|
|
Locatie
Wanneer we de
Dioramahal betreden vanuit de hoofdingang van het
Diorama (vanaf de laan Marerijk-Pardoes
Promenade), zien we voor ons één van de twee "zijkanten"
van het Diorama. De nummering van de ramen van het
Diorama is op deze web site tegen de wijzers van
de klok in gedaan; voor West-Europeanen
is dit de meest natuurlijke looprichting. We beginnen onze
wandeling langs het Diorama dan ook bij het eerste
raam rechts van de onderhoudsdeur. Al direct
verheft zich hier een machtig bergmassief; bergen
die door het hele Diorama zo'n belangrijke rol
zullen blijven spelen. Op deze bergen zien we
hotels, en een klein dorp. We wanen ons in de
Alpen.
|
|
|
|
We beginnen
onze reis door die grootse kleine wereld van het Diorama
hier, hoog in de bergen. Als enorme Gullivers kijken we over
het landschap als vanuit een vogelvlucht. Tussen de hoge
pieken van het centrale Diorama-massief ligt een berg met op
de top een klein Alpendorpje. We zien huisjes, een kerkje,
een stationnetje, mar vooral een aantal typische
Alpenhotels. Daarom dopen we dit deel van het Diorama ook de
“Alpenhotels”.
|
Op Reis
Grimm-index
142
Er was eens een arme
vrouw, ze had een zoon, en die wou zo graag reizen, en
toen zei de moeder: “Hoe kun jij nu reizen? En je hebt
helemaal geen geld om mee te nemen! Toen zei de zoon:
“Ik kan me best behelpen; ik zal altijd zeggen: “Niet
veel! Niet veel! Niet veel!”
Zo liep hij een flinke tijd, en hij zei aldoor maar:
“niet veel, niet veel, niet veel.” Hij kwam bij een
troep vissers, en zei: “Ik hoop, dat God u helpt! Niet
veel, niet veel, niet veel!” wat zeg je nu, kerel,
niet veel?” En toen ze de netten inhaalden, kregen ze
ook niet veel vis. En toen sloegen zij met een stok op
de jongen los: “Had je ons nooit zien dorsen?” “Maar
wat moet ik dan zeggen?” vroeg de jongen. “Je moet
zeggen: “Vang veel! Vang veel!”
Toen liep hij weer een hele poos en zei: “Vang veel!
Vang veel!” en toen kwam hij bij een galg. En daar
hebben ze een arme zondaar en die moet worden
veroordeeld. Toen zei hij: “Goeiemorgen, vang veel,
vang veel!” “Wat zegt die keren? Vang veel? Moeten er
soms nog meer boze mensen op de wereld zijn? Is er nog
niet genoeg?” En hij kreeg weer op z’n rug. “Wat moet
ik dan zeggen?” “Je moet zeggen: God troost de arme
ziel.” Weer reist de jongen een heel eind verder en
zegt: “God troost de arme ziel.” Toen kwam hij bij een
gracht, en daar was een vilder, en die was bezig met
een dood paard. De jongen zegt: “Goeiemorgen, God
troost zijn arme ziel.” “Wat zeg je daar, lomperd?” en
hij slaat hem met de vilhaak om de oren, zodat hij
niet meer uit zijn ogen kan kijken. “Hoe moet ik het
dan zeggen?” “Je moet zeggen: “Daar ligt het aas in de
kuil!”
Nu gaat hij weer verder en zegt steeds: “Daar ligt het
aas in de kuil, daar ligt het aas in de kuil!” Nu komt
hij een wagen vol mensen langs, en hij zei:
“Goeiemorgen, daar ligt het aas in de kuil!” en daar
valt de hele wagen om en in een kuil, de knecht kreeg
de zweep en sloeg de jongen zo hard, dat hij weer naar
zijn moeder wou kruipen. En hij is z’n leven lang
nooit meer op reis gegaan.
|
|
|
|
Pastorale...
Wie een beetje z'n best doet
hoort in de verte tussen de bergen de lieflijke klanken
van Beethoven's zesde symfonie al... de Pastorale-symfonie,
een ode aan het landelijke, oftewel: het landschap zoals
we dat op deze foto zien. |
Lief en Leed
Grimm-index
169
Er was eens een kleermaker. Hij was
een echte ruziemaker, en z’n vrouw, een goede, vrome
ziel, kon het hem nooit naar de zin maken. Wat ze ook
deed, altijd was hij ontevreden; bromde, berispte
haar, duwde en sloeg haar. Toen de overheid daarvan
hoorde, lieten ze hem voorkomen en zetten hem
gevangen, zodat hij een ander leven zou beginnen. Een
tijdlang zat hij op water en brood, toen werd hij weer
vrijgelaten, maar hij moest beloven, dat hij z’n vrouw
nooit meer zou slaan, maar met haar in vrede leven,
lief en leed delen zoals dat onder gehuwde mensen
hoort.
