|
|
Locatie
Na een bezoek aan de Stad met de Prinsenpoort
reizen we door een uigestrekt natuurlandschap met
slechts hier en daar een teken van menselijke
activiteit. Het diepe Klievendal doorbreekt de
puntige rotsen. Maar onoverbrugbaar is de kloof
niet. Per trein kunnen we de reis voorzetten,
zoals dat in de grote wereld ook al sinds jaar en
dag kan in de berggebieden van Europa.
|
|
|
|
De sprookjeswereld
van het Diorama kenmerkt zich niet alleen door sfeervolle oude
steden en machtige burchten op onbereikbare pieken, nee, ook het
landschappelijk schoon mag er zijn. Diepe bergmeren, scherpe
rotspinakels, wilde riviertjes, sappige weides en onpeilbaar
diepe kloven vormen samen een landschap dat altijd indruk maakt.
Een witte kerk en grijze rotsen
Duidelijk
vallen het witte kerkgebouwtje en het roodbedakte
bijgebouwtje hier op. De toegang tot de kloof van het
Klievendal wordt er door bewaakt, alsof de bouwers van het
godshuis goddelijke bescherming wilden afroepen over hen die
hier de kloof passeren.
|
|
|
Een gebied dat een flinke
hoeveelheid van dit natuurschoon voor haar rekening neemt is het
Klievendal, waar ook het gelijknamige bergdorpje ligt. Het
Klievendal ligt tussen de Stad met de Prinsenpoort en de
Italiaanse Stad, en vormt een natuurlijke grens tussen deze twee
heel verschillende gebieden. Als een snede van een enorm mes
snijdt het Klievendal door het centrale massief van het Diorama.
Op de bodem van het dal stroomt een ijskoude bergbeek via
watervallen en stroomversnellingen naar beneden.
De Drie Talen
Grimm-index
33 - eerste deel
In Zwitserland leefde
eens een oude graaf. Hij had maar één zoon. Maar die
was dom en kon niets leren. Toen zei de vader: “Hoor
eens, jongen. Ik kan niets in je hoofd krijgen; wat ik
beginnen moet, ik weet het niet. Je moet weg van hier.
Ik zal je bij een beroemde meester in de leer doen;
die moet het maar proberen.”
De jongen werd naar een vreemde stad gestuurd, en
bleef bij de meester een vol jaar lang. Na die tijd
kwam hij weer naar huis, en de vader vroeg: “Nu, mijn
zoon, wat heb je nu geleerd?” “Vader, ik geleerd, wat
de honden blaffen,” antwoordde hij. “De Here erbarme
ons,” riep de vader uit, “is dat alles, wat je geleerd
hebt? Ik zal je naar een andere stad sturen, naar een
andere meester.”
De jongen werd er heengebracht, en bleef bij deze
meester ook een vol jaar. Toen hij terugkwam, vroeg de
vader weer: “Jongen, wat heb je geleerd?” Hij
antwoordde: “Vader, nou heb ik geleerd, wat de
vogeltjes zeggen.” Toen werd de vader boos en hij
sprak: “O jij hopeloze jongen. Heb je je kostelijke
tijd verdaan en niets geleerd, en schaam je je nu
niet, me onder de ogen te komen? Nu zal ik je nog voor
de laatste maal naar een meester sturen, de derde,
maar als je nu óók nog niets leert, dan houd ik op je
vader te wezen.” De jongen bleef bij de derde meester
weer een vol jaar. En toen hij weer thuis kwam, en de
vader vroeg: “Jongen, wat heb je geleerd?” antwoordde
hij: “Vaderlief, nou heb ik in dit jaar geleerd, wat
de kikkers kwaken.”
Nu werd de vader werkelijk woedend; hij sprong op,
riep iedereen bij zich en sprak: “Hij is mijn zoon
niet meer. Ik verstoot hem; en ik gebied mijn
personeel: breng hem naar het bos, en dood hem.” Ze
brachten hem weg, maar toen ze hem zouden doden,
kregen ze teveel met hem te doen en lieten hem gaan.
Van een ree namen ze ogen en tong, om de oude vader de
bewijzen te brengen.
|
Beste lezer, wees niet
bevreesd.
Er is nog meer als ge graag verder leest. |
|
|
In de bergen naast
de diepte van de kloof ligt het plaatsje Klievendal. Het is
slechts een klein bergdorp, maar een treinverbinding is er,
zoals we zouden verwachten van het Diorama, wel. Dat de treinen
naar Klievendal door een onherbergzaam landschap moeten rijden
heeft de bouwers van de spoorlijn hier niet gedeerd; met een
sierlijke boog werd het dal overspannen, tot twee maal toe!
Het Bergdorp
Te midden van hoge bergen ligt het dorpje Klievendal
in het centraal massief van het Diorama. De omgeving zal
menigeen direct doen denken aan de Alpen; de spitse,
geologisch jonge bergen en de typische bouwstijl van het
dorp dragen hier aan bij.
|
De Drie Talen
Grimm-index
33 - tweede deel
De jongeling trok
de wijde wereld in en kwam na een poos aan een
burcht, waar hij onderdak vroeg voor de nacht.
