Terug naar de Diorama-index Achtergronden -|- Tekening: Anton Pieck - Edits: Wonderlijke WC Web 2003

 

 
Ontwerp voor de donkere stad -|- Tekening: Anton Pieck 1970 - Te vinden in 't Efteling Hotel
Van sommige attracties weten we vrij aardig hoe ze ontstaan zijn. Hoe ze in de hoofden van ontwerpers als Anton Pieck, Peter Reijnders of Ton van de Ven vorm kregen, en hoe deze ideeën uiteindelijk omgevormd werden tot een concreet en uitvoerbaar ontwerp. We kunnen meekijken over de schouders van de belangrijkste betrokkenen in 1992. De ontwikkeling en bouw van Droomvlucht is immers via een prachtige documentaire aardig te volgen. Hetzelfde kon opnieuw tien jaar later, in het jubileumjaar 2002, maar nu wel iets minder prachtig, met de documentaire over PandaDroom.

Over andere attracties is veel minder bekend. Er zijn geen grootse televisiedocumentaires geweest over Fata Morgana, en ook het Lavenlaar moest genoegen nemen met weinig: veel meer dan een enkele minuten durende Klokhuis-aflevering waarin Ton wat schetsen toont van zijn Luilekkerlandje is er niet.

De situatie rond het Diorama is ongeveer eender. Een klein aantal foto’s is bekend van de bouw, en sinds de jubileumdocumentaire “50 Jaar Sprookjes in de Efteling” is er ook een heel klein beetje videomateriaal naar buiten gekomen. Maar om nu te zeggen dat het Diorama baadt in de informatie over haar verleden: nou nee. Toch een kleine beschouwing van wat vooraf ging aan het ontstaan van die prachtige attractie in die rustige hal achter het Carrouselpaleis.

In 1971 zou de Efteling haar twintigjarig bestaan vieren. Dat lijkt misschien vreemd aangezien het park pas in 2002 en niet 2001 haar gouden jubileum vierde, maar er is vooral in de vroege jaren nogal wat geschoven met het vermeende startjaar van het park. Zowel 1951 (speeltuin en theehuis), 1952 (Sprookjesbos) als 1953 (opening door de commissaris van de koningin en opening café-restaurant) werden gebruikt zoals het uitkwam om van elke grote attractie een “jubileumattractie” te maken. Zo ook het Diorama, de jubileumattractie die het tweede decennium uit de parkgeschiedenis af moest sluiten het derde feestelijk inluiden.

In 1956 kwam de Stoomcarrousel naar de Efteling, een stukje onvervalste kermisromantiek waar Anton Pieck maar wat trots op was. Achter de salon rond de Carrousel werd in 1957 een grote schuilloods gebouwd: een zeer praktisch bouwwerk in een land waar het nogal eens wil regenen. In de schuilloods kon ook gerolschaatst worden, ooit een bezigheid die onder de jeugd bijna even populair was als het SMS’en dat tegenwoordig is.

Het waterorgel dat in 1966 tegelijk met de Indische Waterlelies het attractie-assortiment kwam versterken kon, voor het zijn definitieve plek kreeg in de mooie Waterorgel-foyer, ook een aantal jaren in de schuilloods bekeken worden. Daar sproeiden en wiegden de waterstralen in de maat van de muziek verlicht in tientallen kleuren. Het toeval wil dat de schuilloods in de vroege jaren ’60 ook overwogen is als locatie voor “Fabstu”, de projectnaam voor de Indische Waterlelies. Gelukkig heeft men uiteindelijk besloten het sprookje in een geheel nieuw gebouw in het Sprookjesbos te plaatsen.

