Was het u reeds
bekend dat...
...de rook die uit de schoorsteen
van het huisje komt, een latere toevoeging is?
...niemand weet, niemand weet, hoe de creatief medewerker
die dit tekstje inzong heet?
|
De
eerste nacht wordt de molenaarsdochter opgesloten in een
kleine kamer vol met stro. Huilend valt het meisje in een
hoekje in slaap, want van stro goud spinnen, dat kan
natuurlijk niemand. Of toch bijna niemand, want ineens, bij
een donderslag en een bliksemflits, verschijnt een klein
mannetje dat beweert het wel te kunnen, maar hij doet het
niet gratis. De molenaarsdochter geeft hem de halsketting
van haar moeder. Daarop slaat de dwerg aan het spinnen en
wanneer 's ochtends de zon haar eerste stralen over de
horizon uitstrooit, heeft hij alle stro in de kamer tot
gouddraad gesponnen.
De koning is heel gelukkig en voor de tweede nacht sluit hij
de molenaarsdochter op, weliswaar in een grotere kamer dit
keer. Ook nu weer verschijnt in het holst van de nacht de
dwerg. In ruil voor de ring van haar grootmoeder, verandert
de dwerg alle stro in goud.
Voor de laatste keer wordt het meisje nu in een kamer
opgesloten, die deze keer nog groter is dan de vorige.
Opnieuw verschijnt het mannetje, maar omdat de
molenaarsdochter geen andere juwelen meer heeft om de dwerg
te betalen, moet ze hem beloven haar eerste kind af te
staan. Ten einde raad gaat ze op zijn voorstel in. Wanneer
de volgende ochtend de koning al het goud in de kamer ziet,
biedt hij het meisje zijn hand aan.
Wanneer een jaar later het eerste kind van de koning en de
koningin wordt geboren, krijgt de koningin bezoek van het
mannetje dat haar drie nachten lang heeft geholpen met het
spinnen van goud. Hij herinnert haar aan de belofte, maar
zij wil hem het kind niet afstaan. Het mannetje doet een
voorstel. Als ze binnen de zeven dagen zijn naam kan raden,
mag ze het kind houden. Anders wordt het kind het zijne.
De koningin zendt al haar dienaren uit om lijsten op te
stellen met de vreemdste namen. Elke avond komt de dwerg op
bezoek, maar nooit weet de koningin de naam te raden. Tot
één van haar dienaren, verdwaald in het bos, bij het huisje
van een kleine dwerg komt die voortdurend staat te zingen:
"Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet."
Op de zevende dag arriveert het mannetje met een mandje om
het kind mee te nemen bij het paleis. De koningin probeert
eerst een boel andere namen uit, maar die blijken allemaal
fout te zijn. Wanneer ze echter de naam ‘Repelsteeltje’
probeert, wordt de dwerg zo kwaad dat hij zichzelf van woede
doormidden scheurt. En de koningin, de koning en hun kind
leven nog lang en gelukkig.
De oorsprong
van het sprookje
Het sprookje van ‘Repelsteeltje’ werd door de gebroeders
Grimm opgetekend in hun "Kinder- und Hausmärchen" onder de
titel "Rumpelstilzchen". Hun versie verwierven ze in 1808 in
Kassel. De naam Rumpelstilzchen is een verbastering van de
naam van het Duiste volksspel "Rumpele Stilt". De originele
versie van Grimm verschilt echter nogal sterk van de versie
zoals we die nu kennen. In de versie van Grimm kan een
meisje alleen maar gouddraad uit vlas spinnen. Een mannetje
helpt haar, in ruil voor de belofte van het eerste kind en
al het goud dat ze maar kan spinnen in zeven dagen, aan een
prins. Als zij zijn naam weet te raden, vliegt hij weg op
een pollepel.
Het motief van het raden van de naam is door Puccini groots
uitgewerkt in zijn opera Turandot. De gebroeders Grimm
gebruikten voor hun versie (met het meisje dat alleen
gouddraad kan spinnen) een motief dat gebaseerd is op een
vroeger gebruikelijke huwelijkstest in landelijke gebieden;
een echtgenote moest in staat zijn te spinnen omdat het
maken van kleding één van haar belangrijkste taken in huis
was.
