De Geschiedenisrubriek
~ Een onvervalst stukje
geschiedvervalsing
(Herberg Der Drie Jonkvrouwen)
~ De
Herberg Der Drie Jonkvrouwen
In een rijke stad in Perzië, waar er reukwerk en zijde in
overvloed waren, woonde er eens een oude wijze koning, die
door zijn onderdanen zeer geliefd werd. Hij had echter geen
troonopvolger en hij besloot tussen zijn naaste verwanten er
een uit te kiezen, die rechtvaardig en wijs over zijn volk
zou heersen.
Maar overal ontmoette hij nijd en jaloersheid en hij begon
reeds alle hoop op te geven om ooit een waardige
troonopvolger te vinden. Na lang nadenken vond hij toch een
oplossing. Tussen zijn verwanten was er ook een jongen van
vijftien jaar, die wel wat verwaand en wispelturig was, maar
in de grond een hart van goud bezat.
Op deze nu had de koning zijn keuze laten vallen. Van zijn
ganse familie, was hij de enige, waar geen kwaad in stak. De
koning meende dat hij met veel tijd en geduld de jongen nog
kon opvoeden en vormen. En daarom werd de jongeman
onmiddellijk naar het paleis ontboden.
De koning hield hem een tijdlang nauwkeurig in ’t oog, gaf
hem wijze raadgevingen en was als een ware vader voor hem.
Maar de dwaasheid van zijn jonge jaren belette de prins de
wijze raadgevingen ter harte te nemen. Hij leefde
lichtzinnig verder en verspilde tijd en geld.
Dan nam de koning een krachtig besluit en zei tot de prins:
“Mijn zoon, morgenvroeg, bij dageraad zul je het paleis
verlaten. Met een paard, een toegewijde schildknaap en een
beurs vol gouden geldstukken zul je de wijde wereld
intrekken. Die zal je wel de nodige lessen geven, die meer
zullen inslaan dan al mijn wijze raadgevingen. Je mag in
mijn koninkrijk d terugkeren voor er twaalf maanden
verstreken zijn. Tot die dag zullen de poorten van mijn
paleis voor je gesloten blijven. Ik wens dat je de meest
verschillende mensen leert kennen; dat je tussen hen leeft,
want de eigen ervaring is de beste leermeester voor het
leven.”
Met deze woorden nam hij afscheid van de prins, zodat deze
de nodige voorbereidingen voor de reis kon treffen. De prins
was geestdriftig en verrast door deze onverwachte
mededeling. Nu zou hij weg kunnen uit het vervelende en
eentonige hofleven. De wereld te leren kennen, met een
goedgevulde beurs op zak, leek hem een heel aangename
opdracht. Zo ging hij vol verwachting op reis. Maar daar hij
zijn geld door deuren en vensters gooide, was zijn plezier
vlug ten einde.
Hij had juist nog een paar goudstukken in zijn beurs toen
hij voor een smidse stilhield om zijn paard te laten
beslaan. Hij was verwonderd over de levensvreugde van de
smid, die vol ijver aan de arbeid was en er een vrolijk
deuntje bij floot.
Bij dit zware en vermoeiende werk, liep het zweet hem over
het gezicht en toch was hij blij gezind als hij bij de vele
ruiters, die in rij hun beurt stonden af te wachten, er
weeral een nieuwe zag bijkomen. Vrolijk begroette hij de
prins: “Wees zo vriendelijk, Heer, een weinig geduld te
hebben; zo vlug ik kan, sta ik U ten dienste.”
Steeds sneller ging de hamer kling-klang..., terwijl de smid
dapper verder floot. Die blijde en open natuur van de smid
beviel de prins buitengewoon. Hij besloot zijn reis te
onderbreken en de volgende nacht in de smidse door te
brengen.
Doch van de ganse dag keek de smid geen ogenblik op van zijn
werk. Slechts tegen de avond, legde hij, moe maar tevreden,
de hamer uit de hand.
Zo kwam de volgende dag en de smid ging met even veel ijver
en vlijt aan het werk, zoals de dag voordien en als alle
andere dagen van het jaar.
Hij kloeg nooit dat hij moe was en leek altijd tevreden.
Toen vroeg de prins heel nieuwsgierig:
“Beste man, hoe komt het toch dat je zo tevreden bent? Je
moet toch zo hard werken! Je gunt je zelfs de rust niet, die
je op je ouderdom zeker en vast verdiend hebt!”
Daarop antwoordde de smid:
“Heer, indien U de reden hiervan wil kennen, treed dan
binnen in mijn nederig huisje, dat in al zijn armoede een
grote schat bezit.”
Hij ging voorop om hem de weg te wijzen en zij kwamen in een
kleine donkere plaats, waar zich niets anders bevond dan een
strozak, een wankele rieten stoel en een zware plompe,
ruwhouten tafel.
Maar boven op die tafel stond een soort kast in een kostbaar
mahoniehout, rijkelijk met snijwerk versierd. De smid opende
een der deurtjes en...O!... Hoe groot was de verwondering
van de prins, als hij binnen in de kast de afbeelding zag
van drie betoverende meisjes, de ene al mooier dan de
andere.
Daar stond de prins, zo onder de indruk van de drie
afbeeldingen dat hij zijn ogen er niet kon van afwenden.
Hij vroeg aan de smid: “Wie zijn toch die drie mooie
meisjes? Stel mij zo vlug mogelijk voor. Ik wil niet verder
reizen, voor ik ze heb leren kennen.”
Tevreden antwoordde de smid:
“Zijn ze niet mooi, Heer? En alhoewel het zo eenvoudig is,
is niet iedereen bij machte hen te ontdekken. “De meisjes,
die u hier ziet,” ging hij voort, “zijn mijn drie geliefde
dochters. De naam van de eerste is Arbeid. Zij ontbreekt mij
nooit. De tweede is Gezondheid – zonder haar kan ik niet
werken. En de derde heet Berusting, van wie ik hoop dat zij
nooit van mijn zijde wijkt, ook als de andere twee mij ooit
moesten verlaten.”
Met deze woorden sloot de smid de kast weer dicht. De prins
echter had deze veelbetekenende les, die de brave man hem
gegeven had, begrepen. En nooit meer zou hij deze drie
figuren vergeten.
De prins bleef bij de smid wonen en werkte samen met hem in
de smidse tot de tijd gekomen was om naar het paleis terug
te keren.
Toen vroeg hij aan de smid, van wie hij zulke wijze lessen
ontvangen had, of hij hem tot bij de koning wilde
vergezellen, om later zijn trouwe raadgever te worden.
Maar de smid weigerde dit aanbod; hij gaf er de voorkeur aan
in zijn smidse langs de baan te blijven wonen.
Toen hij zijn neef zo veranderd terug zag, was de koning ten
zeerste verheugd. En als hij de oorzaak daarvan vernam,
besloot hij de smid zijn dankbaarheid te betuigen. Hij liet
voor hem een nieuwe, schone smidse bouwen, met een herberg
erbij, die ter ere van de smid “De smidse en de herberg der
drie jonkvrouwen” genoemd werd.
Hiermede was de toekomst van deze flinke man voor zijn hele
verdere leven verzekerd. Het ontbrak hem ook nooit aan
arbeid, zijn geliefde bezigheid. De smidse groeide uit tot
de beste werkplaats van het rijk.
En de prins werd een der wijste en rechtvaardigste koningen,
van wie men ooit heeft gehoord.