  ~ Ontwerp
 

Anton Pieck liet eind jaren ’60 zijn oog vallen op de loods als locatie voor de jubileumattractie voor 1971. Hier zou een groots “Treindiorama” moeten verreizen, als een soort driedimensionale über-Pieckprent waar tientallen mensen tegelijk van zouden kunnen genieten. Het plan kreeg, mede op basis van de goede financiële positie van het park in die periode, de goedkeuring van het stichtingsbestuur, en Anton kon aan de slag met het ontwerpen van de tientallen kastelen, stadjes, huisjes en stationnetjes.

Het zal een hele klus geweest zijn, het ontwerpen van het Diorama. Een aantal conceptschetsen is bekend. Zo zien we in de Kroniek van een Sprookje bij het jaar 1970 een tweetal overzichtschetsjes, die echter niet linea recta overgenomen zijn in het definitieve Diorama. Ook in andere publicaties vinden we wat voorstudies. Meer definitieve Pieck-ontwerpen die we zo herkennen uit de Dioramahal zijn er echter ook. De bekendste hiervan is een grote overzichtsprent van de stad met de klokkentorens (Klokkenstein) en de stad met de kermis (Pretterdam), die beide gelegen zijn aan de korte kant van het Diorama. Deze prent is onder andere in volle glorie te vinden in “Anton Pieck: zijn leven, zijn werk”.

Een aantal andere ontwerpen, die minder een “prent-karakter” hebben dan de genoemde overzichtsprent, is te vinden in het Efteling-hotel. Daar vinden we aan een wand op de begane grond onder andere hele mooie, soms zeer gedetailleerde ontwerpen van de donkere stad, de Italiaanse stad, de kastelen en het bergdorpje. Ze hangen er al jaren, en worden eigenlijk veel te vaak over het hoofd gezien. Iedere liefhebber van het Diorama en Efteling-ontwerpen in het algemeen zou ze zeker eens moeten gaan bekijken!

Als geheel kan over de ontwerpen gezegd worden dat ze voornamelijk de “bebouwde” delen van het Diorama lijken te omvatten. Wellicht dat Anton Pieck het team van uitvoerders van zijn ontwerp relatief veel vrijheid heeft gegeven in de vormgeving van het landschap om de kastelen en stadjes heen. Tegelijk weten we hoe secuur Pieck soms was bij het toezicht op de uitvoering van zijn werk, dus meer dan een aanname kunnen we niet maken over de juistheid van deze gedachte.
 

 
Suggestie voor een Romaans kasteel in het Diorama -|- Tekening: Anton Pieck 1970 - Uit: "40 jaar Efteling", een uitgave van de Anton Pieckclub 1992
suggesties voor een Romaans kasteel in het Diorama

Panoramische sfeerimpressie Diorama -|- Tekening: Anton Pieck 1970 - Uit: "Kroniek van een Sprookje" 2002
panoramische sfeerindruk "Treinendiorama"

Panoramische sfeerimpressie Diorama -|- Tekening: Anton Pieck 1970 -  Uit: "Kroniek van een Sprookje" 2002
panoramische sfeerindruk "Treinendiorama"

Ontwerp voor het bergdorpje -|- Tekening: Anton Pieck 1970 - Te vinden in 't Efteling Hotel
ontwerpschets Alpendorpje
 

   ~ Bouw
 

Ton van de Ven heeft in interviews wel eens gesproken over het feit dat een belangrijk verschil tussen hem en Anton Pieck is, dat Anton buiten zijn tekenwerk eigenlijk maar een onhandig mens was. Hij raakte nooit een boetseermesje of blok klei aan om zelf aan de slag te gaan. Bij Ton is dit anders geweest. Hij is juist binnen de Efteling begonnen met het in een ruimtelijke realiteit vormgeven van de ontwerpen van een ander. Het Diorama is zonder twijfel het magnum epos op het gebied van het uitvoerende werk dat Ton van de Ven binnen de Efteling heeft verzet. Hij stond namelijk aan het hoofd van het team dat de tientallen ontwerpen van Pieck moest omvormen in een hypergedetailleerd decor van ruim vijftig meter lang.