Een poos bleef het goed gaan, maar toen begon hij weer
op de oude manier, was ontevreden en knorrig. En omdat
hij haar geen slaag mocht geven, wilde hij haar bij
d’r haar pakken en schudden. De vrouw ontweek hem en
vluchtte naar het erf, maar hij liep met z’n ellestok
en z’n schaar achter haar aan, zette haar na en gooide
haar de ellestok en de schaar en alles wat hij verder
nog bij zich had, om de oren. Als hij raak gooide,
begon hij te lachen, en als hij mis gooide, raasde en
tierde hij. Het kwam zover, dat de buren de vrouw te
hulp kwamen.
De kleermaker werd voor de raad geroepen en herinnerd
aan zijn gelofte. “Lieve mensen,” zei hij, “ik heb
gedaan wat ik had beloofd: ik heb haar niet geslagen,
maar ik heb lief en leef met haar gedeeld.” “Hoe kan
dat nu,” zei de rechter, “als ze zo over u klagen?”
“Ik heb haar niet geslagen. Alleen, omdat ze er zo
zonderling uitzag, heb ik d’r haar met mijn hand
willen kammen. Maar zij vluchtte weg en heeft me
kwaadwillig verlaten. Toen ben ik haar nagerend, en ik
heb haar, als herinnering, vol goede bedoelingen,
nagegooid, wat ik net bij de hand had. Lief en leed
heb ik dus met haar gedeeld, want zo vaak ik raak
gooide was het mij lief, en haar leed, en als ik mis
gooide, was het haar lief en mij leed.”
Toch waren de rechters niet tevreden met dit antwoord,
maar ze gaven hem z’n verdiende loon! |
|
|
|
|
Zimmer frei
Plaats genoeg in de hotels van het
gastvrije bergdorpje. Toeristen komen in hordes met de trein
aan op het lager gelegen stationnetje en zoeken hun weg op
zoek naar uitzichten, pistes en een warm glas glühwein.
|
|
|
De berg waarop we
het dorpje zien liggen wordt omwonden door een spiralende
spoorlijn. Tunnel in, tunnel uit, werken de stoomtreintjes zich
een weg naar boven, terwijl hun passagiers genieten van een
steeds weidser uitzicht vanuit de raampjes van de kleine coupés.
Andere Dioramabewoners hebben heel wat meer moeite om boven te
komen: zij klimmen in een groepje de bergen op, met slechts een
dun touw als levenslijn die hen voor een pijnlijke val moet
behoeden.
De sneeuw die het dorpje ten tijde van
de opening van het Diorama in 1971 bedekte onder een witte laag
is in de loop der tijd grijzig of bruinig geworden onder invloed
van stof en verkleuring, maar nog steeds is te zien dat het
dorpje boven de sneeuwgrens ligt, terwijl beneden, in het dal,
het vee rustig staat te grazen in een sappige weide. Schapen met
hun hoeder te paard (wat is er toch gebeurd met die ouderwetse
schapenhouder en zijn trouwe viervoeter?) eten van het gras,
evenals de paarden die een eindje verderop staan.
Een kudde schapen houdt het gras kort,
terwijl een hoeder vanaf een paard toekijkt. Een beetje
vreemd, dat is waar. Maar in de wereld van het Diorama
zijn wel meer vreemde zaken te zien... Dus echt opkijken
doen we hiervan niet.
|
Ondertunneld als een vindplaats van
puur goud
Tunnel in,
tunnel uit, rijden de stoomtreinen die het Diorama beweging
geven de berg op. De rit in het donker is zowat nog langer
dan die in de open lucht. De steenharde rots lijkt het
echter allemaal te verdragen alsof geen tunnel hem deren kan.
|
|
|
Verderop lopen de
alpenweides over in een diepe vallei, waarover van tijd tot tijd
treintjes rijden via een hoog stenen boogviaduct. Aan de andere
kant van die vallei, zo hoog dat het vanuit de vallei bijna niet
te zien is, ligt op een steile klip de burcht “Hoornwerk”, een
woest kasteel met eeuwenoude muren en torens.
Vanuit de smalle raampjes en schietgaten van de burcht zijn de
Alpenhotels natuurlijk te zien. Het is tegelijk een dreiging als
een veilige factor: de kasteelheer die waakt over of loert op
het kleine dorpje daar hoog in de eerste bergen van het Diorama.
|
|
Na
het bezoek aan het besneeuwde bergdorp met zijn
hotels reizen we via het dal verder op weg naar de
rest van de wereld van het Diorama. De
eerstvolgende stop op onze route is de burcht "Hoornwerk",
die hoog op de rotsen al in de verte te zien is.
Reizigers die de andere kant om reizen zijn hier,
bij de Alpenhotels, aan het einde van hun lange
reis door de sprookjeswereld van Pieck gekomen.
Hen wacht nog slechts de herinnering aan die
prachtige wereld. Of een tweede bezoek, natuurlijk.
|
|
|
|