Van
sommige attracties weten we vrij aardig hoe ze ontstaan
zijn. Hoe ze in de hoofden van ontwerpers als Anton Pieck,
Peter Reijnders of Ton van de Ven vorm kregen, en hoe deze
ideeën uiteindelijk omgevormd werden tot een concreet en
uitvoerbaar ontwerp. We kunnen meekijken over de schouders
van de belangrijkste betrokkenen in 1992. De ontwikkeling
en bouw van Droomvlucht is immers via een prachtige
documentaire aardig te volgen. Hetzelfde kon opnieuw tien
jaar later, in het jubileumjaar 2002, maar nu wel iets
minder prachtig, met de documentaire over PandaDroom.
Over andere attracties is veel minder bekend. Er zijn geen
grootse televisiedocumentaires geweest over Fata Morgana,
en ook het Lavenlaar moest genoegen nemen met weinig: veel
meer dan een enkele minuten durende Klokhuis-aflevering
waarin Ton wat schetsen toont van zijn Luilekkerlandje is
er niet.
De situatie rond het Diorama is ongeveer eender. Een klein
aantal foto’s is bekend van de bouw, en sinds de
jubileumdocumentaire “50 Jaar Sprookjes in de Efteling” is
er ook een heel klein beetje videomateriaal naar buiten
gekomen. Maar om nu te zeggen dat het Diorama baadt in de
informatie over haar verleden: nou nee. Toch een kleine
beschouwing van wat vooraf ging aan het ontstaan van die
prachtige attractie in die rustige hal achter het
Carrouselpaleis.
In 1971 zou de Efteling haar twintigjarig bestaan vieren.
Dat lijkt misschien vreemd aangezien het park pas in 2002
en niet 2001 haar gouden jubileum vierde, maar er is
vooral in de vroege jaren nogal wat geschoven met het
vermeende startjaar van het park. Zowel 1951 (speeltuin en
theehuis), 1952 (Sprookjesbos) als 1953 (opening door de
commissaris van de koningin en opening café-restaurant)
werden gebruikt zoals het uitkwam om van elke grote
attractie een “jubileumattractie” te maken. Zo ook het
Diorama, de jubileumattractie die het tweede decennium uit
de parkgeschiedenis af moest sluiten het derde feestelijk
inluiden.
In 1956 kwam de Stoomcarrousel naar de Efteling, een
stukje onvervalste kermisromantiek waar Anton Pieck maar
wat trots op was. Achter de salon rond de Carrousel werd
in 1957 een grote schuilloods gebouwd: een zeer praktisch
bouwwerk in een land waar het nogal eens wil regenen. In
de schuilloods kon ook gerolschaatst worden, ooit een
bezigheid die onder de jeugd bijna even populair was
als het SMS’en dat tegenwoordig is.
Het waterorgel dat in 1966 tegelijk met de Indische
Waterlelies het attractie-assortiment kwam versterken kon,
voor het zijn definitieve plek kreeg in de mooie
Waterorgel-foyer, ook een aantal jaren in de schuilloods
bekeken worden. Daar sproeiden en wiegden de waterstralen in
de maat van de muziek verlicht in tientallen kleuren. Het
toeval wil dat de schuilloods in de vroege jaren ’60 ook
overwogen is als locatie voor “Fabstu”, de projectnaam
voor de Indische Waterlelies. Gelukkig heeft men
uiteindelijk besloten het sprookje in een geheel nieuw
gebouw in het Sprookjesbos te plaatsen.
~ Ontwerp
Anton Pieck liet eind jaren ’60 zijn oog vallen op de
loods als locatie voor de jubileumattractie voor 1971.
Hier zou een groots “Treindiorama” moeten verreizen, als
een soort driedimensionale über-Pieckprent waar tientallen
mensen tegelijk van zouden kunnen genieten. Het plan
kreeg, mede op basis van de goede financiële positie van
het park in die periode, de goedkeuring van het
stichtingsbestuur, en Anton kon aan de slag met het
ontwerpen van de tientallen kastelen, stadjes, huisjes en
stationnetjes.
Het zal een hele klus geweest zijn, het ontwerpen van het
Diorama. Een aantal conceptschetsen is bekend. Zo zien we
in de Kroniek van een Sprookje bij het jaar 1970 een
tweetal overzichtschetsjes, die echter niet linea recta
overgenomen zijn in het definitieve Diorama. Ook in andere
publicaties vinden we wat voorstudies. Meer definitieve
Pieck-ontwerpen die we zo herkennen uit de Dioramahal zijn
er echter ook. De bekendste hiervan is een grote
overzichtsprent van de stad met de klokkentorens
(Klokkenstein) en de stad met de kermis (Pretterdam), die
beide gelegen zijn aan de korte kant van het Diorama.