In de Dioramahal werd op basis van hout, piepschuim en kippengaas de ruwe vorm van het landschap gevormd. De gebouwen en steden werden niet op hun uiteindelijke locatie al gemaakt: dat gebeurde elders in units van ongeveer een vierkante meter. Het belangrijkste materiaal voor de gebouwtjes is, net als in de hoofdshow van het Spookslot, het makkelijk te bewerken piepschuim. Met raspjes, mesjes en zagen gaan de Efteling-vormgevers onder leiding van Ton hard aan de slag om de vormloze blokken om te toveren in de prachtigste bouwsels. Over het piepschuim gaat een flinterdun laagje gips, waarna het met verf in allerlei ingetogen Pieck-kleuren tot leven komt.

De verschillende delen werden in het Diorama geplaatst temidden van de bergen en zinken waterbekkens en naadloos aan elkaar gemaakt met gips en lijm. Een afwerking met modelspoormateriaal als grasvezeltjes en rendiermosstruikjes maakt het plaatje compleet. Tussen al dit moois ligt Märklin-rails op H0-schaal (1:87), waarop in de verte treintjes rijden op H0-schaal, terwijl op de voorgrond zogenaamde “Märklin-Minex” (Schaal-0-modellen op H0 rails) treintjes hun rondjes maken. Deze zijn twee keer zo groot als de treintjes op de achtergrond, waardoor een bijzondere dieptewerking ontstaat.

De trajecten in het Diorama zijn bijzonder eenvoudig: alle spoorlijnen zijn in wezen cirkeltrajecten zonder wissels. Elke trein rijdt z’n eigen route, zo hier en daar gestuurd met kleine schakelaartjes die er voor zorgen dat ze op stations even stil staan om passagiers te laten in- en uitstappen. Zodra het sein op groen springt tuffen de stoomlocomotieven rustig verder door het machtige landschap. Ze duiken in een tunnel om soms pas meters verderop weer te voorschijn te komen waardoor het exacte spoorverloop, hoewel in wezen eenvoudig, soms enige tijd nodig heeft om te doorgronden. Verdere bewegende elementen zijn aanwezig in de vorm van windmolens, automobielen, een radarboot en kabelbaantjes. De waterstroompjes in het Diorama stromen ook echt met behulp van pompjes die het water rond doen stromen. Elke modelbouwer weet dat water zich niet laat verkleinen op schaal, maar ach: het heeft wel zo z’n charme. Of al dat water goed is voor de constructie is echter maar de vraag…
 


Bovenstein in aanbouw -|- Foto: Kroniek van een Sprookje 2002    Ton bouwt aan een flink stuk Diorama (compleet met sigaret) -|- Foto: Kroniek van een Sprookje 2002
 

   ~ Opening
 

Het Diorama zou eigenlijk voor het eerst door het publiek te bewonderen moeten zijn op Witte Donderdag, de dag waarop de Efteling tot 2003 traditioneel haar poorten opende. Helaas was het Diorama op die dag nog niet af, maar op 25 mei 1971 was het dan toch zover: de kleindochter van Anton Pieck mocht het Diorama in werking stellen door op een knop te duwen. Treinen, boten, molens en autootjes zetten zich in beweging en het ademloze publik kon vanaf dat moment lang het glas schuifelen om zelf weg te dromen in die kleine wereld. In de Kroniek lezen we dat de Efteling het Diorama ook de nodige aandacht gaf in een advertentie:

Ontwerp voor de entree van het Diorama -|- Tekening: Anton Pieck 1970 -  Uit: "Kroniek van een Sprookje" 2002“Een driedimensionale miniatuurwereld vol spanning, fantasieën, en bedrijvigheid. Met uren ademloos kijkgenot. Kom dus kijken. Ook al regent het. In het Diorama van de Efteling zit u altijd droog.”

