Was het u reeds
bekend dat...
...het kabouterhuisje met het
waterrad (waar de immer ijverige wassende kabouterdame
woont) eind november 2000 vrijwel compleet werd vervangen?
Het oude paddenstoelendak bleef wel behouden. Wie het huisje
zorgvuldig vergelijkt met oudere foto’s kan duidelijke
verschillen ontdekken.
...de partituur van de
muziekkabouter niet het menuet van Bach betreft dat uit de
paddenstoelen klinkt?
...de bel op het grote
kabouterhuis met de slapende kabouters van tijd tot tijd
klingelt?
...op dat zelfde kabouterhuis een schoorsteenpijp is
bevestigd die in opdracht van Anton Pieck ―om redenen van
authenticiteit― flink vol deuken moest worden geslagen? Maar
dat wie het schoorsteentje tegenwoordig bekijkt er met
moeite drie minuscule deuken in kan ontdekken? Mari van
Heumen, die de deuken moest aanbrengen, vond het wellicht
toch wat sonde van zo’n mooi schoorsteentje.
...het exterieur van de twee kabouterhuisjes die onder
leiding van Ton van de Ven zijn uitgevoerd ook getekend zijn
door Anton Pieck? Het kabouterhuis met het wasvrouwtje was
overigens oorspronkelijk gedacht tussen het grote
kabouterhuis en de holle boom.
...buiten de
bewoners van het Sprookjesbos er nog veel meer kabouters in
de Efteling zijn te vinden? Op de dakjes van de Holle Bolle
Gijs naast ‘In den Hoorn des Overvloeds’ en Geeuwende Gijs
aan het Carrouselplein zijn baardloze kabouters te vinden
die roepen om wat “papier hier”. Ook boven de plattegrond
naast de EHBO is een kabouter te vinden. |
Het woord
kabouter komt van het Middel-Nederlandse “cobout”, dat
“huisgeest” betekent. Een precieze vertaling naar het Engels
is lastig te geven, hoewel “gnome” het dichtst bij lijkt te
komen. De eigenschappen en eigenaardigheden die aan de
kabouter en aanverwanten worden toegeschreven verschillen
nogal van streek tot streek, waardoor ze afwisselend in een
kwaad en goed daglicht staan. In veel vertellingen echter,
zijn kabouters weinig zichtbare wezens die de armen en
behoeftigen helpen. Maar al te bekend zijn de verhalen
waarin ze hulp bieden aan hen die met onmogelijke opdrachten
worden opgezadeld, door ’s nachts bergen werk te verzetten.
Schoenen maken, koren malen, manden vlechten: ze lijken het
allemaal te kunnen.
In de “Kinder- und Hausmärchen” van de gebroeders Grimm is
een aantal sprookjes opgenomen waarin kabouters een rol
spelen. De kabouter uit “Het Aardmannetje” is een nogal
driftig en onaangenaam exemplaar, maar “De Drie Mannetjes in
het Bos” houden er een Vrouw Holle-achtig
rechtvaardigheidsbesef op na. Het vlijtige meisje dat zonder
morren hun stoepje veegt belonen ze met een mond vol gouden
dukaten. Veel kleine valse ventjes uit de sprookjes van
Grimm zijn overigens geen kabouters, maar eerder demonen of
personificaties van de duivel. ‘Repelsteeltje’ uit het
gelijknamige sprookje is hier een schoolvoorbeeld van.
In de literatuur zijn vooral illustrator Rien Poortvliet en
co-auteur Wil Huygen de laatste decennia van enorme invloed
geweest op het beeld dat men in de Nederlanden van de
kabouter heeft. Hun welhaast wetenschappelijke fictie over
een superieure kaboutermaatschappij, levend in harmonie met
de natuur, vind nog altijd gretig aftrek en leverde als
spin-off zelfs een populaire tekenfilmserie, “David de
Kabouter”, op.
Bij het kabouterdorp zoals het wordt uitgebeeld in de
Efteling wordt geen verhaal verteld. Wel schreef Martine
Bijl in haar “Sprookjes van de Efteling” een sprookje rond
de kabouters van het Sprookjesbos, met de titel “De Gouden
Stemvork”.
Het sprookje in
de Efteling
Tegelijk met de opening van het Sprookjesbos in 1952, werd
de kabouter in de Efteling geïntroduceerd. De
Efteling-kabouter, ook wel “Kleine Boodschap” genoemd, werd
tot de komst van Pardoes als beeldmerk gevoerd op allerlei
drukwerk en werd opgenomen op het Efteling-wapenschild, dat
als schilddragers eveneens twee kabouters heeft. Kleine
Boodschap is een wat vreemde kabouter, aangezien hij
baardloos is en een betrekkelijk jeugdige uitstraling heeft.