“Ja,” zei de burchtheer, “als je onder in de oude
toren wilt slapen, doe het dan maar, maar ik
waarschuw je: levensgevaarlijk is het; want ’t is
er vol wilde honden. Ze blaffen en huilen aan één
stuk en op bepaalde tijden moeten ze een mens
hebben om ‘m te verscheuren.” De hele omtrek was
daarover in rouw gedompeld, maar niemand kon er
iets aan doen. Maar de jongen was niet vang, en
zei: “Laat mij maar naar die blaffende honden in
de kelder gaan, maar geef me iets om hun eerst
voor te gooien; mij zullen ze niets doen.” En
omdat hijzelf het niet anders wilde, gaven ze hem
wat te eten voor de wilde beesten en brachten hem
toen onder in de toren.
Toen hij binnen kwam, blaften de honden niet tegen
hem, ze kwispelden heel vrolijk met hun staarten
en snuffelden aan hem; ze aten wat hij voor hun
meegebracht had, en krenkten hem geen haar. De
volgende morgen kwam hij tot ieders verbazing
gezond en wel te voorschijn en hij vertelde aan de
burchtheer: “De honden hebben me in de hondentaal
gezegd, waarom ze daar zijn en het land in rep en
roer brengen. Zij zijn betoverd; ze moeten een
grote schat bewaken die onder in de toren ligt; en
ze kunnen niet tot rust komen, voor die schat
gedolven is, en hoe dat in zijn werk moet gaan,
dat hebben ze me ook gewezen.”
Nu was ieder die dat hoorde, verheugd, en de
burchtheer zei dat hij hem wilde aannemen als
zoon, als hij het tot een goed einde bracht. Hij
daalde weer omlaag, en omdat hij precies wist, wat
er gebeuren moest, deed hij het ook en bracht een
grote kist, gevuld met goud, te voorschijn. Het
gehuil van de wilde honden werd sedertdien niet
meer vernomen; ze waren verdwenen en het land was
van de plaag bevrijdt. Na een poos kreeg hij zin
naar Rome te reizen. Op reis kwam hij langs een
moeras; daar zaten kikkers in en ze kwaakten. Hij
luisterde, en toen hij hoorde wat ze zeiden, werd
hij stil en treurig.
Eindelijk bereikte hij Rome. Daar was juist de
Paus gestorven, en onder de kardinalen was grote
twijfel gerezen, wie ze tot opvolger zouden
kiezen. Tenslotte werden ze het erover eens: hij
zou tot Paus worden gekozen aan wie zich een
goddelijk teken zou openbaren. Juist toen dat
besloten was, kwam de jonge graaf de kerk binnen;
en plotseling vlogen twee sneeuwwitte duiven hem
op de schouders, en bleven zitten. De
geestelijkheid zag daarin een goddelijk teken, en
men vroeg hem ter plekke, of hij Paus wilde
worden. Hij keek besluiteloos en wist niet of hij
daartoe waardig was, maar de duiven zeiden tegen
hem in hun taal, dat hij ’t maar doen moest, en
hij zei eindelijk: “Ja.”
Toen werd hij gezalfd en gewijd, en daarmee was
uitgekomen wat hij onderweg de kikkers had horen
zeggen, en wat hem zo beduusd had gemaakt: dat hij
de heilige Paus zou worden. Daarom moest hij een
mis zingen en hij wist er geen woord van, maar de
twee duiven zaten aldoor op zijn schouder en
zegden hem ieder woord voor.
|
|
|
|
|
|
De natuur de baas
De ingenieurs
en bouwers van het Diorama zijn op veel plaatsen de natuur
de baas, zonder deze direct te overmeesteren of in te perken.
De boogbruggen die de kloof van het Klievendal overspannen
zijn hier een goed voorbeeld van: ze verbinden oost met
west, maar dragen aan de grootsheid van het dal eigenlijk
alleen maar bij.
|
|
|
Onder in het dal ligt, nogal
afgezonderd van de rest van de wereld, een kleine kerk. De
locatie is zondermeer indrukwekkend, met het ruisende water van
het riviertje in de buurt, en het uitzicht op de grote
boogoverspanningen van de spoorlijn. Erg druk met gelovigen zal
het hier echter wel niet zijn. Of het moet die ene automobilist
zijn die zijn voertuig hier parkeerde…
|
|
Wie
eenmaal de bruggen van de kloof over is komt na
nog een flinke dosis overweldigende natuur weer in
door menselijke bebouwing gedomineerd gebied.
Lezers die met ons meereizen in oplopende
nummervolgorde gaan op weg naar de mediterrane
sferen van de Italiaanse Stad. Voor de rest ligt
een andere stad op de route, namelijk die met de
Prinsenpoort. Het ruisen van de bergrivier van het
Klievendal sterft zachtjes weg in de verte...
|
|
|
|