Was het u reeds
bekend dat...
...de prinsen tot aan 1984 altijd
in hun blaashouding stonden? Ze hielden hun klaroenen steeds
omhoog en draaiden als Slimme Toon de klok luidde alleen
naar de klok toe. Toen de herauten door Ton van de Ven
werden vernieuwd, werd ook het mechanisme toegevoegd waarmee
ze hun rechterarm omhoog kunnen bewegen. Al oogt dit een
stuk mooier, helaas kwam wel het verhaal dat verteld wordt
door Peter Reijnders in de knoei. Daarin wordt namelijk
verteld dat de prinsen “stokstijf” moesten blijven staan,
“met de trompet aan hun mond”.
...hoewel er maar zes prinsen zijn
in het sprookje van 'De Magische
Klok' en dat deze volgens het
verhaal dat Peter Reijnders op het Herautenplein vertelt als
"zes ridders te paard" op de klok staan afgebeeld, er niet
zes maar acht ruitertjes om de klokkentoren heen rijden? |
Op
een dag, nadat de tovenaar bijna drie jaar aan de klok had
gewerkt, klopte er een dwergachtig ventje aan bij zijn
toren. Slimme Toon heette het mannetje, en hij bood zich aan
als eerlijke hardwerkende knecht. De tovenaar, die wel een
hulpje kon gebruiken, besloot Toon een kans te geven. Het
ventje werkte hard voor zijn kost en inwoning, maar eerlijk
was hij niet. Wanneer de tovenaar weg was, bestudeerde hij
de geheime documenten en boeken van de tovenaar, en zo
leerde hij ook, hoe de magische klok in elkaar zat.
Niet veel later was de klok klaar. De zes koningszonen
zouden hem, tegen betaling van drie zakken goud, op komen
halen. Alleen, ze hadden helemaal geen drie zakken goud.
IJdel als ze waren hadden ze verwacht dat hun vader, de
koning, wel de klok zou willen betalen, maar dat viel tegen.
Tegen de tovenaar zeiden ze dat deze vast ook wel voor één
zak goud de klok zou willen leveren. Die was nu immers toch
klaar. De tovenaar werd hierop razend, en vertrok
onmiddellijk om een andere koper voor de magische klok te
zoeken.
Slimme Toon greep hierop zijn kans als oneerlijke knecht, en
bood de koningszonen zijn hulp aan. Voor slechts één zak
goud, zou hij de klok wel in elkaar zetten. Hij wist immers
ook best hoe dat moest. Samen met de koningszonen haalde hij
de klok uit de werkplaats van de tovenaar, en zette deze in
elkaar in de toren van het kasteel. Hij riep de koningszonen
op te blazen op hun trompetten, en toen de muziek weerklonk,
begonnen de wijzers te lopen en de ruitertjes te rijden.
Maar de bel, de bel deed het niet. Slimme Toon was de klepel
vergeten.
Hij snelde terug naar de werkplaats van zijn meester, om die
alsnog te halen. Onderweg terug naar het kasteel werd hij
echter gezien door de tovenaar, die het maar vreemd vond dat
Slimme Toon niet braaf zijn toren en werkplaats in het bos
aan het bewaken was. Hij volgde het ventje naar het kasteel
en daar zag de machtige oude man al snel wat er gaande was.
De tovenaar werd zo boos om de diefstal en het bedrog, dat
hij de sterkste toverspreuk prevelde die hij kende. De
koningszonen versteenden, en Slimme Toon zette hij vast bij
de bel op het dak van de klok. Ieder kwartier moeten de
versteende koningszonen blazen op hun trompetten, en ieder
kwartier moet Slimme Toon de bel luiden. En zo is het nu
nóg.
De oorsprong
van het sprookje
‘De Magische Klok’ is een typisch voorbeeld van een verhaal
dat de Efteling zelf bedacht heeft bij een mooi oud
Sprookjesbos-tafereel van Peter Reijnders en Anton Pieck.
Het is echter het enige sprookje van dit type dat zo
prominent aanwezig is in het bos; het verhaal wordt immers
zelfs verteld bij de Magische Klok. Hierdoor is het ook niet
in de vergetelheid geraakt, in tegenstelling tot ‘Het
Bruidskleed van Genoveva’, ‘De Tuinman en de Fakir’ en ‘Het
Stoute Prinsesje’.
De eerste editie van het huidige verhaal uit het bos duikt
op in ‘Het Efteling-sprookjesboek’ van Truus Sparla. Anton
Pieck illustreerde het met een fraaie tekening van de
tovenaar in zijn werkplaats. Ook in ‘Het Sprookje van de
Efteling’, van Bob Venmans uit 1962 is de tekst te vinden.