Hier moeten ouders stillestaan
Kinderen mogen verder gaan
|
Het eerste element van het Kabouterdorp dat op de
Sprookjesbos-route direct na ‘Doornroosje’ is te vinden,
opende samen met het bos in 1952. Het paddenstoelenparcours
met het legendarische rijmpje ― Hier moeten ouders stille
staan, kinderen mogen verder gaan ― was direct razend
populair bij kinderen. Een aantal eenvoudige
doorloop-paddenstoelen, wat kabouterkleding aan een
waslijntje, kleine tafeltjes en krukjes: de middelen waren
lang zo indrukwekkend niet als de populariteit van de
“attractie” deed vermoeden.
Voor 1972 ontwierp Pieck het grote kabouterhuis rechts van
de hoofdroute. Een fraai bouwsel dat het midden houdt tussen
een paddenstoel en een pittoresk Pieck-huisje, behuist een
al even fraai tafereel waarin een groep kabouters in alle
rust geniet van het leven. Doorgezakte ruwe balken in het
plafond, oude kronieken op een kromme boekenplank en een
antieke potkachel: het interieur schreeuwt haar
Efteling-gehalte welhaast uit. Het kabouterhuis was het
eerste sprookjestafereel in het park waar de nu door velen
als “typisch Eftelings” beschouwde rustieke speeldoosmuziek
weerklonk. Ook doken de Pieck-muisjes hier voor het eerst
op.
Het Kabouterdorp werd in 1974, ook naar een ontwerp van
Anton Pieck, uitgebreid met de holle boom waarin de
klavecimbel spelende kabouter een plaats kreeg. Vanaf dat
moment was ook “duidelijk” waar het geluid uit de muzikale
paddenstoelen nu eigenlijk vandaan komt.
Ton van de Ven nam de volgende expansie van het dorpje, die
plaats vond in 1980, voor zijn rekening. Zijn ontwerpen ―
gemaakt “in het korset van het Pieckeriaande denken” met een
“geleende hand” ― passen zo naadloos in de door Pieck
gestarte kabouterwereld, dat het bijna onmogelijk is om
stijlverschillen te ontdekken. Ton ontwierp het tafereel met
de schrijvende kabouter, en tekende eveneens het kleine
huisje met het kabouterechtpaar. Een waterstroompje dat
onder andere het waterrad van dit gebouwtje aandrijft,
maakte het landschap van het Kabouterdorp in 1980 compleet.
Tussen de boeken over paddenstoelen, sprookjes en
geneeskrachtige kruiden die rond de schrijvende kabouter te
zien zijn, is een interessant schrijfsel te vinden. Op een
boek lezen we de titel “O+O” van de schrijver T. Vendervan;
uiteraard een verwijzing naar het Ontwerp en
Ontwikkelingswerk van Ton van de Ven. De kleding aan het
waslijntje bij het immer ijverige kaboutervrouwtje was bij
opening, naar verluidt, kleding van de kinderen van
Efteling-animatronicspecialist Mari van Heumen.
Doordat het Kabouterdorp meer een samenraapsel van
sfeervolle tafereeltjes rond de Pieck-variant van het
mytische wezen “de kabouter” is, dan een écht sprookje, is
het niet zo vreemd dat het niet opgenomen is in recente
sprookjesuitingen als de TV-serie “Sprookjes” of de
luistersprookjes van ReDi Entertainment. Des te bijzonder is
het dat de oude serie luistersprookjes een keur aan verhalen
bevat die zijdelings met het Kabouterdorp te maken hebben.
Langspeler nummer zeven bevat het hoorspel “Het
Kabouterhuisje”, terwijl op nummer acht “De Kabouterboom” is
opgenomen. In de hoorspelen van album negen, Spoken op de
Efteling, figureren ook een aantal kabouters.
Het boek “Anton Pieck en de Wonderbaarlijke Geschiedenis van
de Efteling”, dat Martine Bijl in 1982 schreef ter
gelegenheid van het dertigjarig bestaan van het park, geeft
de hoofdrol van het verhaal aan kabouter Efteling. Anton
Pieck tekende voor deze uitgave een hele reeks nieuwe
kabouterillustraties.
En nou niet schreeuwen kleine apen
Laat mij nu eens rustig slapen
|
|