Aan de stichting Kabouters in Nood.
Beste Kabouter Efteling,
Laat ons beginnen met toe te geven dat wij twee
nooit goed samen door een deur hebben gekund. Er
hebben zich in het verleden incidenten
voorgedaan die onze relatie bepaald geen goed
hebben gedaan. Zo is er het nog altijd niet
opgehelderde mysterie rondom die keer dat jullie
in het kabouterdorp dat wilde zwijn aan het
roosteren waren, wat toen plotseling van het
spit verdwenen was net toen het gaar zou zijn.
Dit was natuurlijk het werk van mij en van die
andere Boze Wolf, die van Roodkapje. Ziedaar, ik
heb het na al die jaren eerlijk opgebiecht.
Hetzelfde geldt voor die streek bij de ingang
van die Driejaarlijkse Conventie van Kabouters,
Sprookjesfiguren en Andere Mythische Wezens,
waarbij ‘iemand’ getracht had de Geitjes en
Roodkapje in dat vangnet te ontvoeren. Hoewel we
op het moment in kwestie de onschuld zelve
speelden, zaten wij ook hier natuurlijk achter.
Het was overigens natuurlijk slechts bedoeld als
een onschuldig spelletje, dat had u wel gesnapt.
En waarschijnlijk dat u allang uw verdenkingen
had tegenover ons. Ik wilde echter omwille van
mijn geloofwaardigheid en oprechtheid graag open
kaart met u spelen.
En er is een goede reden waarom ik zo plotseling
mijn kaarten op tafel leg. Want mij en die
anderen zit iets behoorlijk dwars. Met ‘die
anderen’ bedoel ik natuurlijk die oude club waar
iedereen graag met een grote boog omheen loopt,
met daarin onder andere de Heksen van Hans en
Grietje, Raponsje en de Indische Waterlelies, de
Waard van de Herberg, de Onverlaat, de Wolf van
Roodkapje, Repelsteeltje, de Chinese Dood, de
Dertiende Fee en niet te vergeten
ondergetekende.
U en de rest zien ons graag als slecht, boos en
kwaadaardig. Dat is uw goed recht, hoewel we
zelf vinden dat onze signalen constant incorrect
geïnterpreteerd worden en dat wij toch echt
verkeerd begrepen zijn. Ikzelf bijvoorbeeld heb
in principe niets kwaads in de zin. Doch hoewel
ik het liefst mijn zorgvuldig opgebouwde
reputatie van een keurige heer hoog placht te
houden, kan ik toch tegelijkertijd de
aanwezigheid van mijn dierlijke impulsen niet
ontkennen. Ik kan enkel proberen ze in toom te
houden.
Het is helaas onmogelijk gebleken om mijn
primitieve afkomst volledig te onderdrukken. En
zo blijf ik mijzelf maar plagen door me daar dag
in dag uit voor die deur bij de geitjes in de
verleiding te brengen. Iedere dag hopend dat de
deur goed op slot is en tegelijkertijd stiekem
hopend dat moeder geit de deur per abuis een
keer vergeten is te sluiten. Zolang hij gesloten
is hoef ik echter niet die onmogelijke keuze te
maken daadwerkelijk naar binnen te gaan. Dus
probeer ik telkens weer de deur te openen om
vooral mijn impulsen te verzadigen en niet omdat
ik echt naar binnen wil. Aan de andere kant, als
de geitjes die deur eens zouden openen zouden ze
kunnen zien hoe innemend ik zijn kan. Heel
innemend.
Ach, dat eeuwigdurende innerlijke conflict. Was
er maar een manier om er vanaf te komen.
Beter misschien om terug te gaan naar
het onderwerp van mijn schrijven. Het gaat
ons namelijk om het
volgende.
Want hoe we ook van
gedachten mogen verschillen, we zitten
allemaal in
hetzelfde schuitje. Goed of slecht,
prinses of heks of kabouter
of geit of wolf, we
worden als het zo door gaat geen van allen
meer serieus
genomen. Maar wat,
zult u zich misschien afvragen, is er dan
toch aan de hand?
Het probleem
is op te sommen met slechts drie woorden:
“Sprookjesboom
de Musical”.
