Was het u reeds
bekend dat...
...er zeven geitenkinderen
zijn, maar slechts vijf bedjes in
de slaapkamer?
...in het oorspronkelijke ontwerp
van Pieck het de bedoeling was dat
bezoekers om het complete huisje heen konden lopen? Nu
voert het pad langs Moeder Geit en de voorkant van het huis,
waardoor enkele leuke details (waaronder de put) achter het
huis wat moeilijker te zien zijn.
...wie houdt van het speuren naar kleine beestjes zijn geluk
niet op kan bij ‘De Zeven Geitjes’? Hier zijn namelijk
behalve een kamer vol spelende muisjes ook nog spiedende
oogjes onder moeders bed, een neerdalende spin en een
opduikend eekhoorntje te ontdekken. |
Dat had die boze wolf natuurlijk gezien en zodra Moeder Geit
de hoek om was, rende hij naar het huisje van de geitjes en
klopte op de deur. "Wie is daar?" vroegen de geitjes. De
wolf antwoordde: "Ik ben het, jullie moeder, en ik heb
allerlei lekkere dingen voor jullie meegebracht van de
markt. Doe maar gauw de deur open." Maar de geitjes hoorden
aan zijn zware stem dat hij hun moeder niet was. Daarop trok
de wolf naar een imker, stal een pot honing en slokte die in
één hap naar binnen, waardoor zijn stem helemaal zacht werd.
Voor de tweede keer trok de wolf naar het huisje van de
zeven geitjes, maar ook dit keer mocht ie er niet in. Onder
de deur door zagen de geitjes namelijk zijn zwarte poten
staan. "Je bent onze moeder helemaal niet, boze wolf,"
riepen de geitjes, "onze moeder heeft witte poten!"
De
wolf trok daarop naar de bakker en stak zijn poten in een
zak meel, zodat die helemaal wit werden. Voor de derde keer
klopte hij bij de geitjes aan. Dit keer werd hij wel
binnengelaten, waarop hij alle geitjes in één slok naar
binnen werkte. Alle geitjes, behalve één, want het jongste
geitenkind had zich in de grote grootmoederklok weten te
verbergen en toen Moeder Geit thuis kwam en zag wat er was
gebeurd, vertelde dat geitje haar alles.
Moeder Geit trok samen met het geitje naar de waterput, waar
de wolf lag te snurken. Zij sneed z'n buik open en haalde de
geitjes uit zijn buik tevoorschijn. Daarna vulden ze zijn
buik met zware rotsblokken, zodat ie, toen ie even later
wakker werd en wat wou drinken, in de put viel en verdronk.
En Moeder Geit en de zeven geitjes? Die leefden nog lang en
gelukkig...
De oorsprong
van het sprookje
"Der Wolf und die sieben jungen Geisslein" is het vijfde
sprookje uit de "Kinder- und Hausmärchen" van de gebroeders
Grimm. Het is één van de vele honderden Europese sprookjes
waarin de wolf als slechterik optreedt (het meest bekende
voorbeeld hiervan is wellicht ‘Roodkapje’). Het sprookje
kent ontelbaar veel variaties. De wolf is soms een weerwolf,
een beer, een vos, een draak, een heks of een menseneter. De
geitjes zijn soms mensenkinderen en het zevende geitje
verschuilt zich niet altijd in de klok, maar soms ook in de
oven.
De oudste versies van het sprookje treffen we aan bij de
Romeinse fabeldichter Romulus (400 na Christus) en in de
oud-Franse Esopet van Marie de France uit de twaalfde eeuw.
In al die sprookjes slaagt de wolf er echter niet om binnen
te komen en eindigt het verhaal met de les dat je "vreemden
beter niet binnenlaat" zonder dat dit daadwerkelijk
gebeurde. Rond 1800 gaat de deur voor het eerst open, weet
de wolf de geitjes op te eten (behalve één) en worden de
geitenkinderen uit de buik van de wolf verlost door Moeder
Geit en vervangen door stenen. Dit laatste is ook de manier
waarop de jager in ‘Roodkapje’ korte metten maakt met de
wolf. De gebroeders Grimm "leenden" dit slot oorspronkelijk
uit dit sprookje en voegden het toe aan dat van ‘Roodkapje’,
dat vroeger gewoon eindigde met de dood van het meisje.