De naam van de attractie kon echt bijna niet beter gekozen zijn. Wie het woord op zoek in een fatsoenlijke encyclopedie (Bijv. Elseviers Grote Winkler Prins 9e editie) vindt namelijk:

Diorama (v. Gr. dia = doorheen, horama = wat gezien wordt), een bijzonder soort schilderijen dat door middel van verschillende kunstgrepen met kunstmatige verlichting een wisselende stemming oproept, die van daglicht tot nachtelijk duister gaat. Het betreft meestal landschappen, die op een zeer gelijkmatig geweven, doorzichtige stof aan beide zijden geschilderd zijn. Dit doek wordt in de vorm van een halve cirkel opgesteld. In 1822 door L.J.M. Daguerre uitgevonden, maakte het Diorama vooral tijdens het tweede kwart van de 19e eeuw veel opgang.

Disney-kenners zullen uit het bovenstaande misschien wat herkennen; en ja, inderdaad. De veranderende schilderijen in de corridor tussen de zich uitrekkende lift en de instapband van Phantom Manor zijn een typisch voorbeeld van de genoemde Daguerre-diorama’s.

   ~ Hoe het verder ging
 

De geschiedenis van het Diorama houdt niet op bij het moment waarop de lichtjes ontstoken werden, de speeldoos ging spelen en de treintjes begonnen te rijden. In 1984 onderging de Dioramahal namelijk een grote verandering. Waar de hal vroeger alleen via de mooie gangen aan weerszijden van de Carrousel te bereiken was, werd in dat jaar namelijk de zij-ingang aan de laan Marerijk–Pardoes Promenade in gebruik genomen. De mooie muur met in sierlijke letters “Diorama” boven de duistere entree lijkt rechtstreeks afkomstig te zijn van een tekening van Anton Pieck, maar is in wezen dus een ontwerp uit de periode waarin Ton van de Ven reeds de scepter over de afdeling Ontwerp & Ontwikkeling voerde. Na bij de bouw van het Diorama slechts de ontwerpen van zijn voorganger te hebben uitgevoerd, kon Ton nu dus toch eindelijk iets van zijn eigen hand toevoegen aan de attractie. Dat de entree naadloos aansluit bij de sfeer die Pieck al wist op te roepen is alleen maar een bewijs van de kunde die Ton ten toon wist te spreiden als het ging om het hanteren van de hand van Pieck en het zich bewegen in het korset van het Pieckeriaanse denken.

De laatste jaren begint het Diorama langzaamaan wat af te takelen. Stukjes rots laten los van hun ondergrond, lampjes zijn defect en er zijn dagen waarop er geen rijdende trein te bekennen is in de miniatuurwereld. Ook steekt telkens weer een hardnekkig sloopgerucht de kop op: de Efteling zou het Diorama liever kwijt dan rijk zijn en de directie zou al meerdere malen geldzuchtige dromen hebben gehad over een prachtige evenementenhal achter de Carrousel zonder de veel-plaats-innemende modelbaan. Dat zo’n hal zonder Diorama eigenlijk helemaal geen sfeer heeft, is iets dat hopelijk ook bij hen die erover gaan is doorgedrongen.

Met treinen-gek Lex Lemmens als beschermheer lijkt het Diorama echter jaar in jaar uit aan de sloophamer te ontkomen, en kunnen liefhebbers en hen die slechts komen schuilen in de mooiste schuilplek ter wereld genieten van allerlei onverwachte ontmoetingen met die wonderlijke wereld achter het oude glas. Een barst meer of minder doet daar weinig aan af, maar een minutieuze restauratie is voor de broodnodige continuïteit natuurlijk geen slechte keuze.
 

 

Grote overzichtsprent van de twee steden in het Diorama -|- Tekening: Anton Pieck 1971 -  Uit: "Anton Pieck, zijn leven, zijn werk"


 

 

 

© 2001 - 2003 Het Wonderlijke WC Web