We zijn allemaal bekend
met die
bespottelijke amateurvoorstelling die daar in het theater achter de
Indische Waterlelies wordt opgevoerd. Wat
is
dat toch een belachelijk slechte vertoning
met een hoop kabaal en wat zullen we toch
allemaal blij zijn wanneer dat hoofdstuk
voorgoed kan worden afgesloten. Ik geloof
niet dat iemand in ons bos een traan zou
laten wanneer die beschamende mislukking
beëindigd zou worden. |
Maar nu komt het. Want
recentelijk vingen mijn immer gespitste oren op
dat deze show niet de enige is. Er is er
namelijk nog een. In dat theater aan de rand van
het park. Maar daar houdt het niet op, het wordt
nog erger. Nog veel erger. Want men heeft de
oude voorstelling getransformeerd en opgeblazen
naar een nog veel grootser en grotesker zang- en
dans spektakel met opnieuw een ergerlijk slap
verhaal, met lelijke decors, voorspelbare
choreografie en oorverdovend slechte liederen.
En die Sprookjesboom. Wat een onsterfelijk
belachelijk verzinsel. Hoe fantasieloos. Hoe
triest. Maar wel veruit het allerergste aspect
is het volgende: in de voorstelling worden weer
eens een aantal van ons, goed en slecht, met
behulp van die lelijke slappe lappenpoppen te
schande gezet.
De ongelukkigen komen er van wat ik hoor nog
belabberder vanaf dan ooit tevoren. En opnieuw
ben ik tot mijn grote woede weer een van die
ongelukkigen. Ze hebben daar een soort van
half-kwaadaardige clown van mij gemaakt. Is dit
soms hoe men mijn karakter interpreteert? Is dit
hoe men omgaat met de reputatie van een heer van
mijn status? De beschrijving van de hele
idioterie, die mij door een sympathisant van ons
in de poten is gedrukt, refereert naar
ondergetekende als ‘Wolf’. Ik mag graag bedenken
dat men mij toch vooral kent als ‘De Grote
Boze’, maar kennelijk is dat hoe men mij liever
ziet. Of ik overigens zo groot ben weet ik niet,
maar boos ben ik nu zeker. Met dergelijke
strapatsen wekt men bij kinderen de indruk dat
ze kunnen gaan en staan in het Sprookjesbos waar
ze willen en dat er nergens gevaar is, iets wat
natuurlijk allerminst het geval is.
Maar luistert u, want het wordt nog erger. Want
recentelijk is bekend gemaakt dat dit
theaterspel ‘wegens succes’ tot oktober
geprolongeerd zal worden. Mocht men ooit
inderdaad besluiten mijn maag met veldkeien te
vullen en mij in die put of vijver te gooien,
dan denk ik niet dat ik veel slechter af zou
zijn dan ik nu ben. Nog meer bezoekers krijgen
hierdoor de kans te zien hoe wij toch zo
ongelukkig te kijk worden gezet. Het is om gek
van te worden. De kinderachtige voorstelling is
luidruchtig, ongeïnspireerd, onaangenaam en
gewoonweg niet acceptabel. De verantwoordelijken
lijken zich geenszins te beseffen wie ze
eigenlijk voor de voeten en poten en klauwen
lopen. Het is daarom dat ik u schrijf, Kabouter
Efteling.
Want wij zien “Sprookjesboom de Musical” als een
aanfluiting, een intimidatie en een grote
belediging aan ons adres. Deze infantiele
vertoning kan slechts tot doel hebben zowel ons,
ons imago, als ook onze grimmige achtergronden
de vernieling in te helpen. Ik verkeerde onder
de indruk dat wij ons als sprookjesfiguren in
Kaatsheuvel verzameld hadden om na al die jaren
van vergetelheid en rondzwerven eindelijk weer
eens ergens serieus te worden genomen. Misschien
hebben wij ons hierin grondig vergist. Nu blijkt
maar weer eens dat we zelfs in een vertrouwde
leefomgeving als deze niet veilig zijn voor
uitbuiting, commerciële exploitatie en
belachelijk makerij. Ja, zo zijn de mensen.
Onze vraag is derhalve wat voor stappen
Kabouters in Nood van plan is tegen deze schanddaad
te gaan ondernemen?
Tot slot
dan nog een waarschuwing: Wanneer
men levensgevaarlijke
draken,
sluwe heksen en
bloeddorstige
roofdieren zo openlijk
en absoluut beledigt,
moet
men rekening
houden met mogelijke consequenties.
De
verantwoordelijken
voor
deze miskleum
doen er verstandig aan
voortaan goed op hun stappen te
letten in het Sprookjesbos.
Zelf weet
ik
dat ik behoorlijk
mijn best zal moeten
doen om mij te bedwingen als
ik hen zie, want
eerlijk gezegd lust ik ze rauw; met huid en
haar. En dat is bepaald niet zo
kinderachtig. |
P.S. Excuses voor al die witte strepen, maar ik
heb vanochtend per ongeluk een grote hoeveelheid
bloem over mijn poten geknoeid. Onhandige kluns
dat ik ben.
|