|
Luimige lezers,
Ik schrijf deze brief naar het Wonderlijke WC Web,
omdat er mij iets enorm dwars zit. Zo dwars zelfs
dat ik er zowel zeer boos als intens verdrietig om
word. Wekenlang heb ik verbitterd rondgelopen met
mijn probleem en al mijn Laargenoten hebben mijn
gemopper rustig opgenomen. Sterker nog, de meeste
steunen mij in dit probleem, maar ik weet niet of
ik hier zo blij mee moet zijn. Degenen die de
huidige situatie het meest betreuren zijn juist
degenen die dit probleem veroorzaakt hebben. Zij
zitten echter maar gedeeltelijk met de brokken.
Mijn leven is sinds kort ingrijpend
veranderd.
Maar ik begrijp dat er voor u als lezer geen touw
vast te knopen is aan dit begin, dus laat ik
daarom de situatie eerst eens aan u uitleggen.
Mijn naam is LeL. Een rare naam misschien zult u
denken, maar ik ben dan ook geen mens. Ik ben
namelijk een Laaf. In mijn jeugd en eerste jaren
als volwassene woonde ik in het zeer hoge noorden
en sinds 1990 in Nederland, om precies te zijn in
de Efteling in Kaatsheuvel (door ons Laafsheuvel
genoemd). Na een barre tocht, waarover u
uitgebreid kunt horen als u in de Efteling
een bezoek brengt aan ons Loerhuys, kwamen we in
Laafsheuvel aan en kregen wij daar onze
nederzetting. Iedereen ging meteen zijn of haar
Laafse Leven weer oppakken. De Gebroeders Luim
begonnen in het Lariekoekhuys een bakkerij, de
broertjes Lal zetten hun brouwerij voort, de
broers Lektriek gingen in het Leunhuys met
elektriciteit in de weer en meester Lavi mocht
weer gaan lesgeven in een splinternieuw Leerhuys.
Oermoeder Lot kreeg een prachtig Kraamhuys om daar
de Larfjes van Lotje te tikken.
Ook ik vond gelukkig snel een nieuwe werkplek.
Omdat ik in het zeer hoge noorden uitbater van een
Lavencafé was, werd er in het Lavenlaar in
Laafsheuvel ook een café neergezet, met de
welluidende naam 'Lurk en Limoenhuys'. Hier mocht
ik, nadat de mensen vertrokken waren, de Laven
voorzien van leerlijke Lurk, Lebber en Limoen. Ook
verkocht ik een tijdlang 'Lijsjes', dit zijn
Laafse waterijsjes met de afbeelding van onze
grote Vader Laaf (u weet wel, van dat beeld in het
Loof- en Eerhuys). Wat een heerlijke tijd was dat
toen. Nadat de rust was weergekeerd en de laatste
mensen uit de Efteling vertrokken waren, begon
voor ons Laven het Lieve
Leventje. In dichte
drommen kwamen mijn Laargenoten naar het Lurk en Limoenhuys om bij te komen van een zware werkdag.
Allemaal zaten ze op vaste plekken en de
bestellingen kende ik zowat uit m'n hoofd. De
broers Lal namen uiteraard een glaasje Limoen,
want Lurk konden ze niet meer zien na
zo'n hele dag in die alcoholdampen in de
brouwerij. Meester Lavi bestelde altijd een
discreet glaasje Lurk, en Lijn, de touwslager uit
het Zweefhuys, ging niet weg zonder z'n bakkie
Lebber achterover geklokt te hebben. Tijdens die
avonden bespraken we uitgebreid de dag en keken we
gemoedelijk vooruit naar alle dingen die zouden
komen. Kortom we lummelden wat af op zo'n avond. U
had het eens moeten zien, al die Laven die laat in
de nacht lavenloos naar buiten zwalkten. We hadden
soms heel wat werk om iedereen veilig en wel thuys
te brengen, maar het ging altijd goed.
Ja inderdaad Luimige lezer, het ging altijd goed.
Tot voor kort dan. Helaas is het op een avond
verschrikkelijk mis gegaan. Het was een koude en
donkere avond. Alle Laven kwamen weer vol goede
moed naar het Lurk en Limoenhuys en het Laafse
vocht vloeide weer rijkelijk. Eigenlijk was er
niet zoveel bijzonders aan de hand, totdat de
gebroeders Luim een drankweddenschap aangingen met
Ludwig de Orgellaaf. Luimige lezers, had ik maar
geweten wat voor gevolg deze weddenschap zou
hebben, dat had ik tijdig ingegrepen, maar ik,
luilebol die ik was, deed helemaal niets.
Uiteindelijk begon het drankfestijn en het werd
steeds gezelliger. Maar het liep op een gegeven
moment ook enorm de spuygaten uit. Omdat mijn
drankvoorraad snel uitgeput was, besloten de
gebroeders Lal een paar extra vaten uit de
brouwerij te halen. De Luim broers en Ludwig
zetten het daarna nog steviger op een drinken.
Uiteindelijk eindigde de weddenschap onbeslist. Ik
begreep wel dat het de hoogste tijd was en joeg
het stel naar buiten, maar wat er toen gebeurde
ging werkelijk alle perken te buiten. De
gebroeders Luim zetten het ineens op een zingen en
alle stamgasten deden mee. Lallend trok de troep
door het Lavenlaar en het maakte hen niets uit dat
er kleine Larfjes lagen te slapen en dat ook
oermoeder Lot uit haar lichte sluimer dreigde
te worden gehaald. Tsja Luimige lezer en als het nu
nog bij dat zingen bleef? Maar nee, Ludwig meende
de feestvreugde te moeten verhogen door
vals en
afschuwelijk luid op zijn
lawaaierige lorgel te gaan spelen. Ik
ben uit pure schaamte maar naar binnen gegaan, heb
vervolgens het Lurk- en Limoenhuys afgesloten en
ben daarna met een lichte hoofdpijn naar
mijn huis
gegaan. Gelukkig heb ik wel redelijk geslapen en
heb ik zelf niet zoveel gemerkt van alles wat er
verder gebeurde. En achteraf
bezien was
er nogal wat gebeurd.