Ouder is het minisprookje dat in 1953 gepubliceerd werd in
een parkbrochure. Dit sprookje is wel totaal anders, en
luidt:
“Heel lang geleden had een vader zes zonen, die allemaal wel
vriendelijk en hartelijk waren, maar één gebrek hadden: ze
kwamen altijd en overal te laat. In dat land woonde ook een
knappe klokkenmaker, en hem liet de vader een prachtige klok
maken om op de muur van zijn kasteel te zetten. Hij gaf zijn
zoons elk een trompet, en nu moesten ze telkens vóór de klok
sloeg op hun trompetten blazen; dan waren ze zeker op tijd.
Eventjes vonden de jongens dat wel leuk, maar na korte tijd
was de pret er af, en kwamen ze weer steeds te laat. Toen
werd de vader zó boos, dat hij een oude tovenaar riep, en ze
een tijdje in beelden liet veranderen en ze zo dwong steeds
op tijd te zijn en zelfs de tijd mee aan te geven. Toen ze
weer gewoon waren, kwamen ze nooit meer te laat.”
Martine Bijl nam ‘De Magische Klok’ niet op in haar
sprookjesbundel die nu nog te koop is onder de naam
‘Sprookjes van de Efteling’. Gelukkig horen generaties
kinderen het nog wel elke dag op het Herautenplein.
Het sprookje in
de Efteling
De Magische Klok is zonder veel moeite te beschouwen als het
centrale punt van het Sprookjesbos, en is te vinden op een
van de meest rustieke plekjes van het park. Wat is er nu
fijner dan op een zwoele zomeravond op een bankje bij de
koningszonen te genieten van het klaterende water van de
Kikkerkoning, terwijl op de achtergrond vogels zingen en
Peter Reijnders onverstoorbaar zijn versprekingen maakt?
Het sprookje is, wanneer we de hele kasteelmuur van het
plein bij het tafereel rekenen, één van de grootste van het
bos, wellicht alleen verslagen door de Indische Waterlelies.
Ieder kwartier draaien de herauten zich naar de klok,
weerklinkt het trompetsignaal (het begin van de Capriccio
Italien van Tsjaikovski), beginnen de ruitertjes te rijden
en slaat de bel (maar niet het aantal uren).
Al in 1952 werd de Magische Klok geopend als één van de tien
oorspronkelijke sprookjes van het bos, en veel is er
sindsdien niet veranderd aan het uiterlijk. Natuurlijk kon
Ton van de Ven, toen hij eenmaal creatief directeur was, ook
niet van dit sprookje afblijven en dus ontwierp hij voor
1984 nieuwe herauten (met bewegende arm), maar daar bleef
het qua zichtbare aanpassingen wel bij. De vertelling van
Peter Reijnders werd vermoedelijk in de jaren zestig
toegevoegd, samen met dat van ‘De Zes Dienaren’. In 1995
werd dit smakelijk ingesproken verhaal wat ingekort, zodat
het precies twee keer in een kwartier past. Sindsdien loopt
het ook mooi synchroon met de cyclus van de herauten.
De achtergrondmuziek van de Magische Klok is het rustig
voortkabbelende ‘By the Sleepy Lagoon’ van Eric Coates. Het
werd geschreven in 1930, en vanaf 1948 tot nu gebruikt als
herkenningsmelodie van het BBC-radioprogramma ‘Desert Island
Discs’. Zeer waarschijnlijk kwam Reijnders zo ook in
aanraking met de vijf minuten durende ultratrage wals. Het
park heeft op wat oudere CD’s en cassettebandjes nogal eens
beweerd dat de muziek van de Magische Klok een compositie
van Ketèlbey is, maar dit klopt dus niet.
In de beginjaren van de Efteling had Peter Reijnders
overigens zijn “knutselhok” in het kleine kamertje onder de
Magische Klok (te bereiken via de achterkant). Vanaf hier
werden ook alle sprookjes in het bos aangestuurd.
Tegenwoordig is dit niet langer meer het geval. Een leuk
detail bij de Prinsenpoort is de grote raaf die in een kooi
aan de poort gevangen zit. Een soort bewaker van dit domein
van ultieme nostalgie.
‘De Magische Klok’ is samen met een ander Efteling-specifiek
sprookje, ‘De Tuinman en de Fakir’ opgenomen op de zesde
langspeler van de oude luistersprookjesreeks. In dit
sprookje is ook het trompetsalvo te horen. De complete
vertelling door Peter Reijnders, inclusief Coates’
achtergrondmuziek, is te vinden op ‘Efteling CD 2’. ReDi Entertainment produceerde het sprookje ook als hoorspel voor de vierde CD van de nieuwe luistersprookjesreeks. |