Het type van het duivelsprookje (want dat is wat
Repelsteeltje is, een incarnatie van de duivel) is wijd
verspreid in Europa. In Engeland is Repelsteeltje bekend
als Tom Tit Tot en in Frankrijk als Ricolin Ridon. In de
verhaaltraditie van Nederland staat hij bekend onder namen
als Oegemantsje en Heideskyn, in Vlaanderen als
Kwispelsteertje, Fuifelaar en Haantje-Taantje. Het sprookje
vond ook zijn weg over de Atlantische Oceaan onder de wat
conventionelere naam Rumpelstiltskin.
Het sprookje in
de Efteling
Het is eigenlijk verbazingwekkend dat het tot 1998 heeft
moeten duren vooraleer het sprookje van ‘Repelsteeltje’ een
plaats vond in de Efteling. Alhoewel Anton Pieck in de jaren
zestig enkele schetsen bij het sprookje van ‘Repelsteeltje’
maakte voor een sprookjesboek met sprookjes van Grimm,
maakte Ton van de Ven voor de uitvoering van ‘Repelsteeltje’
in het Sprookjebos heel eigen tekeningen.
Samen met ‘Klein Duimpje’ werd ‘Repelsteeltje’ toegevoegd
aan het Sprookjesbos in 1998. Hiervoor werd de "officiële"
Sprookjesbosroute licht aangepast: achter ‘De Indische
Waterlelies’ werd een pad gemaakt dat het achterste gedeelte
van de Siertuin doorkruiste. Via de reus van ‘Klein Duimpje’
kom je bij het huisje van Repelsteeltje terecht. In het
huisje, dat opgetrokken is tussen de wortels van een
afgehakte boom, staat een beweeglijke animatronic van
Repelsteeltje, die voortdurend het wijsje "Niemand weet,
niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet" zingt. Buiten,
aan de deur van het huisje, staat de dienaar van de koningin
Repelsteeltje af te luisteren. De dienaar van de koningin
is een pneumatische robot die heel vlot beweegt. Hij beweegt
zijn hoofd naar de deur toe en wanneer hij de naam van
Repelsteeltje heeft gehoord, knikt hij begrijpend met het
hoofd. In het park wordt het sprookje van ‘Repelsteeltje’
niet verteld. Het enige wat te horen is, is het wijsje van
Repelsteeltje (ingesproken/gezongen door een creatief
medewerker) dat door twee speakers achter de luikjes naast
het venster wordt afgespeeld.
De inrichting van het huisje, met een vleermuis aan de
dakspanten, dierenschedels op de planken en allerlei flesjes
met mysterieuze en vervaarlijk uitziende drankjes her en
der, geeft het een en ander weg rond de eigenlijke gedaante
van het mannetje. Het sprookje is middels een
infrarooddetector alleen actief wanneer er bezoekers voor
het huisje staan. Op rustige dagen is het dus heel wel
mogelijk dat Repelsteeltje plots begint te giechelen
wanneer je in de buurt komt.
Niemand weet, niemand weet,
Dat ik Repelsteeltje heet
|
Het sprookje komt niet voor in het sprookjesboek van de
Efteling, maar in 1970 werd het wel opgenomen voor het
tweede album met luistersprookjes van de Efteling (CNR
100.389-2). De versie van de Efteling eindigt wel minder
wreed dan de versie die hierboven werd samengevat. Wanneer
de koningin zijn naam weet te raden, reageert
Repelsteeltje zo teleurgesteld dat zij hem uitnodigt om af
en toe op het paleis naar het kindje te komen kijken. Een
opname van het originele Repelsteeltje-rijmpje kun je
terugvinden op "Efteling-CD 2". ReDi Entertainment bracht
het sprookje voor de Efteling ook, als een heel nieuw
luistersprookje, uit op CD 2 van “Efteling-sprookjes”. Het
sprookje is eveneens te vinden op de eerste DVD met
afleveringen van de TV-serie “Sprookjes”. Als decor heeft
men onder andere gebruik gemaakt van het carrouselpaleis als
troonzaal van de koning, en het huisje van de grootmoeder
van Roodkapje als huisje van Repelsteeltje. |