Ik merkte pas dat het serieus fout gegaan was toen
ik de volgende dag terugkeerde naar het Lurk en
Limoenhuys. Het was een prachtige lentedag en de
zon scheen al vroeg. De vogels zongen dat het een lieve
lust was. Verder was alles nog stil. De mensen
waren er nog niet, omdat de Efteling pas een paar
uur later zou gaan openen, en ik kon dus mooi nog
even het café in, voordat de bediening door de
mensen zou worden overgenomen (even voor de
duidelijkheid, mijn werktijd begon dus nadat de
mensen weg waren. De bediening tijdens de
openingsuren voor de mensen kwam voor rekening van
het Efteling-personeel).
Bij de deur van het café aangekomen merkte ik
echter tot mijn schrik dat de sleutel niet meer
paste. Verbaasd besloot ik het nog een paar keer
te proberen, maar helaas geen resultaat. Toch kwam
ik uiteindelijk binnen met behulp van Lorrenloet,
die de deur met een loper open kreeg. Eenmaal
binnen begon ik de boel een beetje schoon te
maken, terwijl ik nog eens nadacht over de avond
ervoor. Een nijdige roffel op het raam haalde me
uit mijn gedachten. Tot mijn verbazing stapte er
een mens over de drempel. Nu begreep ik er niks
meer van. Wij hadden toch met de mensen
afgesproken dat ze een uur voor opening van de
Efteling pas in het Lavenlaar zouden komen en dit
mens was een uur te vroeg. De mededeling die het
mens even later deed, zorgde ervoor dat ik begon
te trillen op mijn benen en dat ik van schrik
zowat het loodje legde.
Het mens deelde me tamelijk nors mede dat ik vanaf
heden geen uitbater meer was van het Lurk- en
Limoenhuys en dat het café vanaf dat moment niet
meer toegankelijk was voor Laven. Natuurlijk wilde
ik weten wat hier achter zat. Het mens wenkte me
mee naar buiten te komen en ineens zag ik de reden
voor zijn boosheid. De lavenloze Laven hadden die
nacht niet alleen behoorlijke herrie staan maken,
ze hadden ook een spoor van vernieling getrokken
door het Lavenlaar. Ramen waren ingegooid, het
beeld van vader Laaf had een gebroken voet,
planten waren vertrapt en het ergste van alles was
dat enkele Laven hun blaas tegen de deur van
Oermoeder Lots Kraamhuys en tegen het Leerhuys
hadden geledigd. Bij het zien van dit alles
borrelden er zowel gevoelens van schaamte als van
woede bij me op. Het is natuurlijk niet goed te
praten wat er gebeurd was, maar Luimige Lezer, het
Efteling bestuur had besloten dat ik de schuldige
was, omdat ik die gekke drankweddenschap
maar had
moeten stoppen. Nouja zeg! Alsof ik er blij mee
was! Protesteren had echter geen enkele zin, want
als die maatregel mij niet beviel, moest ik maar
een ander Lavenlaar gaan zoeken zeiden ze. Nadat
het mens vertrokken was, heb ik een uur lang met
het hoofd in mijn handen aan een tafeltje op het
buitenterras gezeten en ik zal u maar eerlijk
bekennen dat de tranen rijkelijk gevloeid hebben.
Ik was zo boos. Even later was het hele Lavenlaar
op de hoogte van wat er gebeurd was. Vele Laven
die betrokken waren bij alle vandalistische acties
kwamen hun spijt betuigen, maar helaas! Voor spijt
is het veel te laat. De Efteling-mensen zijn
onvermurwbaar, het Lurk- en Limoenhuys mag niet
meer open, niet meer voor ons althans. Voor de
mensen is het café vanaf nu alleen nog op drukke
dagen en zomeravonden open. Wij Laven mogen er dan
niet komen. Ik ben dus nu mijn baan kwijt.
Gelukkig was Lorrenloet zo vriendelijk mij een
baantje aan te bieden in het Lavelhuys. Ik werk
daar nu als een soort manusje-van-alles. U zult me
echter niet meer zien, want tijdens openingsuren
van de Efteling werk ik in een kamer die voor de
mensen niet toegankelijk is. Daar droom ik dan wel
eens van die tijd waarin ik de glazen mocht
vullen, en lekkere liflafjes mocht verkopen.
Maar dat is nu voorbij. Ik moet me hoe dan
ook in dit lot schikken, want protesten van de
andere Laven zijn tot op heden iedere keer
afgewezen door de Efteling. Ook een smeekbede aan
het adres van Mijnheer Ton, die onze
huyzen heeft
ontworpen, hielp niet, omdat Mijnheer Ton
inmiddels met pensioen is en derhalve geen
maatregelen meer mag nemen.
Het Leven van een Laaf gaat niet over
Lelies!
Misschien
echter dat ooit mijn straf wordt opgeheven en
dat ik het café weer kan runnen zoals vroeger, wie
weet gebeurt dat nog eens, want ja! Met
het huidige Efteling-bestuur,
is alles mogelijk!
Met de meest melancholische groeten,
|