Deze prent is onder andere in volle glorie te vinden in
“Anton Pieck: zijn leven, zijn werk”.
Een aantal andere ontwerpen, die minder een
“prent-karakter” hebben dan de genoemde overzichtsprent,
is te vinden in het Efteling-hotel. Daar vinden we aan een
wand op de begane grond onder andere hele mooie, soms zeer
gedetailleerde ontwerpen van de donkere stad, de
Italiaanse stad, de kastelen en het bergdorpje. Ze hangen
er al jaren, en worden eigenlijk veel te vaak over het
hoofd gezien. Iedere liefhebber van het Diorama en
Efteling-ontwerpen in het algemeen zou ze zeker eens
moeten gaan bekijken!
Als geheel kan over de ontwerpen gezegd worden dat ze
voornamelijk de “bebouwde” delen van het Diorama lijken te
omvatten. Wellicht dat Anton Pieck het team van
uitvoerders van zijn ontwerp relatief veel vrijheid heeft
gegeven in de vormgeving van het landschap om de kastelen
en stadjes heen. Tegelijk weten we hoe secuur Pieck soms
was bij het toezicht op de uitvoering van zijn werk, dus
meer dan een aanname kunnen we niet maken over de
juistheid van deze gedachte.
suggesties voor een Romaans kasteel in het Diorama
panoramische sfeerindruk "Treinendiorama"
panoramische sfeerindruk "Treinendiorama"
ontwerpschets Alpendorpje
|
~
Bouw
Ton van de Ven heeft in interviews wel eens gesproken over
het feit dat een belangrijk verschil tussen hem en Anton
Pieck is, dat Anton buiten zijn tekenwerk eigenlijk maar
een onhandig mens was. Hij raakte nooit een boetseermesje
of blok klei aan om zelf aan de slag te gaan. Bij Ton is
dit anders geweest. Hij is juist binnen de Efteling
begonnen met het in een ruimtelijke realiteit vormgeven
van de ontwerpen van een ander. Het Diorama is zonder
twijfel het magnum epos op het gebied van het uitvoerende
werk dat Ton van de Ven binnen de Efteling heeft verzet.
Hij stond namelijk aan het hoofd van het team dat de
tientallen ontwerpen van Pieck moest omvormen in een
hypergedetailleerd decor van ruim vijftig meter lang.
In de Dioramahal werd op basis van hout, piepschuim en
kippengaas de ruwe vorm van het landschap gevormd. De
gebouwen en steden werden niet op hun uiteindelijke
locatie al gemaakt: dat gebeurde elders in units van
ongeveer een vierkante meter. Het belangrijkste materiaal
voor de gebouwtjes is, net als in de hoofdshow van het
Spookslot, het makkelijk te bewerken piepschuim. Met
raspjes, mesjes en zagen gaan de Efteling-vormgevers onder
leiding van Ton hard aan de slag om de vormloze blokken om
te toveren in de prachtigste bouwsels. Over het piepschuim
gaat een flinterdun laagje gips, waarna het met verf in
allerlei ingetogen Pieck-kleuren tot leven komt.
De verschillende delen werden in het Diorama geplaatst temidden van de bergen en zinken waterbekkens en naadloos
aan elkaar gemaakt met gips en lijm. Een afwerking met
modelspoormateriaal als grasvezeltjes en
rendiermosstruikjes maakt het plaatje compleet. Tussen al
dit moois ligt Märklin-rails op H0-schaal (1:87), waarop
in de verte treintjes rijden op H0-schaal, terwijl op de
voorgrond zogenaamde “Märklin-Minex” (Schaal-0-modellen op
H0 rails) treintjes hun rondjes maken. Deze zijn twee keer
zo groot als de treintjes op de achtergrond, waardoor een
bijzondere dieptewerking ontstaat.
De trajecten in het Diorama zijn bijzonder eenvoudig: alle
spoorlijnen zijn in wezen cirkeltrajecten zonder wissels.
