabels rollen over het wiel en laten de poppen voor de
ogen van de verbaasde toeschouwers bewegen.
“Alles hebben we zelf bedacht. Die Duitse vakmensen die
hier kwamen kijken dachten dat ze gek werden. ‘Jullie
hebben zelfs aan het plafond, boven de bootjes met
bezoekers, de boel aangekleed. Daar kijkt toch helemaal
niemand. Zoiets doe je toch niet,’ zeiden ze. Wel dus. De
mensen ontdekken hier steeds weer iets nieuws!”
“Kijk, bij het bedenken van een sprookjesattractie als
dit, moet ik steeds de uiteindelijke versie in gedachten
hebben. Hoe werken we sprinklers in het plafond weg, of de
rookfilters? Waar laat ik de besturing? Daarnaast moet ik
al ver van te voren rekening houden met de kosten. De
bezoekers moeten zich verplicht op de door jouw
uitgedachte wijze door het gebouw begeven, zich niet aan
de groep kunnen onttrekken. Wij moeten alles beheersen,
van begin tot einde. Als een van die dingen niet lukt,
dan verdwijnt voor mij ineens de totale mogelijkheid het
sprookje te maken zoals ik dat voor ogen had.”
Deze winter worden ze
helemaal ontmanteld, zijn lievelingen uit de Verboden
Stad. “De latex-maskers blijven maar vier jaar goed. En we
hebben nog niets uitgevonden dat even goed en levensecht
is. Dus maken we ze opnieuw.”
Terug naar zijn kamer. Onderweg zijn tuinlieden bezig de
perken om te ploegen. Het Carrousel wordt kaalgestript.
“Die attractie blijft leuk. Soms heb ik de neiging om hier
en daar het park wat aan te passen. Helemaal omgooien?
Nee.”
”Je cijfert jezelf weg in dit werk. Ik probeer zo goed
mogelijk in de stijl van Anton Pieck te werken. Je doet
concessies, probeert het makkelijk toegankelijke na te
streven, en dezelfde hoge kwaliteit te bereiken als Pieck.”
”Een eigen stijl heb ik niet. Als ik thuis iets voor
mezelf doe, dan is dat totaal wat anders. Abstract, of
iets heel groots, niet dit priegelwerk. Ik hoop ooit nog
eens mijn eigen draai te vinden. Na m’n beroepsleven.”
”Dit is toch een prachtig vak? Ik mag me de hele dag bezig
houden met leuke en aardige dingen. En daar krijg ik nog
voor betaald ook!”
(c)
interview: De Stem. Graphics en lay-out: Het Wonderlijke WC
Web. |
|