Een welgemeend vriendelijke groet aan u allen!
Ook voor mij is de tijd daar gekomen een brief te
zenden naar uw onder Efteling-bewoners zo immens
populaire brievenrubriek. Als meest prominente
fluitspeler in het park zie ik het als mijn plicht
om hier een duit in het steeds voller rakende
zakje te doen. De hoogste tijd is het, om mijn
onvrede te uiten over een aantal zaken, die mij na
aan het hart liggen. Maar vooraleer ik begin, wilt
u mij graag bij voorbaat excuseren voor de
onderbrekingen die in deze brief zitten. Mijn
tijdschema laat slechts korte pauzes toe in een
van mijn twee uit massief beton opgetrokken torens.
Mijn gele tulpjes schreeuwen om aandacht.
|
Als er iemand te klagen heeft
over de vele veranderingen in de parel van de
Loonsche en Drunensche Duinen, dan ben ik het wel.
Ik, die anno tweeduizend-en-vier alweer een
zesenveertig jaar zo trouw en gedienstig op en
neer pendel, een luttele vier meter boven de
grond. Ik, destijds de grootste aanvulling op het
park sinds het geopend was. Ik, die jarenlang heer
en meester was over het vele prachtige
natuurschoon dat mijn oosterse stulp omringde. Ik,
die thans moet leven temidden van een om aandacht
schreeuwend en overgekleurd pallet van lelijke
sprookjes. Ik, voor wie het weer eens de hoogste
tijd is mijn rode tulpen te gaan befluiten.
|
De competitie met de sedert
1986 nabijgelegen oosterse stad is altijd te
verwaarlozen geweest. Gemakkelijk is het eerder,
dat ik er af en toe heen kan vliegen om snel een
boodschap te doen. Nee, daar zit hem de last niet.
Die zit namelijk meteen over de drempel van mijn
mooie witte paleisje. Daar rechts, waar eens de
Eftelingse tuindienst onder mijn toeziend oog
nestelde. Daar in het midden, waar eens een
prachtig sierlijk pad mij direct met de rest van
het bos verbond. Daar links, waar eens de siertuin
lag. Die schitterende oase van bloemen in de meest
fraaie kleuren die je ooit gezien had. Een
waardige aanvulling op mijn arsenaal van rode en
gele tulpen… alhoewel… ik geloof dat de gele wel
weer een fluitbeurt kunnen gebruiken.
|
Een of andere onverlaat heeft
enkele jaren geleden besloten dat het een goed
idee zou zijn om de laatste onbebouwde sectie van
het Sprookjesbos op te offeren aan alles wat de
heer
Pieck verboden heeft. De reus van Klein Duimpje
slijt als verloren broer van Kloontje, Dan, Toen,
Ooit en Nu al slapend zijn dagen naast buurman
Repelsteeltje die men na een mislukte facelift in
zijn gezicht, met lelijke littekens als gevolg,
hier maar een plaatsje heeft gegeven. Meeste pijn
krijgen mijn ogen echter nog altijd van wat in
negenennegentig links van mij is verrezen. Waar
de heer Reijnders met zijn gebruikelijke eenvoud met
één muurtje kon volstaan, had de immer uitbundige
Van de Ven een heel paleis met daar nog eens
bovenop een volledig misplaatst blauw dak nodig om
het sprookje van de Chinese Nachtegaal te kunnen
vertellen. Zelfs de grootsten maken wel eens een
uitglijder, zullen we maar zeggen. Mogelijk wilde
hij met blauw mijn pallet van gele en … dadelijk
ook rode bloemen aanvullen.
|
De plastic kers op de
kunststof taart wordt echter gevormd door de bijna
dagelijks terugkerende traktatie die ik krijg
voorgeschoteld van theater van de aller,
alleronderste plank. In het sprookjestheater aan
de zuidzijde van de Indische Waterlelies wordt
entertainment gepresenteerd dat zelfs een
Valkenier-beambte het schaamrood op de kaken zou
bezorgen. Het theater kenmerkt zich door
verfoeilijk slecht toneelspel en een ijzingwekkend
valse zang, die door het hele Sprookjesbos en
omstreken trommelvliezen doet springen. Ja, het is
zelfs zo verschrikkelijk, dat ik mij onmogelijk
voor kan stellen op wat voor manier het naar het
Spookslot verbannen bliksemkanon voor de
Trollenkoning ooit voor nóg meer overlast kon
zorgen. Ik moet tijdens de shows mijn longen eruit
blazen om mijn rode en gele tulpjes van de
verwelkingsdood te redden. En alsof het al niet
erg genoeg is trekt de show in het hart van het
park als een magneet het grootste uitschot dat het
Efteling-fandom ooit gekend heeft naar zich toe. Ik
erger mij zo dat ik er groen maar vooral geel van
zie. Ach, als die arme tulpjes dat nou ook toch
eens wat meer deden…
|
Werd ons, beste lezer, al de
Siertuin en de rust afgenomen, het gaat nog steeds
van kwaad tot erger en nog erger. Want recentelijk
werd begonnen met de bouw van alwéér zo’n
exorbitant sprookjeskasteel waarop niemand zit te
wachten. Om aandacht op deze nieuwste aanwinst te
vestigen is de vanaf mijn opening altijd aanwezige
verbindingsweg tussen het Herautenplein en mijn
Brabantse Taj Mahal gewoon dichtgegooid. Wie nu
nog tot bij mij wil komen, moet eerst langs de clown
van Klein Duimpje, Vanessasteeltje en die
katholiek correcte troela met haar stinklucifers
slalommen, om in plaats van een schitterend
aanzicht van voren, nog slechts getrakteerd te
worden op een schamel zijaanzichtje, terwijl aan
de rechterkant het felblauwe dak van China’s
Twietvogeltje alweer lokt. Maar excuseer, want ik
word zelf even gelokt door mijn rode tulpen.
|
Deze niet aflatende
verminking en degradatie van het eens zo mooie en
rustgevende bos moet een halt worden toegeroepen.
Het zou de directie sieren als ze voor de
afwisseling eens een keer wat intact zou laten, in
plaats van alles tot in den treure te willen
perfectioneren en uitbouwen en zo de wieg van het
park tot aan de rand toe vol te stoppen. Het geld
dat over zal blijven kan geïnvesteerd worden in
nieuwe attracties. Mochten zij in dat beleid niet
vertrouwen, dan raad ik hen aan eens naar de jaren
tachtig te kijken, toen eenzelfde strategie ieder
jaar weer leidde tot een explosieve toename van
het aantal bezoekers. Tot slot nog even over
mijzelf: mij gaan ze er niet onder krijgen. Ik ga
gewoon door met mijn harde werk, zoals de heer Pieck
en de heer Reijnders mij dat hebben toevertrouwd.
Laten we hopen dat iedereen in het park zo een
groot plichtsbesef heeft. Maar als u mij nu wilt
excuseren, want ik geloof dat de gele tulpen om
een magische fluitbeurt vragen.
Sanai Gath!
|