Elke trein rijdt z’n eigen route, zo hier en daar gestuurd
met kleine schakelaartjes die er voor zorgen dat ze op
stations even stil staan om passagiers te laten in- en
uitstappen. Zodra het sein op groen springt tuffen de
stoomlocomotieven rustig verder door het machtige
landschap. Ze duiken in een tunnel om soms pas meters
verderop weer te voorschijn te komen waardoor het exacte
spoorverloop, hoewel in wezen eenvoudig, soms enige tijd
nodig heeft om te doorgronden. Verdere bewegende elementen
zijn aanwezig in de vorm van windmolens, automobielen, een
radarboot en kabelbaantjes. De waterstroompjes in het
Diorama stromen ook echt met behulp van pompjes die het
water rond doen stromen. Elke modelbouwer weet dat water
zich niet laat verkleinen op schaal, maar ach: het heeft
wel zo z’n charme. Of al dat water goed is voor de
constructie is echter maar de vraag…
~
Opening
Het Diorama zou eigenlijk voor het eerst door het publiek te bewonderen
moeten zijn op Witte Donderdag, de dag
waarop de Efteling tot 2003 traditioneel haar poorten
opende. Helaas was het Diorama op die dag nog niet af,
maar op 25 mei 1971 was het dan toch zover: de
kleindochter van Anton Pieck mocht het Diorama in werking
stellen door op een knop te duwen. Treinen, boten, molens
en autootjes zetten zich in beweging en het ademloze
publik kon vanaf dat moment lang het glas schuifelen om
zelf weg te dromen in die kleine wereld. In de Kroniek
lezen we dat de Efteling het Diorama ook de nodige
aandacht gaf in een advertentie:
“Een driedimensionale
miniatuurwereld vol spanning, fantasieën, en
bedrijvigheid. Met uren ademloos kijkgenot. Kom dus
kijken. Ook al regent het. In het Diorama van de Efteling
zit u altijd droog.”
De
naam van de attractie kon echt bijna niet beter gekozen
zijn. Wie het woord op zoek in een fatsoenlijke
encyclopedie (Bijv. Elseviers Grote Winkler Prins 9e
editie) vindt namelijk:
Diorama (v. Gr. dia =
doorheen, horama = wat gezien wordt), een bijzonder
soort schilderijen dat door middel van verschillende
kunstgrepen met kunstmatige verlichting een wisselende
stemming oproept, die van daglicht tot nachtelijk duister
gaat. Het betreft meestal landschappen, die op een zeer
gelijkmatig geweven, doorzichtige stof aan beide zijden
geschilderd zijn. Dit doek wordt in de vorm van een halve
cirkel opgesteld. In 1822 door L.J.M. Daguerre
uitgevonden, maakte het Diorama vooral tijdens het tweede
kwart van de 19e eeuw veel opgang.
Disney-kenners zullen uit het bovenstaande misschien wat
herkennen; en ja, inderdaad. De veranderende schilderijen
in de corridor tussen de zich uitrekkende lift en de
instapband van Phantom Manor zijn een typisch voorbeeld
van de genoemde Daguerre-diorama’s.
~ Hoe het verder
ging
De geschiedenis van het Diorama houdt niet op bij het
moment waarop de lichtjes ontstoken werden, de speeldoos
ging spelen en de treintjes begonnen te rijden. In 1984
onderging de Dioramahal namelijk een grote verandering.
Waar de hal vroeger alleen via de mooie gangen aan
weerszijden van de Carrousel te bereiken was, werd in dat
jaar namelijk de zij-ingang aan de laan Marerijk–Pardoes
Promenade in gebruik genomen. De mooie muur met in
sierlijke letters “Diorama” boven de duistere entree lijkt
rechtstreeks afkomstig te zijn van een tekening van
Anton Pieck, maar is in wezen dus een ontwerp uit de
periode waarin Ton van de Ven reeds de scepter over de
afdeling Ontwerp & Ontwikkeling voerde. Na bij de bouw van
het Diorama slechts de ontwerpen van zijn voorganger te
hebben uitgevoerd, kon Ton nu dus toch eindelijk iets van
zijn eigen hand toevoegen aan de attractie. Dat de entree
naadloos aansluit bij de sfeer die Pieck al wist op te
roepen is alleen maar een bewijs van de kunde die Ton ten
toon wist te spreiden als het ging om het hanteren van de
hand van Pieck en het zich bewegen in het korset van het
Pieckeriaanse denken.
De laatste jaren begint het Diorama langzaamaan wat af te
takelen. Stukjes rots laten los van hun ondergrond,
lampjes zijn defect en er zijn dagen waarop er geen
rijdende trein te bekennen is in de miniatuurwereld. Ook
steekt telkens weer een hardnekkig sloopgerucht de kop op:
de Efteling zou het Diorama liever kwijt dan rijk zijn en
de directie zou al meerdere malen geldzuchtige dromen
hebben gehad over een prachtige evenementenhal achter de
Carrousel zonder de veel-plaats-innemende modelbaan. Dat
zo’n hal zonder Diorama eigenlijk helemaal geen sfeer
heeft, is iets dat hopelijk ook bij hen die erover gaan is
doorgedrongen.
Met treinen-gek Lex Lemmens als beschermheer lijkt het
Diorama echter jaar in jaar uit aan de sloophamer te
ontkomen, en kunnen liefhebbers en hen die slechts komen
schuilen in de mooiste schuilplek ter wereld genieten van
allerlei onverwachte ontmoetingen met die wonderlijke
wereld achter het oude glas. Een barst meer of minder doet
daar weinig aan af, maar een minutieuze restauratie is
voor de broodnodige continuïteit natuurlijk geen slechte
keuze.
|