Het sprookje van ‘De Wolf en de Zeven Geitjes’ toont flink
wat verwantschappen met een in Engeland en Amerika
erg populair wolvensprookje, "De Wolf en de Drie Biggetjes".
Het is een duidelijk kindersprookje, waarin ― net als in
‘Roodkapje’, ‘Hans en Grietje’ en ‘Klein Duimpje’ ― kinderen
(of in dit geval meer specifieker: geitenkinderen) de
hoofdrol spelen. In Nederland en Vlaanderen is het verhaal
maar enkele keren in de mondelinge traditie opgetekend; het
sprookje heeft zijn populariteit in de Lage Landen vooral te
danken aan het feit dat het een graag geziene gast is in
allerlei sprookjesverzamelingen voor kinderen.
Het sprookje in
de Efteling
Hoewel het sprookje al op het eerste album met
Efteling-sprookjes te vinden is (CNR 100.388-2), was het 't
allerlaatste sprookje dat door Anton Pieck zelf aan het
Sprookjesbos werd toegevoegd, in 1973, twee jaren voor hij
zijn werk in de Efteling zou toevertrouwen aan Ton van de
Ven. In al die tijd is het sprookje weinig veranderd, maar
dat hoefde ook niet: ondanks het feit dat de techniek niet
meer van de nieuwste is, is het nog steeds één van de
mooiste sprookjes van het hele Sprookjesbos.
Het
huisje is een schitterende Anton-Pieckcreatie: door grote
ramen kun je naar binnen kijken in de speelkamer en de
woonkamer van het geitenhuis, dat aan de buitenkant prachtig
gedecoreerd is met het beeld van een geitje in een nis dat
een schild met de afbeelding van een raap vasthoudt; de
meest rechtse steunpilaar van de overkapping is bovendien
versierd met het norse gezicht van een oude man (of is het
een verre voorvader van de Trollenkoning?). De speelkamer,
waarin je ― geheel in de stijl van Pieck ― weer een heleboel
muizen kunt tellen, werd toegevoegd in 1975. In de woonkamer
zitten zes geitjes rond een ronde tafel te ganzenborden (met
een echt Efteling-ganzenbord ontworpen door Pieck dat
vroeger in het park te koop was en in de loop van de jaren
regelmatig van lay-out is gewisseld), en eentje zit alvast
klaar in de klok. Qua inrichting heeft het interieur van dit
huisje heel wat mee van het interieur van het huisje van de
grootmoeder van Roodkapje. Let vooral op de prachtige
wandklok met daarop drie kabouterhoofden waarvan de ogen
langzaam heen en weer gaan. In één van de hoeken hangt een
grote spin. Sinds oktober 2000 bewegen twee glinsterende
oogjes onder het bed van Moeder Geit en duikt van achter het
rechtse zijdak op geregelde tijdstippen een eekhoorntje op.
Buiten het huisje staat aan de deur de boze wolf snode
plannen te smeden en nog voor je aan het huisje komt, zie je
ook Moeder Geit die met twee boodschappenmanden naar de
markt trekt. Ook de put, waarin de wolf zal verdrinken, vind
je buiten.
Bijzonder aardig zijn ook de Winter-Efteling-decoraties die
dit sprookje tijdens de openingsdagen van december en
januari doorgaans krijgt. Dan verdwijnt in het geitenhuis
het eeuwige ganzenbord van tafel om plaats te maken voor een
enorme worteltaart. Naast de taart is dan vaak een kan op
tafel te vinden met erop het raapwapenschild van de geitjes.
In de speelkamer maken de muizen er een dolle sneeuwpret
van.
Het sprookje vind je in het Sprookjesbos tussen Draak
Lichtgeraakt en het huisje van de heks van ‘Hans en
Grietje’. Het verhaal wordt er niet verteld, maar wie 't wil
nalezen voorzien van Piecks originele tekeningen voor het
Sprookjebos, vindt het terug in het Efteling-sprookjesboek
van Martine Bijl. Het was bovendien ook het eerste sprookje
van de Sprookjesshow 1998-2001. Het sprookje kreeg eveneens
een plek op de tweede CD van de nieuwe serie
luistersprookjes van ReDi Entertainment. |